Gheestelijcke Harmonie
(1722)–Anoniem Geestelijcke harmonie– AuteursrechtvrijVan veel-der-leye en uyt-gelesen, soo Oude als Nieuwe, Catholijcke kerckelijcke Lof-sanghen, Leysenen, ende Liedekens op die principaelste Feesten ende Getijden des Jaers, die men in't Vorstendom Cleven by den Catechismus singht
[pagina 98]
| |
Die betracht in uwe herten.
Hy sprack voor eerst seer lieffelijck,
Tot zijn Vader van Hemelrijck
Met krachten en met sinnen,
Vergeeft Vader, sy weten niet,
Wat sy aen my volbrengen.
Gedenckt aen die bermhertigheyt,
Die Godt den moorder met gedeylt
En sprack seer genadelijcke,
Voorwaer ghy sult huyd by my zijn
In mijnes Vaders Rijcke.
Sijn Moeder heeft hy oock bedacht,
Als hy dat derde woort haer gaf
Vrouw wilt u Soon beschouwen,
Joannes neemt u Moeder waer,
Laet dit u niet berouwen.
Dat vierde woort nu hooret aen,
Een dorst is my seer aengegaen,
Riep hy met heller stemmen:
Dat heyl der menschen ick begeer,
Och! mocht ick dat volbrengen.
Ten vijften riep hy in grooter pijn,
Ach Godt! ach Godt! Heer Vader mijn!
Hoe hebt gy my verlaten,
Dat ellend dat ick lijden moet,
Is groot al sonder maeten.
Dat seste was een krachtigh woort,
Dat veele sondaers oock verhoort
In haer doodelijcke wonden,
Het is volbracht mijn lijden groot
Alhier in deser stonden.
Dat leste woort, met groot begeer,
| |
[pagina 99]
| |
In uwe hant mijn geest beveel
Als ick als nu sal sterven,
Ghy woudt den Sondaer genadigh zijn
En laeten niet bederven.
Wie Jesus pijn in eeren heldt,
Die seven woort oock dick vermelt,
Den wilt der Heer verheven,
Op eerden hier tot zijn genaed,
En namaels het eeuwigh leven.
|
|