Gheestelijcke Harmonie
(1722)–Anoniem Geestelijcke harmonie– AuteursrechtvrijVan veel-der-leye en uyt-gelesen, soo Oude als Nieuwe, Catholijcke kerckelijcke Lof-sanghen, Leysenen, ende Liedekens op die principaelste Feesten ende Getijden des Jaers, die men in't Vorstendom Cleven by den Catechismus singht
Stemme: Als nu een jegelijck lagh in ruste.
DEn goeden Herder om 't schaep' verloren,
In onse mensheyt van boven gedaelt,
Van sijne moeder Maria geboren,
Sijn uytverkoren uyt Oosten onthaelt,
Geleyt van zijne sterr' in Bethlehem,
De wijse in sijn doeckjens vinden hem,
En hier voor haren alderwijsten Heer
Ootmoedigh op der aerden dallen neer.
Den hooghsten Koninck der Koningen loven,
By zijne kribbe en ootmoedigen stal,
Verheven boven palleysen en hoven,
Van den almogenden Schepper van al,
En voor dat kindeken, dat op den schoot
Van sijne moeder sit, van al ontbloot,
Doen op vol liefden en medogentheyt
Haer schatten, van den oosten hem bereyt.
| |
[pagina 75]
| |
Met haere gaven hem Koninck belijden,
Met haere gaven belijden hem Mensch,
Met haere gaven in Godt haer verblijden,
Al haer verlangen, en eenigen wensch.
Sy geven 't Kindeken als Koninck Gout,
In dit geloove by de Joden stout,
Vereeren Myrrh' tot zijn begravenis,
En Wieroock hem die Godt waerachtig is.
Het soete Kint niet en laet hem verwinnen
Het in de werelt niet werelts en heeft.
Godt boven alle goet leert haer beminnen,
Het Gout der liefde haer wederom geeft,
En zijnen Wieroock van Godtvruchtigeyt,
En zijnen eersten Myrrh' van Lijtsaemheyt
De wijsen van zijn wijsheyt uytgeleert
Door and're wegen zijn naer huys gekeert.
Och niet de wijsen, o mensch uytgelesen
Om te gaen soecken dit Goddelijck Kindt,
V is het waere licht oock opgeresen,
Waer in gy secker u saligheydt vindt;
In 't woort des Heeren u soo klaer belooft,
Wanneer gy met den wijsen oock gelooft,
En uwer alderliefsten schat vereert:
Alleen het Kindeken u hert begeert.
|
|