Gheestelijcke Harmonie
(1722)–Anoniem Geestelijcke harmonie– AuteursrechtvrijVan veel-der-leye en uyt-gelesen, soo Oude als Nieuwe, Catholijcke kerckelijcke Lof-sanghen, Leysenen, ende Liedekens op die principaelste Feesten ende Getijden des Jaers, die men in't Vorstendom Cleven by den Catechismus singht
[pagina 192]
| |
Stemme: Eya met Basoenen en Fluyten.
ADieu werelt valsch verrader
Geeft my dat ghy hebt berooft,
Ick wil't schencken Godt mijn Vader
Ghy geeft niet dat ghy belooft
V valsche cieraet doet bedriegen
Met een doodelijck fenijn,
Ghy niet anders weet als liegen,
Ghy en geeft niet meer als pijn.
Edel mensch opent u oogen,
Laet u dogh verleyden niet:
Want daer menigh wort bedrogen
Die alleen't uytwendigh siet:
Wilt u dan met my ontbinden
Daer ghy aen gebonden staet,
Laet u de werelt niet blinden
Die u dagh en nacht na gaet.
Rijcke Godt ick kom my keeren
Tot u mijnen Heer en al,
Ick nu gae abandonneeren
Al dat werelts valsch geschal:
Haer geselschap wil ick laten,
V beminnen mijnen Godt;
Schoon de Menschen van my praten,
En de werelt met my spot.
Suyver, reyn, simpel van wesen,
Diep van ootmoet, geern veracht,
| |
[pagina 193]
| |
Is des Ziels cieraet gepresen
Kost'lijck boven 's werelts pragt,
Dese baen sal ick intreden,
Al valt het zwaer die natuer
Godt te dienen met mijn leden
Sal my nimmermeer vallen suer
In't geloove vierig, aendachtig,
Wijs, voorsichtigh in het doen,
Dickwils Jesu zijn gedachtig,
In de deugden altijdt spoen,
Oprecht ende heusch van monde,
Sonder veyns of valschen schijn,
Als de pest schouwen de sonde
Geeft dat ick altijt magh zijn.
Tot u Heer neem ick mijn gange,
Heer ghy zijt mijn saligheyt,
Neem mijn hert wilt het ontfange
Tot u dienst is het bereyt:
Ghy een yder sult beloone
Die gestreden heeft om prijs,
Boven in des Hemels throone,
In het Hemels Paradijs.
|
|