| |
Het Nederlandsch in de Hoogeschool
door R. Wybauw
‘Docteur spécial’ der Brusselsche Vrije Universiteit.
Ofschoon Germania een tijdschrift is, bijzonder aan letterkunde en staatkunde gewijd, toch denk ik dat het hoofddoel der Vlaamsche beweging niet kan bereikt worden, indien de wetenschap haren steun aan de vaderlandsche begrippen niet verleent, en zoo geloof ik dat ook eene studie van eenen dokter in de geneeskunde hier ter plaats zijn kan. De wetenschappelijke inrichtingen, namelijk, oefenen eenen grooten invloed op de gedachten en gewoonten der hoogere standen der bevolking uit, omdat aldaar alle advocaten, ingenieurs, geneesheeren, leeraars gevormd worden en in het geheele latere leven dragen de vroegere leerlingen den stempel der colleges welke zij bijgewoond hebben.
Onlangs schreef Burgemeester Buls zijne schoone brieven aan de Liberté over het nut eener Nederlandsche Hooge- | |
| |
school in België; zijne beschouwingen waren vooral van staatkundigen aard: hij wees op de kloof die gevormd werd tusschen de hoogere en lagere standen der maatschappij, zoodat de eerste schijnen tot een ander volk te behooren en deze kloof vindt hare oorzaak in het verschil van taal gedurende de onderwijsjaren.
Gegrond zijn zijne beschouwingen, maar daar wensch ik nu niet op terug te komen, ik wil mij inzonderheid tot het gedeelte van de vraag beperken, met welk ik het best bekend ben, en onderzoeken of werkelijk eene verandering van taal voor den Vlaamschen student eene nuttige uitwerking zou hebben of niet.
De mogelijkheid, ja de onontbeerlijkheid van dezen maatregel kwam mij zeer duidelijk voor, toen ik, gedurende eene reis in Zwitserland, twee congressen in Bern bijwoonde, het eerste getiteld ‘Schweizerischer Aerztetag’, het tweede ‘Jahresversammlung der Schweizerischen Naturforscher’. Alle vergaderingen hadden in de twee ja drie talen plaats. Was de voorzitter van den dag een Duitsch-Zwitser, zoo voerde hij de zitting in het Duitsch, was het een Fransch-Zwitser, zoo was het in het Fransch. Ieder hield zijne voordracht in de moedertaal, óf Fransch, óf Duitsch, want het Italiaansch gedeelte van het land, het kanton Tessino, is te weinig bevolkt om eene eigene universiteit en een eigen wetenschappelijk leven te bezitten; maar gedurende het feestmaal, waar het hart der bondgenooten zich in vaderlandlievende geestdrift lucht gaf, daar kwam ook een Tessinees in eene vurige Italiaansche rede hulde ‘alla Patria Svizzera’ brengen. Deze goede gemeenschap, deze vrijheid, deze wederzijdsche achting vooral trof mij, en ik dacht na, hoe verwijderd wij in ons tweetalig land er van zijn, dat in een geneeskundig congres een rede in het Nederlandsch met eerbied aangehoord worde!
En toch, is dat onmogelijk? Is het Nederlandsch voor de wetenschap niet snedig genoeg, kunnen alle begrippen niet even duidelijk in onze taal als in eene andere, de Fransche
| |
| |
b.v. uitgedrukt worden? O ja; mijns inziens zelfs is het Nederlandsch veel oorspronkelijker dan het Duitsch en woorden gelijk ‘Chirurgie, Medecin’, gebruiken wij niet, of zelden. Onze boeken bevatten veel minder uitheemsche woorden dan de Hoogduitsche, en dat is waarschijnlijk daaraan te wijten dat het onderwijs in de oudere talen in Duitschland nog veel grondiger is dan in onze streken, wat m.i. geen voordeel is. Ik weet wel dat sommige schrijvers in Noordnederlandsche tijdschriften gaarne vreemde uitdrukkingen gebruiken, en het nu ‘chic’ vinden een Hoogduitsch, een Fransch of een Engelsch woord aan te wenden of te verhollandschen, en ik herinner mij hoe de redactie van het Nederlandsch Tijdschrift voor Geneeskunde dit gebrek in eene zeer lezenswaarde mededeeling berispte. Maar deze uitzondering bewijst niets tegen het gezegde. Neen, gebrek aan woorden is er niet, en wij zijn niet verplicht gelijk de Romaansche talen, onze woorden aan het Grieksch te ontleenen wanneer wij er een nieuw noodig hebben.
De taal is te weinig verspreid, zegt men. Dat is de hoofdreden naar het schijnt, en deze reden verdient een nader onderzoek. Er bestaan nu op de wereld vier Universiteiten waar de Geneeskunde in het Nederlandsch wordt ‘gedoceerd’: Leiden, Amsterdam, Utrecht, Groningen. De lezer zal het mij vergeven dat ik de andere wetenschappen terzijde laat. Dat heeft twee redenen: de eerste, omdat ik met de toestanden minder bekend ben, de tweede, omdat de Geneeskundige faculteiten diegene zijn, welke de meeste studenten tellen.
Welnu, op eene Hoogeschool moet men wel onderscheiden tusschen het onderwijs en den zelfstandigen arbeid der onderzoekers, hetgeen zoo wel gescheiden is in de Duitsche ‘Instituten’. Ik zal later tot het onderwijs zelf terugkeeren, en voor het oogenblik het eigenlijke laboratoriumleven beschouwen.
Het is zeer belangrijk dat men deze onderscheiding tusschen publicatie en onderwijs niet uit het oog verlieze, en dat men
| |
| |
enkel tracht zich op denzelfden voet te stellen als alle andere landen die eene andere taal bezitten dan de drie ‘Wereldtalen’ in Europa. Wij moeten steeds in het oog houden dat wij voor ons volk maatregelen moeten nemen en zijn nationaal wezen versterken.
Laat ons nu nazien, of de Belgische student uit een Nederlandsch hooger onderwijs nut zou trekken. Op het oogenblik althans hier te Brussel, wordt door de studenten de Duitsche Wetenschap als iets zeer grootsch, zeer eerbiedwaardigs aangezien, maar waaraan zij geen deel kunnen (of willen) nemen. Hoe dikwijls heb ik onze jongere doctoren er over hooren klagen dat zij geene Germaansche taal kenden. ‘Si au moins je savais le flamand, je saurais apprendre facilement l'allemand!’ Geen week gaat voorbij of ik hoor een van mijne confraters dat woord uiten.
Tot nu zijn onze blikken naar Frankrijk gericht. De Fransche tijdschriften zijn hier zeer verspreid, meer dan de Belgische zelfs. De jonge arts houdt zich liever op de hoogte van de Fransche klinieken, dan van de Belgische omdat hij in 't geheim veronderstelt dat wij toch den grooten zoogenaamden broêr naapen. Hoe eenzijdig zijn vele in hunne oordeelen ook! De Fransche wetenschap is belangrijk, dat wil ik niet in twijfel trekken, maar hoeveel ernstiger, hoeveel dieper, hoe veelzijdiger is de Germaansche! En wij konden ze beide kennen, in Duitschland gelijk in Frankrijk, alles lezen wat ons nuttig zou zijn, indien wij wilden, en wij laten de gelegenheid voorbij gaan zonder er gebruik van te maken.
Ik heb de Hollandsche universiteiten bezocht en ook menige Duitsche; ik vond altijd, dat, verre van zich afgezonderd te gevoelen, de Hollandsche artsen en studenten beter dan de Duitsche, beter dan de onze, in de vreemde wetenschappen te huis zijn.
Onder de gebruikelijke leerboeken zijn de eene Duitsche, andere Fransche, andere Nederlandsche en geene vertalingen zijn hier van noode. Indien wij ook een hooger onderwijs hadden in het Nederlandsch, zouden wij natuurlijk de kennis
| |
| |
van de Fransche wetenschap behouden, zij is te nabij en te belangrijk om ze niet te kennen, maar wij zouden vooral de anderen naderbijtreden, een zeer groot voordeel voorwaar.
Het is wenschelijk dat alle geleerden de onderzoekingen, die nieuwe feiten ter algemeene kennis bijbrengen, in ééne en dezelfde taal openbaren. Dit is vooral nuttig omdat de meeste van deze werken, van zeer eigen inhoud zijn, en misschien door twee of drie personen worden gelezen in een land gelijk België. In de internationale congressen wordt Fransch, Engelsch en Duitsch gesproken, dat is natuurlijk en billijk. Men kan toch niet vergen dat iedere geleerde twaalf talen leere daaronder Russisch, Hongaarsch en Boheemsch? Dus denk ik dat indien er ooit eene Nederlandsche Hoogeschool bij ons wordt gegrond, de werken die in hare klinieken, laboratoriën zullen het licht zien, misschien niet enkel in het Nederlandsch uit zullen komen, maar dat kan niet als argument tegen de stichting van Nederlandsche colleges worden gebruikt, omdat hetzelfde bestaat in alle andere landen behalve Duitschland, Engeland en Frankrijk. Zweden, Denen, Nooren, Russen, Grieken, Hongaren, Czechen, Italianen, Nederlanders handelen ook zoo: zij laten gewoonlijk de voorloopige mededeeling in een plaatselijk tijdschrift verschijnen, en de arbeid zelf verschijnt in het een of ander, gewoonlijk Duitsch, archief. Hetzelfde doen nu zelfs reeds Belgen die wenschen in de Duitsche wetenschap bekend te worden. En toch, al deze volkeren zouden het openbaar hooger onderwijs niet in eene vreemde taal willen invoeren: het nationaal gevoel bij de Zweden b.v. is zeer ontwikkeld. Indien de noodzakelijkheid de wetenschappelijke werken in het buitenland bekend te maken een bezwaar was tegen de oprichting eener Nederlandsche Hoogeschool, ja, dan zouden om dezelfde redenen, alle Nederlanders, Zweden, enz. enz. het hooger onderwijs in eene zoogenaamde ‘Wereldtaal’ laten geven. Daarin hebben zij, schijnt het, in het geheel geen zin, tot nu toe. ‘De taal is gansch het volk’ zegde mij een Amsterdammer
hoog- | |
| |
leeraar, die zeer met onze beweging is ingenomen, maar ook denkt dat de oorspronkelijke publicaties lichter in het Duitsch of het Fransch bekend zullen worden. Maar dat het onderwijs de vorming zelve van den jongen advokaat of medicus in eene vreemde taal geschiede, dat ziet men slechts in Russisch Polen, Hongaarsch Rumenië of..... Vlaamsch België. Deze toestand bestond ook vroeger bij andere volkeren, maar zij konden het niet dulden en de Polen te Krakau, de Czechen te Praag hebben eene nationale hoogeschool gesticht.
Ofschoon het Nederlandsch door minder menschen gesproken wordt dan het Fransch, geloof ik dat het onderwijs in de Nederlandsche universiteiten ten minste op het zelfde peil staat als het tegenwoordig Belgische en veel minder eenzijdig is: hun student is een wereldburger, de onze niet.
Ik heb in deze korte beschouwingen geheel de vraag van de vaderlands- en taalliefde terzijde gelaten. Mijn doel was het niet ze te bespreken; andere medewerkers van dit maandschrift zijn beter meester van hunne pen en zullen dit thema beter ontwikkelen dan ik het zou kunnen doen; mijn doel was enkel aan te toonen dat er geene bezwaren tegen het oprichten eener Vlaamsch-Nederlandsche Hoogeschool bestaan, dat er in tegendeel een groot aantal redenen vóór die inrichting pleiten, en het feit, dat de geleerden er meer prijs op stellen hunne nieuwe technische onderzoekingen in eene vreemde taal te schrijven, niets met deze zaak te maken heeft. Dat het eene of het andere artikel welk misschien in 't geheel door 30 personen wordt gelezen, in eene vreemde taal verschijnt, doet niets ter zake. Het doel is, dat degene die hoogere studiën doen, door deze studiën niet van hun volk gescheiden worden en de taal van hun volk leeren minachten, neen, wij moeten er vast aan houden, dat er in ons land in het Nederlandsch geneesheeren, rechtsgeleerden, ingenieurs en andere geleerden gevormd worden.
Dit doel zullen wij bereiken; telkens een volk eene dergelijke beweging in 't leven riep is het er in geslaagd: zoo zal het ook gaan met de Vlamingen!
|
|