Bedenkingen tegen de syncope
Er is een zekere school in Nederland, die hevig lijdt aan conclusiedrang; uit deze school schijnt het artikel: ‘De moderne dans .... und kein Ende’, in 't eerste hoofdstuk handelende over ‘De Syncope’, voort te komen. Het werd geschreven door J. Pollman, en verscheen in het September-nummer van Roeping.
Naast enkele leuke en handige opmerkingen staan er zooveel domheden en ondoordachtheden in dat artikel, dat er geen beginnen aan is ze allemaal recht te zetten. Ik wil dus volstaan met enkele hoofdpunten aan te roeren, om te bewijzen, dat niet slechts de conclusiedrang van den heer Pollman hem op dwaalwegen heeft gevoerd, maar dat reeds zijn praemissen foutief waren. Een verdediger van de moderne dansen of van ‘syncopated music’ wil ik hiermee niet zijn (hoewel ik zeer veel ter verdediging zou weten aan te voeren), maar wel verdedig ik de wetenschappelijk-juiste voorlichting, zelfs waar het een zoo onwetenschappelijk iets als de dans geldt.
De syncope - als ik eens even mag spreken van ‘de syncope’, en ermee bedoel die bepaalde rhythmiek waarvan de heer Pollman voorbeelden gaf - deze syncope is zoo oud als de wereld. Ze heeft met maatstrepen niets uit te staan, maar is eenvoudig: een regelmatige storing van de regelmaat. Een nieuwe regelmaat dus. Men kan ‘de syncope’ het best vergelijken met het ‘overslaan’ van een motor, die een stoot geeft, daar waar onze tellende waarneming er geen verwachtte, of die een stoot nalaat, daar waar wij tellend (met regelmaat dus) er wèl een verwachtten. Er ontstaat daardoor een ‘verschuiving’ van de regelmaat, en deze verschuiving noemen wij syncope.
Dat ze zoo oud als de wereld is, bewijzen de dansen en liederen van alle primitieve volkeren. Voor de bewijzen behoeft men maar de publicaties van het Berlijnsche Phonogramm-archiv, de Sammelbände für Vergleichende Musikwissenschaft, Stumpf's ‘Anfänge der Musik’, of om bij een heel recente uitgaaf te blijven: d'Harcourt's ‘Musique des Incas’ even na te slaan.
Maar nog meer: het Gregoriaansch - onverdacht als de edelste muziek, nietwaar - kent de syncope als een hoofdbestanddeel van haar rhythme. 't Is zoo iets gewoons, dat deze neumen-combinatie een aparte naam heeft, namelijk ‘pressus’ - (hoe duidelijk is deze naam voor de uitwerking), en Dom Mocquereau heeft er een apart geschriftje aan gewijd, klein maar leerzaam. In ruimeren zin is de pressus een apostropha, en Mocquereau zegt er in zijn ‘Nombre Musical’ I-300 duidelijk van: ‘L'apostropha, nota appositionis,