De Gemeenschap. Jaargang 3
(1927)– [tijdschrift] Gemeenschap, De– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd
[pagina 313]
| |
Klingelkloek en politiekEen hoofdstuk uit ‘De krekel en de mier’ of ‘De Chineesche muur’Opéku, epanoui - Ce cher neveu! Hebt gij het hooge, fijne fluiten gehoord in het Utrechtsche Jaarbeursgebouw, lezer die het woord Politiek zaagt staan en nu, voorhoofdfronsend en wellicht bij voorbaat ontstemd deze lectuur zijt begonnen? Wees onbevreesd, ik geef niet meer af op uw ‘goede zaak’, want ik weet nu zachtjesaan dat er wel ergens, ergens een goede bedoeling schuilt achter uw activiteit, en zelfs als gij een dergenen zijt die uit zucht naar gewin om een plaats op het groene kussen dingen - bloos maar eens: ik wéét wat van u! heb ik u niet eens in een eerste klas spoorweg-coupé ‘meegemaakt’ toen de derde vol was? waart gij niet degene die eenige dagen voor de candidaatstelling dat telefoongesprek met den voorzitter van de Kiesvereeniging hebt gehad, waarnaar ik door een verkeerde verbinding nolens volens moest luisteren? - uit zucht naar gewin alzoo, zelfs dàn zal er wel een excuus zijn te vinden voor deze, betrekkelijk, zoo schadelooze zwakheid. Ik vraag u vandaag alleen: hebt gij het hooge, fijne fluiten gehoord? Het was van het hoogste gewicht, want denk u in: ik zou misschien aan den lijmstok der gemoedelijkheid zijn blijven hangen - zelfs in politici steekt een stuk gezelligheid - als niet te juister tijd dit fluiten had weerklonken. In een vertrek, het naast aan de zaal waar gij en uwe bentgenooten voor de belangen van Kerk en Vaderland in de weer zijt geweest, was een zangwedstrijd voor kanaries en toen de deur even open ging werd een dubium inzake directe of indirecte belastingen, vervoerend en reddend op het psychologisch moment, opgelost in een extatische klingelkloek, een hartstochtelijke holrol en een zoete fluiter. Dit was de goede wijsheid en de groote schoonheid der kleine maar klare gebeurtenissen .... Er is geen componist die zulk een woud van teedere geluiden anders | |
[pagina 314]
| |
dan in zijn verbeelding heeft gehoord. Hier ging op lichte voeten Adam door het paradijs, schuldeloos en zonder doodsengel aan zijn zijde, van iederen bloesemtwijg zong hem het lied der eindeloosheid tegen. Het hing in de lucht als dansende sneeuw en veer over het gras als een wolk van stuifmeel op Pinksteren. Het viel als een zachte lawine van een berg in het voorjaar en kwam aanstroomen als een zatte rivier door de vlakten: - er ruischten palmboomen, en een cowboy in de savanna, die zeven dagen geen menschen had gezien, legde zijn mond tegen het oor van zijn paard en sprak, met ingehouden trilling in zijn stem. Ik zag er een die zijn krop bijna te berste zong, zwellend en krimpend het zachte, gele keeltje van fellen hartstocht. En toen hij op zijn hoogsten triller was en het droomeiland in de blauwe zee bevloog, werd het geluid zoo fijn en teeder als het fluisteren van minnaars in een maanlicht-prieel, en schooner nog, dieper en heiliger: als het dansen van engelen op de schilderingen van Fra Angelico. Zingen, niets dan zingen was het, omdat de drift daartoe is ingeschapen .... Er was er een die het lied verstond. Willem Nieuwenhuis wipte van zijn stoel en stond als een jonge Ariël voor het forum der ouden, die, naar men zegt, het recht kennen. Zijn mond ging open, in Amsterdamsch en in gelijkenissen, en ziet: hier was een mensch met het hart van den waren ultramontaan, een mensch die uit het ruw gesteente van den zwarten werkdag het klaar kristal der liefde heeft gered. Liefde, die zingen, niets dan zingen doet en weet dat spaarzaamheid, spaarzaamheid die de onorganisatorische, de buiten- en bovennatuurlijke orde vergeet, ‘maar een spaarzame deugd’ is. Een oogenblik zaten de ouden, die het recht kennen, verbaasd. Langzaam drong de beteekenis van hetgeen hier gezegd werd tot hen door. Toen gingen hun lippen in een zachten grijns. Zij hadden dit ‘doorgemaakt’, zoo meenden zij, maar men komt er niet ver mee, in de politiek .... Hebben wij toch de lijnen van geleidelijkheid! En zij spraken en zeiden, dat iedereen graag voor zijn eigen parochie preekt .... Dit is de metalen plaat voor het voorhoofd, het zeer intellectueele voorhoofd, dat alle problemen heeft doordacht en alleen het voorzichtige kansspel (hooren, zien en zwijgen, vooral: zwijgen) overhield.
Het is, tevens, de Chineesche Muur tusschen hen en ons. Er is een aardig Fransch tooneelstuk van Jean-Victor Pellerin, ‘Têtes de Rechange’, waaruit aan het hoofd van dit artikel reeds een citaat is opgenomen. Het blijft zeer aan de oppervlakte, het lijkt ons geenszins voorbeeldig, maar het verklaart een weinig de dam die door den oorlog tusschen twee generaties is opgeworpen. Zij kunnen elkander niet eens meer in de oogen zien: zij leven langs elkander heen, vinden | |
[pagina 315]
| |
elkanders beweringen volkomen zinneloos en weltfremd. Monsieur Opéku, 60 jaar (‘correct, austère, volontiers solennel’) is de personificatie van het verleden, Monsieur Ixe, omtrent de dertig (‘svelte, robuste, débordant de santé, d'énergie’) stelt het heden voor. Ixe maakt zich vrij om Opéku gezelschap te houden, wat voor hem een niet geringe opoffering beteekent. Bij ieder woord blijkt de diametrale tegenstelling tusschen beider levensopvatting en nadat zij een tocht door Parijs-dat-zich-amuseert hebben gemaakt, waarbij ieder ding en iedere gebeurtenis voor Opéku niet meer dan een ding en een gebeurtenis is, terwijl dezelfde dingen en gebeurtenissen voor Ixe aanleiding zijn tot duizend associaties en mogelijkheden, zitten zij tenslotte aan een restauranttafel .... oneindig ver van elkaar, de een bij de veilige filets van tong uit Normandië, de ander bij salangaan-nesten: OPEKU - (Il se plonge dans l'étude desvins.) Médoc Supérieur .... Saint-Emilion .... IXE, rêveur - Shang-Haï .... Fou-Tchéou .... OPEKU - Saint-Julien .... Saint-Estèphe .... IXE - Les rizières .... les pagodes .... OPEKU - Pontet-Canet 1911 .... (Il s'arrête.) IXE, (déjà loin) - Yang Tsé Kiang .... OPEKU - Hé! hé! IXE - Le Fleuve Bleu .... OPEKU - 1911 IXE - Tsien-Tsin .... Pékin .... La Grande Muraille .... OPEKU - Le Pontet-Canet .... IXE - Le désert de Gobi .... La Mongolie .... OPEKU, se décidant - Pontet-Canet. (Et tandis que le rideau tombe, ils continuent de répéter chacun son mot, chacun pour soi, comme si les séparait une cloison, - étrangers qu'ils sont l'un pour l'autre depuis toujours et à jamais. IXE - La Mongolie .... OPEKU - Pontet-Canet. IXE - La Mongolie .... OPEKU - Pontet-Canet. Ensemble { IXE - La Mongolie, la Mongolie, la Mongolie .... Ensemble { OPEKU - Pontet-Canet, Pontet-Canet Pontet-Canet .... | |
[pagina 316]
| |
De Chineesche Muur. En niet moedwillig in stand gehouden, helaas. Indien het een kenmerk van boosheid moet heeten dat men niet lichtgeloovig is, dan zijn wij zeer verdorven .... Wij hebben bezwaren tegen het kruip-door-sluip-door-spelletje van de Katholieke Staatspartij, omdat het vernederend is voor menschen die den glimlach van den engel te Reims, misschien geschonden, maar niet verraden hebben. En wij hebben bezwaren tegen het gansche parlementaire stelsel, omdat het impotent is, en uitdrukking van een platte verstandelijkheid, die met het apparaat der middelmatigheid de fataliteit der geschiedenis denkt te bannen en alle spontane krachten des levens uit te roeien. Wij zijn bereid ‘voor die overtuiging alles te dragen’, redactie van De MorgenGa naar voetnoot1) - wij zijn niet bereid haar te laten ridiculiseeren door de politieke slimmelingen die achter de groene tafel met een raffinement waarvan men duizelt het marionettenspel van den Partijraad regisseeren. Ons komt de anarchie verkieslijker, want, wie weet!, vruchtbaarder voor dan deze fraaie camou- | |
[pagina 317]
| |
flage. Aan kinderen geeft men speelgoed en aan de kinderen van den Partijraad de gelegenheid om naar hartelust te debatteeren, moties aan te nemen, commissies te vormen en sigaren te rooken. En als er eenige uren gepraat is over de vraag of de verdeelende gerechtigheid ons zal leiden bij de heffing der bijdragen die de staatskaros in het spoor houden, danwel het systeem waarbij onze vaderen den Heere Heere hebben gediend en nog een appeltje overhielden voor den dorst - mijn eigen dorst is de dorst van mijne knechten niet! -: dan heeft Mephisto er zijn vreugde aan en leest de belastingparagraaf uit het programma der R.K. Staatspartij voor, waaruit overvloedig blijkt dat wij met wijs beleid en weinige regelen in al deze nooden sinds lang hebben voorzien en dies de vergadering zich tooien moet met den zotskap of den omslagdoek van het hofje waar men zijn knechts en meiden een vredigen en tandeloozen ouden dag bezorgt.
Zijn wij voor deze comedie te goed? Neen. Zijn wij hiervoor te achterdochtig? Misschien. Het is niet onze schuld, als wij leerden heenzien door een gekleede jas en een soutane, en moesten leeren dat zelfs een goede bedoeling en een persoonlijke ascese niet altijd vrijbrief zijn voor de vervalsching der ideeën. Van democratie en behoudzucht beide hebben wij de overgroote betrekkelijkheid ingezien, en onder het verlangen naar een katholiek herstel is de kwestie van de ambtenaarssalarissen of de kwestie van de kapitaalvorming ons, om te beginnen, het aankijken niet waard. De eenige eisch is voorloopig, dat politicus niet langer het synoniem zij voor den man die zijn gevoelens verbergt, dat men de superieure menschen zal stellen op de plaatsen waar over de richting van het publieke leven en het wel en wee der menigte wordt beschikt, en dat men de wisselaars en valschmunters uit den tempel jaagt. In het blind vertrouwen dat die menschen er zullen zijn als het uur slaat en het gebrek aan geloof in onze bijzondere missie wordt weggenomen. Tot zoolang: de Chineesche Muur tusschen het handjevol en de slimmelingen. En de klingelklangelklingelkloek over de Politiek. AGENOR. |
|