De Gemeenschap. Jaargang 3(1927)– [tijdschrift] Gemeenschap, De– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 139] [p. 139] Spoorwegcoupé Zij allen op reis met hun eigen doel, om hun eigen lust of nood: De reiziger, net een heer, en die nauwelijks heeft z'n brood; En het nonnetje, dat wat schuw te midden haar rokken zit, Maar het ongewone vergeet, nu zij haar Getijden bidt, En prevelt: Glorie den Vader en den Zoon en den Heiligen Geest; En het juffertje, dat in een prul met een zoete kleuromslag leest, En 's even haar neusje poedert, en 's even haar lippenstift krijgt; En de zakenman, die rekent en z'n voorhoofd rimpelt en zwijgt; En de drukke moe met 'n kleintje, en 'n jochie verrukt voor 't glas; En de man met 't schunnige blaadje, die grinnikte toen hij las; En bij elk van die allen een Engel, bezorgd om een menschenlot; En voor elk van die allen een plaats in 't begrijpende Hart van God; En voor elk een wachtende woning in 't veilige Vaderhuis. Waar reizen ze henen, allen? En komen zij allen Thuis? TO HöLSCHER. Vorige Volgende