onderzoekt zijn gedachten en men eindigt met te ontdekken, dat de onrust, die de wereld opvreet, dezelfde is als de onrust welke ieder van ons in zijn wezen ronddraagt als een wond.
Niets is onwrikbaar. Alles is verwoesting en ruïne, en de wereld wankelt, als het Kruis van Christus tusschen de twee moordenaars. En heel natuurlijk voelen wij een verlangen naar opheldering, naar de juiste hiërarchie der waarden, waarvoor onze parasieten-opvoeding ons borg was, en we willen de stroomingen zoeken, die de wereld bewerken.
Over de verschillende onderscheidingen heen, zoeken wij naar éénheid. En de traditioneele termen dienen ons als kruk, ons, de groote slachtoffers der geheimzinnige gebeurtenissen.
Wij redeneeren,
Wij classificeeren.
Wij zeggen Oost en West. Algemeene termen die niets zeggen. Indië is officieel het Westen (Si-In) voor China, zooals Japan (Jè-pen, ‘de opgang der zon’) voor haar het Oosten is. Voor ons, is Amerika West en voor de Oosterlingen is zij Oost.
De wereld is rond.
Toch kan men niet ontkennen, zijnde deze vorming het resultaat van een lange historische werking, dat een Europeesche mentaliteit bestaat die zich stelt tegenover de rest van de wereld.
In dezen zin is er Oost en West.
Het Westen is Europa, die streek bewoond door volken, die, na heel wat omwegen achter de zon aan, gekomen zijn tot een karakteristieke manier van zijn, van handelen en voelen.
Paul Valéry stelt Europa's balans als volgt:
‘Overal waar de Europeesche Geest heerscht, ziet men verschijnen een maximum aan behoeften, een maximum aan werk, een maximum aan kapitaal, een maximum aan productie, een maximum aan eerzucht, een maximum aan macht, een maximum aan wijziging van de natuurlijke vorm, een maximum aan relaties en aan ruilverkeer.’
In deze volmaakte voorstelling van een trots Europeeschen geest is niets gegeven aan het geestelijke.
Inderdaad is de Europeaan een samengesteld wezen. Europa is een land van geregelde samenstelling. In die hoek van de wereld, waar de physieke invloeden volmaakt met elkander in evenwicht zijn, leeft de mensch slechts om te construeeren. Hij holt, hij jaagt, hij werpt alle vroeger uitgevoerde werken omver. De mensch ontsnapt aan den grond, die hem heeft zien geboren worden. Hij wil de aarde vormen naar het plan zijner droomen. Hij ontwerpt, hij realiseert.