Albert Helman:
Slapende vrouw
Hoe kan zij dichter bij mij zijn, haar hoofd op mijn schoot, haar hand in de mijne.
Ik hoor haar adem: een vreemde maatgang.
Zij slaapt. Maar 't is het hijgen van een die verre wegen loopt. Gloeiende zonnen, witte horizonten achterna, waar onweer dreigt. Zij slaapt; en kan ik haar niet roepen? O, 'k wil roepen: keer terug! Ik zwijg van angst dat ze uit dit leven mij ontweken is. Waar is ze weggereisd, naar welk land, met wie? Wat spreekt zij in die vreemde taal waarvan geen woord meer overblijft als ze is ontwaakt? En slopen haar gedachten weg als stoute kinderen naar een ander?
Bleef ik niet eenzamer dan ooit, zoo dicht bij haar en .... zoo alleen?