| |
Richard Wagner
✠ 13 Februari 1883.
Ich liebte glühend meine hohe Braut,
seit ich zum Denken, Fühlen bin erwacht...
Ich liebte schmerzlich meine hohe Braut,
da ich sie tief erniedrigt sah,
schmählich mishandelt, grau'nvoll entstellt,
geschmäht, entehrt, geschändet und verhöhnt.
Ha, wie ihr Anblick meinen Zorn entbrannte!
Ha, wie ihr Jammer Kraft gab meiner Liebe!
Mein Leben weihte ich einzig nur ihr,
ihr meine Jugend, meine Manneskraft:
ja, sehen wollt' ich sie, die hohe Braut,
gekrönt als Königin der Welt!
Richard Wagner. - Rienzi.
R.W. - Parsifal.
| |
I
pralend in blinkende pracht
| |
| |
juichend bonzende borst -
in zijn zalig zwijmende ziel,
te leven in liefde voor Haar,
het zwellen des zwoegenden boezems?
lokt u 't wapperend licht:
| |
| |
't smijdige zvveerd der bevrijding!
Zwenk het verrukt in 't ronde!
Zwaai het verheugd en begeesterd
Voort door het ziedende vuur!
door 't vloeiende, vlijmende
Dwars door 't barnende bosch
Ha! wat een reuzige wonne
in het hijgend harte van Siegfried!
hoe zwaait hij verheugd het omhoog!
van vreemde banden en boeien,
| |
| |
den levenden lach der liefde.
uit den stikkend-nijpenden nood
in zijn zalig zwijmende ziel,
te leven in liefde voor Haar,
Wonderend, - stom, - verbaasd,
heerlijk glanzende hemel -
glijdt in mijn bevenden boezem,
| |
| |
| |
in pegelend peinzen verloren,
met den waasmenden gloor der begeestring?
Genius, was u, daarboven,
de brandende braamboschberg
't verontweerdigingsrood?
en aarzelt een angstgemompel
De dorre, naakte ontgoochling!
aanbidders van 't valsche!
slinger uw bevende toortse!
't gebrijzelde vee voort!
| |
| |
Gij, wiens oog aanschouwde
ach! wat hebt gij te doen
En het rijst en het rijst,
dat hij beeldt in zijn hoofd voor Haar,
van alles omluisterend licht ...
| |
| |
zijgt van de zuchtende lippen
't zoolang gewenschte woord:
‘Voleind is mijn eeuwige werk, -
Als in droom ik hem droeg,
en mijn kracht hem verkreeg,
heerlijk heerschende burg!’
En het glanst in gestroom
het hoogaltaar diens tempels, -
naar 't beeld der eeuwig aanbedene,
| |
III
Op, trompettengeschetter!
Open, gij poorten des tempels!
| |
| |
langs alle des Heeren straten
buigen het huldigend hoofd
Luid! kondig het hoogambt!
wellende wierookwalmen ...
den heiligen Graal onthuld!
| |
| |
in wachtenden weemoed, --
in den vloed vervloeid, vernietigd
verbleekt, vergaan en vergeten,
in dien éenigen, eeuwigen blik
uwer uitverkoorne, de Kunst,
en heerscht in zeegnende zege
op het hoogaltaar diens tempels!
In der levende tempelgewelven
| |
| |
neemt ze aan, mijne ziel,
des hoogsten heiles wonder ...
in der wonne bedwelming verloren,
gloeit in den glans van zijn oog,
rilt in zijn reikende armen,
barst uit de bevende borst.
En hij voelt op 't voorhoofd
in het rein etherische rijk,
| |
| |
den stroomenden herte zijns volks
ontvoerde strijdend de held:
Bevrijdinge hem, den bevrijder!
Oostende, Februari 1883.
Dr Eugeen van Oye.
|
|