't Geestelijck kruydt-hofken
(1657)–Anoniem Geestelijck Kruydt-hofken– AuteursrechtvrijOp de wijse: O Schepper fier, &c. | |
[pagina 171]
| |
't STaet in u handt
Groot ofte sterck te maken,
Niemandt en kan laken
't Geen ghy, o Heere doet,
Hoewel 't verstand
Wel soeckt ander oorsaken,
Ghy hebt tot een baken
Gestelt u Sone goet,
Wat is hem al overkomen,
Niemand hevet doen vernomen
Dat al syn smaet
Quam uyt bescheyden raed.
Liefd' en wijsheyd,
De grond-oorsaeck van allen,
Liet desen gevallen
Ordentlijck komen voort,
Met sulck beleyt,
Dat yegelijcks bestallen
Niet en scheen te smallen
Elck in sijn eygen oort:
Elck een deed' sijn eygen wille,
't Scheen dat ghy u hand hielt stille,
Doch al haer werck
Volbracht u oogemerck.
't Stont langh, alleens
Of hy noch soud' ontkomen,
Niemand woud' verdomen,
Elck wiesch sijn handen schoon,
Den sin oneens // was onder den onvromen
Niemand heeft vernomen
Des lijdens edel kroon,
V verborgen wijsheyds stralen
Konden haer in 't hert niet dalen,
Seer onbedacht
Elck u besluyt volbracht.
| |
[pagina 172]
| |
Hy kan dan wel
Troost vinden in het lijden,
En daer in verblijden,
Die uwen Soon aensiet,
Hoopende snel
Op u handt t' allen tijden
Die haest kan bevrijden,
Hoewel men 't niet en siet:
D' uytkomst was by u gevonden,
Eer hy gingh de werelt gronden,
Begin en endt // is u wijsheyt bekent.
|
|