De Gemeenschap. Jaargang 3
(1927)– [tijdschrift] Gemeenschap, De– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd
[pagina 305]
| |
Temidden van leeuwenGa naar voetnoot1)Op springende dartele paarden waren ze het dorp ingeruiterd, zó van de ranch - weken lang hadden ze niets gezien dan zon en prairie, runderen bij duizenden en een karig zeldzaam mens. Daar waren ze: aan de sprong en 't gesteiger van hun rossen was het te zien: ze kwamen om 's wat anders dan eenzaamheid en koeien; het ging om 'n pretje. Het enigst dat in het hele dorp van belang leek te zijn was de bar, hij stond er als hun kerk en hun orgel en ze stevenden er dadelik op af. Ze zetten hun paarden met de neuzen boven de ringen van het houten hoge trottoir en kwamen met de borst vooruit bij de blinkende nikkelen toonbank waarachter de barman in wit gesteven jasje met glimlach en welkom een fles voor hen neerzette en glazen en ze brachten de borrels bij een gezicht dat er zon-gebrand uitzag als hout waar de prairiebrand langs is gestreken. Ze hadden ook een prairievuurtje meegemaakt! Alec Delaporte, de postman, was met z'n ezel van 'n poney langs het pad gekomen met de vrijdagse post en de lomperd had een pijp of 'n sigaret aangestoken en z'n lucifer even achteloos weggeworpen als 'n knolletje een hoop paardevijgen. Die lucifer had het dorre gras aangestoken. Zij, de drie boys van de Kwart-cirkel-ranch, hadde de rook van het vuurtje bijtijds gezien en het met hun zadel-dekens tegen de wind in uitgeslagen terwijl het aan de andere kant, voor de wind, doodliep op het uitgereden wagenslag. Het was een vuurtje van niets geweest - een kleine jongen had het kunnen uitwateren - maar, nietwaar? je weet nooit de ernst van 'n vonk en zij tilden het deze dag zwaar: wat had er niet kunnen gebeuren? Ze waren spoorslags, zo midden uit de prairie en de zon, naar het dorp gereden. Alec Delaporte na, en plantten zich voor de bar als breed-geborste helden en Alec, die de post-mail aan z'n vrouw had overgegeven, stond bij de drie vuur-bedwingers uit wier ogen deze dag donkere onrustige ragende schoorsteenvegers leken te springen, en bestelde een glas whisky voor de mannen van deze brandweer en nog een glas. Het prairie-vuur dat hij door zijn lompigheid aangestoken had moest op zijn kosten geblust .... of hun namen waren geen Mike en Pete en Jack, ze hadden er dorst van gekregen, geen kwaaier werk in de wereld dan vuur uitslaan op een lauwe dag midden in de zomer! Ze zetten met z'n vijven - de postmeester, de barman, de drie cow- | |
[pagina 306]
| |
boys - de ruimte om hen heen vol rumoer en gerinkel, terwijl buiten de drie paarden al staartzwiepend stonden te wachten tot het genoeg zou zijn. Als ze een flesch whisky hadden verorberd en een sigaar er bij gerookt begonnen ze te denken aan wat anders. De warmte van de dag en de hitte van alkohol zoemden door hun hoofden - de drie boys voelden zich sterk en tot nieuwe dingen in staat: iets moest er beuren op deze zonnige stille stofloze zomerdag - iets dat anders was dan zon en stilte en zomer - het moest iets wezen, een schreeuw desnoods met een schot in de lucht, in elk geval: iets anders dan anders. En zoals het altijd gaat: wie een hond wil slaan vindt allicht een stok - de boys zagen elkaar aan en keken de straat op net als lui die zoeken naar de hond of de stok van het spreekwoord. En daar ging juist reverend Alexander Sherbrooke, de baptistendominee van het Blooming-Prairie-distrikt en een der geestelijke leiders van het dorp. Nu was dat niets geweest dan een groet of hoogstens geen groet, maar dominee Alexander Sherbrooke stond bekend als een der taaiste drankbestrijders en een van de mensen die het hele Blooming-Prairie-distrikt dreigden droog te leggen. Hij veroordeelde alle bars en daarmee alles wat bar hield of er in stond. En als je dan met z'n drieën aan het blussen geweest bent van een droogademend prairiebrandje en met whisky-soda daarna je dorst lest in gezelschap van 'n barman en een postmeester, die ook niet in z'n glas spuwt, dan voel je je, zoal niet schuldig, dan toch wel erg op je vingers gekeken - in elk geval, dan verdedig je je tegen eenieder die de droogte aanraadt en geen last ooit van dorst heeft. - Is dat nou echt waar, Sharlie, drinkt de dominee nooit? - Nooit, voor zoover ik weet, antwoordde Charlie, de bartender. Ik tenminste heb hem nog nooit voor één kwartje geleverd. - Zo, stond Mike, bleef even in gedachten de dominee nastaren en vervolgde: maar dat bewijst nog niets - al koopt hij bij jou niet, hij kan wel bij de drogist bestellen. - Neen, schudde Charlie met overtuiging het hoofd, hij drinkt nog niet al gaat 't om zijn leven. Mike, een ondeugend donker-uitziende kerel met spot-oogen en een brutale alles-durfse trek om de mond, keek zijn twee makkers aan: - Maar dan wordt het tijd, jongens, dat zo'n tegenstander van Gods goeie gaven eens te weten komt hoe het aardse paradijs van Johnnie Walkers whisky er uitziet! Dat meenden de andere twee ook, dàt werd tijd. - Welnou, ordonneerde Mike, geef mij een fles vuurwater van je, Charlie. | |
[pagina 307]
| |
Er kwam een fles op de toonbank. - Trek de kurk er af, Charlie. De kurk ging met een plof. - Dat hoor je in de kerk niet. Mike deed de kurk er weer op en stak de fles bij zich, smoesde wat met de twee cowboys en vertrok - een stijve stap had hij in z'n benen of hij zwaar aangeschoten was, met moeite klom hij op z'n paard. Een kwartier later trokken Jack en Pete naar de deur van dominee Sherbrooke, ze lieten de klopper klinken met bedeesd geluid en stonden weldra van aangezicht tot aangezicht met de drankbestrijder. De twee zondaars zetten hun zondagse gezichten en hielden er de adem bij in; de woorden die zij spraken bleven zoveel mogelik binnensmonds - ze hadden immers gedronken en dranklucht om je heen verspreiden kwam niet te pas op de plaats waar ze stonden. Alexander Sherbrooke, 'n man van 'n jaar of vijftig met de onbenullige kijk op mensen van een veel binnenzittend man, keek de twee cowboys welwillend aan. Hij was een goede lobbes, vol godsvrucht en ijver om z'n medemenschen te verbeteren en ten goede te leiden. De mannen deden hun boodschap voorzichtig en trekkend: - Ze waren met een kameraad, ze waren met z'n drieën in het dorp gekomen, en dominee wist wel: de bar is een koele plek en het is heet en je hebt 'n hele morgen in de zon gereden en ze hadden een verfrissing genomen. Ze waren begonnen met een glaasje citroen-limonade om te eindigen met een kopje thee met een scheutje whisky er in tegen de dorst - en toen - tot zover was alles goed gegaan en ze begonnen al te denken om naar huis te trekken toen hun kameraad - voor wie ze bij dominee kwamen! - nog een glas had gevraagd - en hij leek er niet tegen te kunnen - en hij was kwaad geworden, hij had een kort aangebonden karakter en - hij had teveel gekregen en toen had hij, zoals het altijd gaat als een mens te veel neemt, een hele fles van de toonbank genomen en was er mee op z'n paard gaan zitten voor ze hem konden tegenhouden en was weggereden even buiten het dorp. En daar zat hij nu met de fles op de heuvel en zij waren bang dat hij te veel zou krijgen.... Of nu misschien de dominee naar hem toe wou gaan en een vriendelik woord met hem spreken - een vermaning misschien. Naar de dominee zou hij wel luisteren, hij was van huis uit een jongen van veel godvruchtigheid, hij was altijd erg op z'n fatsoen gesteld en had eerbied voor een vroom passend woord ....! De twee spraken om de beurt, als de een wat gezegd had deed de ander z'n best: braaf-netjes, de hoed een beetje in de hand draaiend | |
[pagina 308]
| |
alsof ze verlegen waren met hun boodschap - de woorden die ze spraken werden al mooier en stichteliker: het ging misschien om de ziel en zaligheid van een hele nette jongen. Alexander Sherbrooke knikte aanmoedigend en ijverig en lei z'n witte handen gevouwen soms op de borst van z'n lange zwarte ouderwetse rok. Hij wist wat hem als een goede herder te doen stond: dat schaap daar op de heuvel met de whisky-fles liep gevaar in dorenstruiken vast te loopen. - Ik ga, boys, sprak hij ijverig, ik ga. Even buiten het dorp, op een kleine heuvel vanwaar hij het wijde golvende land en de paar huizen van Blooming-Prairie kon overzien, lag Mike op de rug, de handen onder het hoofd, in zonschijn en vrede, de pas-gekochte fles naast zich op de grond als een wachter. Enkele meters van hem af graasde z'n paard. Iemand die hem van verre liggen zag en bekend was met dàt wat cowboy heet in een zwak ogenblik, kon misschien denken dat daar een broncho-breker zijn roes aan 't uitbronsen was - iemand die geen andere zorg meer kende dan maffen en misschien nog eens beginnen aan de fles die naast hem stond. Maar deze op de heuvel sliep niet - hij zong, hij brulde het hoogste lied uit dat tot in het dorp te horen was - en lang niet alles wat over de lippen van die vreemde schreeuwer kwam was geschikt voor een bestendig stemmig dorp dat misschien de kat in het donker knijpt maar nooit van de daken zal afroepen dàt wat niet netjes is. In het kort: de drank, de man, dat gezang, het was dominee Sherbrooke al van verre een ergernis; geschandaliseerd maar met het hart vol goede wil en een gebed voor de arme dolende op de lippen, steeg hij de hoogte op waar de dronken man moest worden gered en ontnuchterd. Het ging hem niet makkelik af; hij hield niet alleen niet van drank en verachtte dronkaards, maar hij was ook nog bang voor ze. Doch moedig en vol heilig plichtsgevoel trok hij op naar de schreeuwer die nog steeds onfatsoenlik door bleef blèren met de hand aan de fles. Al zijn moed had hij nodig om de cowboy aan te spreken: - Mijn zoon, begon hij, mijn vriend. De zoon, de vriend, die al van verre de dominee had zien aankomen en hem beloerd had als een jager het wild met een val of een strik, begon te lachen en te lallen. - Ha! Ha! Wat leven we gelukkig, oue man, in dit land van muskieten en goud! Kom naast me zitten, sportsman, laat de kraaien zorgen! God heeft de wereld mooi gemaakt, wàt kan ons gebeuren, oue zondaar! | |
[pagina 309]
| |
Dat was taal die iemand als Sherbrooke niet aanstond. Hij wilde wel watten in zijn oren duwen om die taal en dat gelach niet meer te horen. Mijn God, wat was 'n dronkeman toch, 'n speelbal van de satan! Hij keek benauwd om zich heen, dat lachen deed hem eng aan, het was om bang van te worden. De zon scheen, het paard graasde rustig en streek de kettinkjes aan de stangen van z'n bit daarbij rikkend over de grond, het dorp lag kalm en zonder vreemdigheid of dronkemans-gerucht - je hoorde de hamer van de smid rinkinken boven de warme stilte. Zag hij daar niet? - ja toch, bij het huis van de zadelmaker de twee cowboys, in afwachting van de uitslag van zijn heilig werk, dat werk, dat bestond om deze wildeman uit zijn roes te schudden en hem weer mens te maken met verantwoordelikheid, met schaamte over zijn dronkenschap! - Wat sta je te suffen, oue man? Wat blaas je? Wat heb je? Warm? Zomer? Zonnig? Ben je niet tevreden? Waarom niet? Dorst? Heb je 'n droge keel? Hier is de fles, vader, neem een slok, hij zal je opmonteren. Ik was een jongen als een afgeknipte paardestaart drie kwartier geleden, nou ben ik meer mans dan Mozes en al de profeten! Want ze zwijgen - ik heb het woord! - Ja, mijn jonge vriend, hekelde de dominee, jij hebt het woord, maar een te hoog woord, het verkeerde woord: het woord van drank en dronkenschap! Had hij dat maar niet gezegd! Met een sprong stond de cowboy overeind, de fles whisky in de hand als een kostbaarheid die vertoond moest worden. - Spreek ik een woord in dronkenschap, zeg je, oue heer? Dronken? Kijk eens hier, ik sta recht op mijn voeten, nog rechter dan jij en ik houd deze hand uit en ik tel de vingers, van voren of van achteren, net wat je wil: een, twee, drie, vier vijf of vijf, vier, drie, twee, een, net wat je wil! En ik sta, kalm merk je wel, zo kalm als een oud paard met z'n buik vol water, en let eens op, ik zet die fles met z'n kurk op de punt van m'n vinger en - hij valt er niet af .... Ben ik dronken? Ben ik dronken? Noem jij dàt dronken? Sherbrooke stond er bijna bij te gapen. Was dàt de dronken cowboy, ging het in hem. Hij stond recht, hij deed wat geen dronkenlap ooit zou doen zonder struikelen! Hij wist niet wat hij zeggen moest en wreef zich met hand over de ogen. - En, kijk eens hier! Mike nam de whisky, deed de kurk losjes op de hals en zette de fles met de ziel op de knop van z'n zadel, en sprak tot z'n paard: - Stil staan, jij Kastanje, stil als een boek of ik bijt je in je oor. Zie je dat, oue heer, de fles staat! Wat ben je van je vak? - Van mijn vak, stotterde Sherbrooke, van mijn vak? | |
[pagina 310]
| |
- Ja, wat doe je voor de kost hier in Blooming-Prairie: bankier, makelaar, drogist, kroegjesbaas? Recht en waardig ging de geestelike voor de cowboy staan: - Ik ben dominee Sherbrooke. Mike nam de breed-randige hoed van het hoofd met een haal als 'n toneelspeler: - Aangename kennismaking, dokter! Ik ben Mike van de Kwart-cirkel-ranch, en dronken ben ik niet, al ben ik geen afschaffer! De dominee kreeg opeens meer moed: - Ik wel, mijn vriend. Ik zie er helaas maar al te vaak de treurige gevolgen van. - Treurige gevolgen? stoof Mike op, treurig? Nou dan heb jij nog nooit een vrolike dronk gehad, dominee. Nou let eens op, die zullen we samen hebben! - Nooit! protesteerde Sherbrooke. - Jij heb gezegd dat ik in dronkenschap sprak .... - Dat dacht ik ja, erkende de dominee, maar ik merk dat was .... Hij stokte en dacht na, hij wist geen goed woord te vinden. - Mis! Mis ja, riep Mike. Ik houd niet van zulke vergissingen. Kijk, daar staat nog altijd de fles op ons te wachten. Let eens op! Ho, Kastanje, ho! Mike haalde z'n revolver te voorschijn en lei aan, op de fles. - Niet schieten, smeekte de dominee, niet schieten! Hij Was bang dat de cowboy het paard zou raken. - Maak je geen zorg, oue man, meende Mike. Ik zal geen droppel van het kostbare vocht verspillen, dàt zweer ik je. Ik zal je alleen maar 's laten zien waar een cowboy toe in staat is zelfs al heeft-ie 'n stuk in z'n kraag. - Een vergissing, jammerde Sherbrooke, een vergissing van me! - Ho, Kastanje, ho! Hij mikte kort en schoot de kurk van de fles. - En de fles staat nog, zie je wel, en geen droppel gemorst! En nu zullen we ons over de fles ontfermen en een taaie op onze kennismaking nemen. - Onmogelik, onmogelik! Mike nam de fles van de zadelknop, het bruine paard dat hij Kastanje noemde, ging door met grazen. Hij reikte Sherbrooke de fles whisky. - Drink, dominee. - Neen, neen, ik kan niet, ik mag niet. - Je moet! dwong opeens de cowboy. Je heb gezegd dat ik dronken was, je heb er geen verstand van, je weet niet eens waarover je praat. Ik laat me niet beledigen, ik heb ook nog mijn fatsoen. Drink! | |
[pagina 311]
| |
- Neen, neen! Vriend, ik die afschaffer ben ..! ik .... - En ik zeg: drink. Daar kwam het revolver van de cowboy op de buik van Sherbrooke, de geestelike hikte van angst. - Drink, tergde de cowboy sterk en dwingend, of ik stuur je een kogel door je maag. Hij hield hem de fles op de mond, net als bij het voeren van een ziek paard. De dominee dronk met tegenzin een kleine teug, de whisky gulpte om zijn kin. - Meer! Meer! - Ik kan niet! Heb genade! het brandt me, ik kan niet. - Drink. - Ik, ik, ik, stond het onthutste ongelukkige slachtoffer. - Meer! Drink, of ik zweer je: de kogel gaat af. Waarbij wil je dat ik een eed doe? Op de heilige bijbel? Je heb maar te kikken. Drinken zal je - je heb gezegd dat ik beschonken was en dat is zonde en daar zul je voor boeten, en je zal ook bloeien omdat je zo'n stugge drankbestrijder ben en een vijand van vuurwater! Ha! Drink of bij de bijbel dit is je laatste uur! Je maakt me razend, je maakt me bloeddorstig!
De dominee dronk. Het was voor de geestelike om te bezwijken, hij die nooit dronk werd aldus gedwongen. Hij zag nu de valstrik waarin ze hem hadden gelokt en hij begreep dat het ernstig was. En hij dronk, hij dronk alsof het vuur was en geen water, hij zweette er bij en beefde, de hals van de fles in de mond en het dreigend revolver maar gestadig op de buik. - Drink! Drink! Drink! Drink! Het was of de duivel voor hem stond en hem martelde. Hij dronk met wringende tegenzin, kleine teugjes, hij moest wel - af en toe werd hij er benauwd van en spuwde de drank van zich af, maar telkens weer was het: - Drink! Drink! Drink! Hij dronk misschien een kwart liter van de brandend sterke whisky, die hem schuurde en vergiftigde. Als de cowboy meende dat het genoeg was, zette hij zelf de fles aan de mond en nam een grote teug: - Proost! proost! gezondheid en een lang rijk leven! Een goede vrouw, een goed huis, een goed paard en een goede karabijn! Dan keek hij onderzoekend de dominee aan, die begon te stuntelen op zijn benen en te knippen met de ogen. - En nou geef je arm, wolkenloods, want je staat zo sip te kijken | |
[pagina 312]
| |
of je geen fut meer in je hebt. Geef me je arm! We gaan niet dood, we leven lang, we leven lang, we leven lang. Hij begon te brullen, er leek een nieuwe dronkenschap over hem te komen. Ze sloegen de weg in naar het dorp. Sherbrooke was dronken. Hij steunde op de arm van de cowboy en slingerde als hij. Dat zagen de twee die bij de zadelmaker op uitkijk stonden. Ze kwamen haastig naderbij, namen de dominee in hun midden en trokken zwaaiend en dronkemans-wijsjes uitbrullend het dorp in - de dominee heftig pratend en gestikulerend. Hij was bezig met de psalmen. Zijn hoofd was verward, maar hij wist dat hij in gevaar van zonde en ergernis verkeerde en dat hij scandalum gaf aan de goede christenen van Blooming Prairie die ophielden met hun werk en buiten hun woningen en winkels kwamen. Dat was nog nooit gebeurd zolang Blooming Prairie stond en dominee Sherbrooke de man was die hij was! Te diep in een glas gekeken - o schande! - hij de drankbestrijder en dat op de heldere dag terwijl de zon alles zichtbaar maakte en nergens een doekje om wond. Hoe was het mogelik! Hoe was het mogelik! Maar de zwaaiende onvaste dominee met al zijn schande, sloeg de ogen niet neer, neen, roodhoofdig en opgewonden van drank keek hij naar de mensen en de huizen, hij had een hoog woord en als de cowboys soms even zwegen kon je hem horen als op een kansel; ‘Temidden van leeuwen leger ik, die op mensenkinderen vlammen: hun tanden zijn spiesen en pijlen, hun tong een scherp zwaard. Verhef U o God boven de hemelen, boven heel de aarde Uw glorie! Zij legden een net voor mijn schreden, drukten mijn ziel neer; zij groeven een kuil voor mij; ze groeven een kuil!’ Na zo'n tirade schudden de cowboys de vuisten en zetten de voeten stampend en vast, zij zongen een andere wijs: Said the devil I'll be good, boys,
most assuredly I'll be!
But I'll rather not begin just yet, boys!
Therefore deary little darling come to me ....
When the bells go tinge, linge, ling,
we'll join hands and sweetly shall say:
there 'll be a hot time
in the old town,
tonight my darling, tralala!
KEES MEEKEL.
|
|