Gheestelijcke Harmonie
(1722)–Anoniem Geestelijcke harmonie– AuteursrechtvrijVan veel-der-leye en uyt-gelesen, soo Oude als Nieuwe, Catholijcke kerckelijcke Lof-sanghen, Leysenen, ende Liedekens op die principaelste Feesten ende Getijden des Jaers, die men in't Vorstendom Cleven by den Catechismus singht
Stem: Ick gingh my lest vermeyen,
GEen leger van Soldaten,
Heeft konnen u doen laten
Het Cruys, O Moeder Godts.
Veel min de vrees des doots
V Soon aen't Cruys verheven
Tot 't eynde van sijn leven
Stantvastigh ghy by staet,
Wie dat vlucht wie dat gaet.
Dat heeft u hart doorsneden,
Dat in geen van sijn leden,
Een lit geheel ghy vint,
In hem du ghy bemint!
Het bloet loopt uyt sijn oogen;
Als pesen van de bogen;
Gespanne, ja veel meer,
Siet ghy sijn armen teer!
Sijn doodelijcke wonden!
Sijn leet u hart door gronden,
Sijn naecktheyt ende pijn,
| |
[pagina 245]
| |
Sijn smert de uwe sijn
[Sij]n schudden doet u beven,
[Het ne]emt u ziel en leven!
Dat hem wort aengedaen
Blijft in u herte staen!
[On]der sijn woorden seven,
[Die h]y aen't Cruys gegeven,
Hoort ghy, Vrouw siet u Kindt,
Johannes van my bemint.
[Me]t pijnen uytermaten,
[Gy h]ebt my Godt verlaten,
[R]iep hy o groot torment!
[u] Vrouw, alleen bekent.
[Vo]rders hoort ghy hem klagen,
[Die n]oyt sprack in sijn plagen,
[V]an sijn dood'lijcken dorst,
Dat u hart heel doorborst!
[Het] laeft met luyder kele,
[In u h]and, ick bevele.
Mijn Ziel, ò Vader Godt,
[H]oe raeckt u hert in slot!
[Pri]nces der Martelaren,
[Geen] Zee kan met sijn baren
[U] Liefde vlammen groot
[U]yt-doven nogh de doot!
[Wa]nt u Soons'lijck gehangen,
[Hebt] ghy van't Cruys ontfangen,
Doorwont naeckt en bloot
Geleydt op uwen schoot:
[O] maeght o zee vol rouwe,
[Niem]andt wilt ghy betrouwe,
[U] eygen vleesch en bloet:
[U] trouwe liefd' dit doet.
| |
[pagina 246]
| |
In 't graft gaet hy hem dragen,
Met suchten en droef klagen
Hoe 't zwaert u hart door snijt,
Noyt tegen Godt ghy strijdt.
O Moeder Godts laet blijcken,
Dat noyt ghy wilt af wijcken,
Als my de doot aenrandt,
My met Liefde brandt.
Van 't quaet wilt my beschermen,
Ontfangen my in u ermen,
Hierom ick voor u kniel,
Geeft rust mijn naeckte Ziel.
|
|