Gheestelijcke Harmonie(1722)–Anoniem Geestelijcke harmonie– AuteursrechtvrijVan veel-der-leye en uyt-gelesen, soo Oude als Nieuwe, Catholijcke kerckelijcke Lof-sanghen, Leysenen, ende Liedekens op die principaelste Feesten ende Getijden des Jaers, die men in't Vorstendom Cleven by den Catechismus singht Vorige Volgende [pagina 6] [p. 6] I I. Conditor alme fiderum. O Schepper aller Sterren klaer, Een licht der geloovige schaer, Christe onse Verlosser goet, Hoort dat wy bidden met ootmoet, Qui Ghy waert bedroeft dat door de doot Die werelt was in hooghsten noot, Ghy maeckten oock den mensch gesont, Die door de sonden was verwont. Vergente Als die werelt tot den avont vloot, Quaemt ghy Bruydegom schoon en root Vyt dijnes Moeders Lichaem reyn, En sy bleef een maget certeyn. Cujus Voor u gewelt en stercke kracht Moet sich buygen alle geslacht In Hemel en in't aertsche dal, Die u zijn onderdannigh al. Occasum Die Son en oock die klare Maen. Na uwer willen orningh gaen, Die Sterren oock den glants geven, Na u gebiet seer verheven. Te deprecamur. O heyligh Heer gebenedijdt, Rechter van toekomende tijdt, Wy bidden u doet ons bystant Tegen die macht van den vyant. Laus Lof zy u Christe en eerlijckheyt: Met den Vader in eenigheyt, Daer toe oock Godt den Heyligen Geest, Gelooft moet zijn met alle feest. Amen. Vorige Volgende