Gheestelijcke Harmonie
(1722)–Anoniem Geestelijcke harmonie– AuteursrechtvrijVan veel-der-leye en uyt-gelesen, soo Oude als Nieuwe, Catholijcke kerckelijcke Lof-sanghen, Leysenen, ende Liedekens op die principaelste Feesten ende Getijden des Jaers, die men in't Vorstendom Cleven by den Catechismus singht
[pagina 189]
| |
Met vlij hebt acht o vromer Christ,
Die ghy ten heyl verlooset bist,
En wacht u yder frist,
Voor valschen waen, en ketzer list
Soo rechten grondt te weder ist.
Laet u vervoeren nimmermeer:
Door smeeckler tongen soete leer
Der Secten nye meer:
Als sou niet meer dan't geloof alleen
Tot der saligheydt van nooden sijn.
Het licht aen gelooven niet alleen,
Het moed daer by die liefd' oock sijn
Met haren wercken fijn:
Die Godt hier na tot sijner tijdt
Beloonen sal in eeuwigheydt.
Niemant mach door den gelooven sijn,
Sonder liefd' ten Hemel komen in,
Noch door sijn werck alleyn
Wie d'een heeft, en dat andere niet
Magh niet bestaen voor Godts gericht.
Doch wie geen goet hier doet voorwaer,
En leeft in sonden immer daer
Die is verlooren t'waer:
Of hy oock allen geloven hebt:
En groote wonder teijcken dedt.
Laet u dit niet tot schimpel sijn,
Bedenckt het wel in 't herte dijn
Hout uwen wandel fijn:
Doet goets in deser genaden tijdt
Soo loont u Godt in 't eeuwich rijck.
En als die sond eryler dich
Staet af, doet boet gewilliglijck:
Soo sal die Heer genadich
| |
[pagina 190]
| |
Vergeven dijne misscdaedt:
Als hy u selver heeft belaeft.
|
|