De Gemeenschap. Jaargang 3
(1927)– [tijdschrift] Gemeenschap, De– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd
[pagina 55]
| |
Marginalia
Als Willem Pijper zoo componeerde als Karel | |
[pagina 56]
| |
schoolsch, te ‘doorgevoerd’ hier en daar, maar er zat allure in de bewerking, iets wat men niet al te veel vindt in Germaansch-geïnspireerde muziek. Daarna kregen wij de ‘Seven pieces for children’,Ga naar voetnoot1) chronologisch jonger van datum dan het ‘First Divertissement’, dat daarna verscheen. Het is aan de kinderstukken te zien, dat zij komen na het ‘Divertissement’. Maar voor iemand die dit laatste werk componeerde is òfwel de ‘Valse de la poupée’ van de eerste maat tot de laatste een overwonnen standpunt, òf hij is op weg via Schubert, Haydn en Bach terug te gaan naar het organum van Hucbald. Maar er blijft nog een eenvoudiger mogelijkheid over: dat hij componeerde uit een ‘lust’, en niet uit een overtuiging. Nu ontstaan de beste werken uit een lust èn overtuiging. En dat is juist het voordeel van de jeugd, dat de lust altijd samengaat met een overtuiging, of liever nog: de lust wordt aangewakkerd door de overtuiging. En die overtuiging kan zich in velerlei richting manifesteeren. Het kan de overtuiging zijn, dat er een vernieuwing wezen moet, het kan de overtuiging zijn dat het oude dient gehandhaafd, het kan de overtuiging zijn dat het intiem-persoonlijke naar voren gebracht moet worden. Doch als een werk uit werkelijk jeugdige kiemen ontstaat, zal er altijd de een of andere overtuiging mee gemoeid zijn. Het hoeft lang niet altijd een formeele te zijn, het kan een economisch motief wezen, dat nòg de schoonste resultaten oplevert, dat kunt ge overduidelijk in de brieven van Mozart lezen. Doch de ouderdom, de geestelijke ouderdom, werkt zonder deze strijdvaardigheid, en alleen uit een lust. Dit doet Brahms in zooveel bij den strijdbaren Beethoven achterstaan, de elegische Beethoven in zooveel komen achter de supreem-zelfbewuste Bach. Maar al het laffe gemusiceer, al die leege productie komt voort uit de aanwezigheid van lust-zonder-reden, van melomanie, graphomanie, van een productiviteits-neurose, die geenerlei ideëele stimulans heeft. Een gebrek aan overtuiging dat kenmerkend is voor Europa, die oude wereld. Maar de jeugd kent ‘lust’ alleen als de prikkeling tot strijd; zoo bestaat onder waarlijk jonge menschen ook een lust als ‘de strijd der sexen’. Dit is dus de groote belofte van een jeugdig kunstenaar: zijn strijdbaarheid voor een overtuiging, welke deze ook zij. Die overtuiging is reden en eerste-oorzaak van zijn werk, de ‘lust’ veroorzaakt de totstandkoming. Lust geeft de bevruchting, maar de levende overtuiging is het ei. | |
[pagina 57]
| |
Nu weet ge ook, waarom ik het Divertissement van Karel Mengelberg achterstel bij minder volkomen werk, en waarom de formeele gaafheid. zelfs de vreugdige toon ervan, mij niet vee zegt. Daarom vind ik ‘On a bicycle’ ook het beste van de zeven kinderstukken. Aan die zeven ben ik trouwens verknocht om de obstinate bassen, die een tic van me zijn. Ik vind ‘Wohllaut’ alleen geen argument om iets te componeeren. Voor ‘Wohllaut’ verraadt men zijn overtuigingen niet, zelfs als deze dis-soneerend zijn. De overtuiging van een jeugdige 1927-er is òf vernieuwing-van-alles, òf maling-aan-de-heele-boel. Van een jeugdig kunstenaar heeft men het recht jeugdige dingen te eischen. Iemand die spreekt, geeft reden een overtuiging te verwachten. Iedere waarheid is een-waarheid-als-een-koe.
LOU LICHTVELD |
|