Gheestelijcke Harmonie
(1722)–Anoniem Geestelijcke harmonie– AuteursrechtvrijVan veel-der-leye en uyt-gelesen, soo Oude als Nieuwe, Catholijcke kerckelijcke Lof-sanghen, Leysenen, ende Liedekens op die principaelste Feesten ende Getijden des Jaers, die men in't Vorstendom Cleven by den Catechismus singht
[pagina 125]
| |
Die ghy een Trooster werd genant,
Een gaef Godes hier af gesant,
Een Fonteyn des levens machtigh,
Een vyer en een liefde krachtigh. Tu septi
Met seven gaven wel bekant:
En zijt den vinger van Godts hant,
Ghy zijt oock dat beloofde goedt
Dat met sigh brengt die talen soet. Accende
Steeckt aen dat licht in onsen sin.
Stort in onse herts u liefde in,
Sterckt onse zwacke bloodigheydt,
Met dijner genaed in eeuwigheyt. Hostem
Verdrijft van ons den vyandt quaet,
En gheeft den peys door uwen raedt,
Oock dat wy al door u genaed,
Mijden die sonden vroegh en spaed. Per te
Geeft dat wy al erkennen schoon,
Godt den Vader en zijnen Soon,
En u beyder geest sekerlijck,
Een Godt gelovet eeuwighlijck Gloria
Godt den Vader sy lof, en prijs,
En zijnen Soon gelijckerwijs,
Daer toe oock Godt der Heyligh Geest,
Gelooft moet zijn met aller feest.
|
|