't Geestelijck kruydt-hofken
(1657)–Anoniem Geestelijck Kruydt-hofken– AuteursrechtvrijHet hondert vier-en-twintighste Liedt, | |
[pagina 333]
| |
Voys: Op u betrou ick Heere.
ADam heeft Seth gewonnen, Ga naar margenoot+
En desen Enos wan, Ga naar margenoot+
Kenan heeft oock begonnen, Ga naar margenoot+
Mamahaleel quam an, Ga naar margenoot+
Iared began, Ga naar margenoot+
En teelde Enoch in dit leven, Ga naar margenoot+
Desen wan Mathusalem, Ga naar margenoot+
Lamech weder quam van hem, Ga naar margenoot+
Dien God den Noah heeft gegeven. Ga naar margenoot+
Cains geslacht hem breyde
In konsten groot en schoon,
d' Eerste Stadt hy bereyde
Voor Hanoch sijnen Soon:
Van Musijcks toon
Was Iubal hier den eersten wijser:
Iabel heeft het Vee geweyd,
Tubalcain heeft geleyt
De konste van Metel en Yser.
Den Suntvloet quam op d' aerde Ga naar margenoot+
Na Sem, Iaphet, en Ham,
Arphacsad genereerde
Salah, na desen quam Ga naar margenoot+
Heber, den Stam Ga naar margenoot+
Der Hebreen, Peleg is gekomen
Doen den Toorn wert gebout Ga naar margenoot+
Van Nimrod hoveerdigh stout
die d'Heerschappy heeft aengenomen. Ga naar margenoot+
| |
[pagina 334]
| |
Ga naar margenoot+Ninus Nineve boude,
Sim'ramis hen ontlijft,
Ga naar margenoot+ Babel men eerst aenschoude
Doen dees Monarch beklijft,
Soo men beschrijft,
Ga naar margenoot+ Regu bracht Serug nu te voren,
Ga naar margenoot+ Desen teelde Nahor na,
Dit 's den Vader van Thara.
Ga naar margenoot+ Van welcken Abram is geboren.
Veel Rijcken zijn begonnen
Ga naar margenoot+ Duyslandt van Thuiscon,
Ga naar margenoot+ Itali wert gewonnen
Van Gomer Iaphets soon:
Ga naar margenoot+ De Spaensche kroon
Begint van Tubal, 't hiet Hiberen.
Ga naar margenoot+ Siba bout Arabiam,
Ga naar margenoot+ En van Chus den sone Cham
Krijght Mooren-Land sijn zwarte kleeren.
Ga naar margenoot+ Misraim in Afrijcken
't Egyptsche Rijck slaet ga,
Ga naar margenoot+ Ophir d' Indische Rijcken,
Ochus Vejus daer na
Hetruria,
Ga naar margenoot+ Oock 't Rijcke der Poleponesen
Nu in dese tijdt begint,
Door Tribetis onderwint
Ga naar margenoot+ Krijgt d' oude stad van Trier haer wesen.
Ga naar margenoot+ d' Afgoden ginghmen eeren
Onder het Heydendom,
Ga naar margenoot+ Haer afgestorven Heeren
Rechtense beelden, om
Haer grooten roem:
Ga naar margenoot+ Saturnus, Iupiter verheven,
Nepthunus, Pluto, Vulcaen,
| |
[pagina 335]
| |
Pallas, Vesta, en Diaen, Ga naar margenoot+
Mits haer gewelt oft deugdsaem leven.
Pallas bedocht het weven,
Osiris den land-bou, Ga naar margenoot+
Ceres den Ooghst quam geven,
Bacchus den soeten dou, Ga naar margenoot+
Het wagen-tou
Leert Gomer den Italianen, Ga naar margenoot+
Ingevon de vrye konst Ga naar margenoot+
Heeft geleert uyt goeder jonst,
Vestalis maegden Godsdienst wanen. Ga naar margenoot+
Abraham uyt sijn Lande Ga naar margenoot+
Met Loth sijns Broeders kint
Komt in Canaans warande
Besnijdenis begint, Ga naar margenoot+
Isack hy wint: Ga naar margenoot+
Melchisedech is nu ten tijde, Ga naar margenoot+
Sodoma met vyer vergaet, Ga naar margenoot+
En in dese tijdt opstaet
De Galli Priesteren Druvidi. Ga naar margenoot+
Van Isack zijn geboren
Esau ende Iacob, Ga naar margenoot+
Van dien quamen te voren
De Patriarchen, op Ga naar margenoot+
Dees tijdt was Iob:
Apollo vindt de Medicijnen, Ga naar margenoot+
Atlas d' Astronomia, Ga naar margenoot+
Bardus by de Celtia Ga naar margenoot+
De gouden ende zilver Mijnen.
Israël in Egypten Ga naar margenoot+
Door Ioseph wert gebracht,
Hercules die beklipten Ga naar margenoot+
De Reusen groot van macht:
Oock wert geacht
In dese tijdt den Trismichiste:
| |
[pagina 336]
| |
Ga naar margenoot+ Van Belgius, Belgia
Komt, en in Thessalia
Ga naar margenoot+ Ducalien den Sunt-vloet miste.
Ga naar margenoot+ Messana sietmen bouwen,
Ga naar margenoot+ Epidaurum, Rodis,
Ga naar margenoot+ Lyons siet men behouwen,
Ga naar margenoot+ Corinth getimmert is,
Ga naar margenoot+ En oock Memphis.
Ga naar margenoot+ Melanen krijgt sijn mueren wijder,
Ga naar margenoot+ Sparta leydmen 't fondament,
Ga naar margenoot+ Troyen wert nu eerst bekent:
Ga naar margenoot+ Ook leeft Dedalus den Beeldsnijder.
Ga naar margenoot+ Moyses die wert geboren,
Ga naar margenoot+ En Pharao wert gedempt,
Op Sina mach men hooren
Ga naar margenoot+ De Wet van God bestemt:
Ga naar margenoot+ Iosua temt
De Heydenen, na hem regeerde
Ga naar margenoot+ Athniel, daer na Ehud,
Ga naar margenoot+ Welcken Israël beschut
Van Eglon die tyranniseerde.
Ga naar margenoot+ Cocrops binnen Athenen
d' Olijf-oly eerst smaeckt,
Door hem de Beelden henen
Op d' Autaer zijn geraeckt,
Oock wert gemaeckt
Ga naar margenoot+ Den Tempel Apollinis schoone,
Proserpina wert gerooft.
Ga naar margenoot+ Sozostris het Radt gelooft,
Ga naar margenoot+ Tyrus wert nu gestelt ten toone.
Ga naar margenoot+ Samchar slaet Philistijnen,
Ga naar margenoot+ Debora, Sisseram,
Ga naar margenoot+ Gideon brenght in pijnen
De Midianijtsche stam,
Ga naar margenoot+ Iair, Tholam
| |
[pagina 337]
| |
En oock Abimelech regieren,
Iephtha overwindt Ammon, Ga naar margenoot+
Ebsan, † Elom, ‡ en Abdon, Ga naar margenoot+
Het volck na 's Heeren wet bestieren. Ga naar margenoot+
Met lieffelijcke snaren Ga naar margenoot+
Orpheus, Ampion Ga naar margenoot+
De wiltheydt doen bedaren, Ga naar margenoot+
Perseus Gorgeon Ga naar margenoot+
Nu overwon
En Troyen wert vernielt te gronde: Ga naar margenoot+
Vlysses, Ayax in haer tijdt,
d' Amasones voeren strijdt, Ga naar margenoot+
Parijs begint te deser stonde. Ga naar margenoot+
't Latijnsche rijck beginnet Ga naar margenoot+
Lacedemon, Corinth, Ga naar margenoot+
Simson krachtigh verwinnet Ga naar margenoot+
Heli na hem begint, Ga naar margenoot+
Samuel vint
Den Saul tot een eersten Coningh,Ga naar margenoot+
David Goliath versloegh
En daer na den scepter droegh Ga naar margenoot+
Van 't Coningrijc en 's Heeren woning.
In Salomons regieringh
Den Tempel wert gebout, Ga naar margenoot+
Ierobeams versieringh Ga naar margenoot+
Het volck van God af houd:
Doch Basa stout Ga naar margenoot+
Wert tot verniel sijns huys gesonden,
Amri bout Samariam Ga naar margenoot+
Oock heeft men Carthagenam Ga naar margenoot+
Begonnen in dees tijdt te gronden.
Abia, Assa mede, Ga naar margenoot+
En daer toe Iosaphat Ga naar margenoot+
Bleven in 's Heeren zede,
Maer Ioram die betratGa naar margenoot+
| |
[pagina 338]
| |
Het Godloos padt
Ga naar margenoot+ Van Achab, die afgodsdienst pleegde,
Ga naar margenoot+ Elias in deser tijdt
Veel vervolgingh van hem lijdt,
Ga naar margenoot+ Tot God sijn huys door Iehu leegde.
Eliseus deed wonder
Ga naar margenoot+ Ten tijden Ioachas.
Ga naar margenoot+ Homerus nu bysonder
In Griecken een licht was,
Ga naar margenoot+ Oock heeft Ionas
Tot boet beweeght de Niniviten
Ga naar margenoot+ Asarias, Hanani,
Urias getuyghden vry
Godts wil onder de Israëliten.
Ga naar margenoot+ De Propheten Michias,
Ga naar margenoot+ Amos ende Hosea,
Ga naar margenoot+ Nahum, Ioël, Abdias,
Ga naar margenoot+ Noch een ander Micha,
Ga naar margenoot+ Sephania.
En Habacuc zijn in dees tijden:
Ga naar margenoot+ d' Olympiades men telt,
Ga naar margenoot+ Salmanasser met gewelt
Komt 't Rijcke Israëls afsnijden.
Ga naar margenoot+ In dees tijd krijght getimmer
Romen door Romulus.
Ga naar margenoot+ Numa des stoels beklimmet,
Ga naar margenoot+ Na hem Hostilius,
Ga naar margenoot+ Daer na Ancus,
Ga naar margenoot+ Priscus en Servius verheven, Ga naar margenoot+
Ga naar margenoot+ Maer Tarquinius seer quaedt
Ga naar margenoot+ Wert om Lucreti misdaedt
Van Romen uyt den stoel verdreven.
Ga naar margenoot+ In Iuda Ioas dwaelde,
Na Ionadabs afganck,
Ga naar margenoot+ Amasia die faelde,
| |
[pagina 339]
| |
En Usia ginck manck, Ga naar margenoot+
Achas die stanck, Ga naar margenoot+
Doch Iotham dede vroom vertoning, Ga naar margenoot+
God heeft dese droeve tijdt
Door Isaiam verblijdt, Ga naar margenoot+
En Hiskia den vromen Coningh. Ga naar margenoot+
Door de Godloose treken
Van Amon en Manass' Ga naar margenoot+
Is Iuda afgeweken,
Vertelt door Iosias: Ga naar margenoot+
Ieremias Ga naar margenoot+
Leerde ten tijde Zedekiae.
Tot den Tempel wert verbrandt,
En Nebucadnesar bandt Ga naar margenoot+
Het gantsch Iuda in slavernye.
Onder Babels gevangen
Leedt Tobias gequel, Ga naar margenoot+
Oock gingh der vromen gangen
Aldaer Hesechiel, Ga naar margenoot+
En Daniel
Met de drie mannen in den Oven, Ga naar margenoot+
En de wonderlijcke saeck
Van Susanna, Bel en Draeck Ga naar margenoot+
Geschiede daerom God te loven. Ga naar margenoot+
't Rijck Assur eerst gewendet
Door Sard'napalis schant Ga naar margenoot+
Op I'hul Beloch, nu endet
Met den Beltsaser, want Ga naar margenoot+
Door Godes handt
Cyrus heeft Babel ingenomen Ga naar margenoot+
Astiagis groote macht
Onder 't Perssisch Rijck gebracht,
Tweede Monarch is dus gekomen.
Zaleucus onderdanigh Ga naar margenoot+
Sijns wets wert 't een oogh los,
| |
[pagina 340]
| |
Ga naar margenoot+ Phalaris leeft tyrannigh
Met sijn koperen Os,
Ga naar margenoot+ d' Horatios
Bevrijen Romen van d' Albanen.
Ga naar margenoot+ Cresus van Cyro vermant
Soude zijn geweest verbrand,
Ten ware door Solons vermanen.
Ga naar margenoot+ Gods volck herbout den Tempel
Ga naar margenoot+ Haggai, Zacharias
Met Iesua exempel,
Ga naar margenoot+ Sorobabel, Esdras,
Ga naar margenoot+ Nehemias
Het volck in Gods wet onderwijsen
Ga naar margenoot+ 't Ioden Vorstendom begint,
d' Laetste Prophete ontbind
Ga naar margenoot+ Malachias niet om volprijsen.
Ga naar margenoot+ In Perssen volght Cambysis,
Ga naar margenoot+ Darius door 't gebriesch
Ga naar margenoot+ Hester in sijn logijs is,
Ga naar margenoot+ Xerxes heeft groot verlies
Ga naar margenoot+ Longimaen dies
Ga naar margenoot+ Met Nothus en Mnemon regeeren,
Ga naar margenoot+ Ochus en Arsames siet,
Ga naar margenoot+ Darius de laetste vliedt
Ga naar margenoot+ Door Alexanders Over-heeren.
Ga naar margenoot+ Derde Monarch in vieren
Als tacken wert gedeelt,
Ga naar margenoot+ De Ptolomei regieren
Egypten ongeheelt,
Ga naar margenoot+ Seleucus scheeldt
Met Antigon, hy neemt Asien,
Ga naar margenoot+ Scevola offert sijn handt,
Ga naar margenoot+ Curtius daelt in den brandt,
Ga naar margenoot+ Groeningen houtmen in dees tyen.
| |
[pagina 341]
| |
Consules binnen Romen Ga naar margenoot+
Regeeren in voorspoet,
De Gallos sy betoonen Ga naar margenoot+
Sammiten zijn verwoet Ga naar margenoot+
Pyrrhus vlien moet Ga naar margenoot+
Doch Hanibal komt haer benouwen, Ga naar margenoot+
Maer Scipio Africaen Ga naar margenoot+
Heeft verwinninge gedaen,
En brenght Carthago gantsch in rouwen. Ga naar margenoot+
Thales d' Eclipsis vindet, Ga naar margenoot+
Solon veel wetten geeft, Ga naar margenoot+
Chilon wijsheyt ontbindet Ga naar margenoot+
En Periander leeft,
AEsopus geeft Ga naar margenoot+
Sijn fabelen, oock de Sibillen,
Hebben hier en daer gesticht,
Timochaer in 't sterre-licht,Ga naar margenoot+
Aratus spreeckt van Godes willen. Ga naar margenoot+
Oock was Anaximander, Ga naar margenoot+
Stoicus, Hipocrates, Ga naar margenoot+
Democrites, Cleander, Ga naar margenoot+
Den wijsen Socrates, Ga naar margenoot+
Diogenes Ga naar margenoot+
Oock Pythagoras kloeck van sinnen Ga naar margenoot+
Plato Goddelijck van aert, Ga naar margenoot+
Aristoteles vermaert Ga naar margenoot+
En Epicurus nu te vinnen. Ga naar margenoot+
Philadelphum de boecken
Des Bybels overset, Ga naar margenoot+
Op Garisim te soecken Ga naar margenoot+
Is eenen Tempel net,
Licurgi wet Ga naar margenoot+
Is by die van Lacedemone,
Iesus Syrach wijsheyt schrijft Ga naar margenoot+
| |
[pagina 342]
| |
't Ioden Vorstendom beklijft,
Ga naar margenoot+ Oock bloeyt Symon Onisone.
Ga naar margenoot+ Antioch' Epiphanis
Maeckt menigh Martelaer,
Ga naar margenoot+ Mathatias vermaen is
Om te verlossen haer,
Ga naar margenoot+ Eenen Altaer
Is in Egypten nu gekomen,
Ga naar margenoot+ Hipparchus meet sterren kleen,
Ga naar margenoot+ Phariseen en Saduceen
Die hebben haer begin genomen.
Ga naar margenoot+ Iudas volght Mathatias,
Ga naar margenoot+ Ionathas komt nae hem,
Nae Symon, d' heerschappy was,
Ga naar margenoot+ Ioannes Hircanem,
Ga naar margenoot+ Alexandrem
Wert Coningh, en daer na den ouden
Ga naar margenoot+ Hyrcanus hoogh Priester is,
Ga naar margenoot+ Doch door list Antipatris
Ga naar margenoot+ Heeft Herodes 't Scepter behouden.
't Roomsch Borger-krijgh beginnet
Ga naar margenoot+ Met Marius, Sylla,
Ga naar margenoot+ Pompejus overwinnet
Het gantsche Asia,
Ga naar margenoot+ En Africa.
Den Coningh Mithridaet moet sneven,
Ga naar margenoot+ Caesar gantsch Europam dwinght,
d' Heerschappy hy onderbringht,
Ga naar margenoot+ d' Vierde Monarch wert aengeheven.
Oock zijn in dese stonden
Ga naar margenoot+ Tullius Ciciro,
Ga naar margenoot+ En Livius gevonden,
Ga naar margenoot+ Terentius, Varro,
Ga naar margenoot+ Als oock Cato,
Ga naar margenoot+ Van Virgillus mach men hooren,
| |
[pagina 343]
| |
Als oock van Ovidius: Ga naar margenoot+
Onder Keyser Agustus
Wert JESUS CHRISTUS nu gebooren. Ga naar margenoot+
|
|