| |
| |
| |
De schrijftaal van de Westhoek in Frankrijk.
Pieter Tandt: z'n toneelstuk Euphemia en z'n berijmde argument van ‘Het wonderlyk leven van de H. Mildreda’ (1770)
Lexicon ● 17
C. Moeyaert
Inspecteur Nederlands Ieper (B)
| |
I. De dichter en toneelschrijver Pieter Tandt
Pieter Tandt werd op 7 september 1737 in Houtkerke geboren als zoon van Pieter Tandt sr., zelf geboren en gestorven in Houtkerke (1702-1770), en van Charlotte Candale, geboren in Westvleteren en gestorven in Houtkerke (1703-1762). We kennen nog drie broers van Pieter Tandt jr.: Leander (o1735), Jan Albertus (o1744) en Karel (o1746).Ga naar eindnoot(1.) De twee laatsten waren ook dichter en alle drie waren ze lid van de Houtkerkse Rederijkerskamer ‘Twistbevechters’, met als patroon Sint-AntoniusGa naar eindnoot(2.). Deze Rederijkerskamer die na een onderbreking onder de Franse Revolutie is blijven bestaan tot na 1884, bezat vroeger een eigen vergaderlokaal, vaandels, muziekinstrumenten en ‘Gildelanden’.Ga naar eindnoot(3.) De drie vermelde broers hadden o.m. samen een verzenbundel gemaakt, een handschrift dat waarschijnlijk verloren gegaan is. Het werd besproken door P. De Haene in 1854.Ga naar eindnoot(4.)
In 1762 stond Pieter Tandt jr. (hij was toen pas 25 jaar oud) al bekend als toneelschrijver, want de Poperingse dichter Nicolaas Posture schreef toen over:
‘... den ervaren Pieter Tandt
Is beduyvelt lank en speelde (slank)
En heeft ook geen groote weelde
Heeft spelen twee of drie gemaekt (toneelspelen)
Is ma foy ook puydenaekt.’Ga naar eindnoot(5.)
Pieter Tandt overleed waarschijnlijk op het eind van de 18e eeuw of in het begin van de 19e eeuw. Zijn dichterleuze was ‘(De) Deugd baert vreugd’.Ga naar eindnoot(6.)
Er zijn nogal wat problemen met de voornaam van deze dichter. Volgens de geboorteakte heet hij Pierre François Tandt zoals z'n vader in z'n sterfakte (Petrus Franciscus). In de bespreking van de gemeenschappelijke dichtbundel met 29 dichters zou hij volgens E. de Coussemaker P.C. Tandt heten.Ga naar eindnoot(7.) Zie verder i.v.m. de voornaam Leander.
| |
II. Werken
1. De al vermelde dichtbundel van de drie broers, waarin de meeste gedichten door Pieter en z'n broer Albertus geschreven waren. De andere waren gemaakt door Caro- | |
| |
lus Leonardus (volgens de geboorteakte Charles Winoc!) en Pieter Blaevoet. Volgens De Haene zijn de verzen van Pieter de beste: ‘Pieter est d'ailleurs le véritable poète’.Ga naar eindnoot(8.)
2. Een of meer gedichten die voorkomen in de dichtbundel van zowat 800 bladzijden gevuld door 29 dichters;Ga naar eindnoot(9.)
3. Een gedicht dat E. de Coussemaker schenkt aan het Vlaams Comité van Frankrijk.Ga naar eindnoot(10.)
4. De onstervelyke lauwerieren geplukt op het slag-veld van Fontenoy door den onverwinnelyken Held Ludovicus XV, koning van Vrankryk en Navarre etc. Jegers Guilielmus Augustus Hertog van Cumberlant op de XI dag van mey MDCC.XLV; als ook het overgaen van de stad Doornyk met haere Citadelle etc. voor de derde-mael in druk uytgegeven. Tot Ypre by T. Walwein.Ga naar eindnoot(11.)
Dit stuk bevat 76 blz. en deze derde druk is van na 1789Ga naar eindnoot(12.). Vital Celen heeft er enkele regels uit aangehaald in z'n ‘Stemmen van Trouw’ waarin sprake is van de ‘Vlaemsche Nederlanden’. (blz. 23) Volgens SmeyersGa naar eindnoot(11.) zou dit werk al in 1745 in Ieper gedrukt zijn toen Pieter 8 jaar was?
5. Euphemia, dochter van Elias, koning van Missinen. Bly-eyndig treurspel. Voor den vierden mael in Druk gegeven. Tot Ypre, by T.F. Walwein, op de Lente-Markt. Hiervan bezit ik een fotokopie. Het CFF bezat er een derde druk van uit 1789Ga naar eindnoot(13.).
6. Het wonderlyk leven van de H. Mildreda. Hiervan bezitten we alleen het ‘argument’ in de vorm van een aanplakbiljet met als titel:
Leeft MensChen Vreest goD UWen sChepper
Om te vertonen het Wonderlyk Leven van de H. Mildreda.
Tot Ipre, by Jacobus Franciscus Moerman, in de Boterstraet. Het jaarschrift wijst 1770 aan. Het toneelstuk werd in Millam opgevoerd waar de bekende kapel van de H. Mildreda staat, bekend als ‘Sint-Mulderskapel’.
Het toneelstuk werd opgevoerd door de ‘Leersuchtige Parnassi-Jeugd’, blijkbaar een (tot nog toe onbekende) Rederijkerskamer van Millam.
We bedanken hier Mevrouw A. Ropital-Porteman, die dit berijmde argument teruggevonden heeft in haar familiepapieren, voor de fotokopie hiervan. Een van de ‘Toneel vertoonders’ die op het blad vermeld staan was Ludovicus Poorteman, een voorouder van de familie Porteman.
De berijmde inhoud is het enigste wat we bezitten en is ondertekend door Leander Tandt, die dezelfde moet zijn als Pieter, aangezien de leuze die van Pieter is ‘De deugd baert vreugd’.
7. Een in agte en agte in een. Ook hiervan is het ‘argument’ van de hand van Leander TandtGa naar eindnoot(14.). Het toneelstuk werd in 1774 in Kaaster opgevoerd door de Rederijkerskamer Libertynen onder de leuze ‘Wy leven door Victorie’. Het is heel waarschijnlijk dat Pieter (Leander) Tandt ook de auteur is van het toneelstuk zelf.
8. Van ‘Antonius en Reinout, zoon van Ramodin’ (waarvan Carnel alleen de Franse vertaling geeft ‘Antoine et Renaud, fils de Ramodin’), is het berijmde argument ook van iemand die als leuze heeft ‘Deugd baert vreugd’. Carnel noemt hem Pieter Staes. Is dat een verschrijving voor Pieter Tandt? Zou Staes de dichtersleuze van z'n tijdgenoot overgenomen hebben? De Ekelsbeekse Rederijkerskamer ‘Heylig Geesters’ speelt het stuk in 1765Ga naar eindnoot(15.).
| |
III. Taal van Pieter Tandt
In z'n Euphemia en het argument van ‘Het wonderlyk leven van de h. Mildreda’ (waaruit het hiernavolgende lexicon opgemaakt is) schrijft Pieter Tandt goed
| |
| |
gebouwde maar soms vrij stroeve alexandrijen. De normale Nederlandse syntaxis wordt al te veel geweld aangedaan. De woordenschat zit vol Middelnederlands, waarvan enkel een deel tegelijk Zuidvlaams blijkt te zijn; maar soms profiteert hij van z'n Zuidvlaams voor het rijm of de versvoet. B.v. rijmt ‘verdient’ op ‘kind’, dat in ons westelijk Westvlaams als ‘kiend’ uitgesproken wordt, en schrijft hij het Westvlaams ‘raên’ i.p.v. raden om de versvoet. De negatie is doorgaans dubbel. De spelling wijkt weinig af van die van Des Roches, b.v. in: strakx, quam enz.
| |
Lexicon
Afkortingen
Mnl: Middelnederlands (Verdam, Middelnederlandsch handwoordenboek, 's Gravenhage, 1964). |
Zvl: Zuidvlaams, spreektaal van de Westhoek in Frankrijk. |
Wvl: Westvlaams; westel. Wvl: westelijk Westvlaams. |
DB: De Bo, Westvlaamsch Idioticon. |
des R.: J. des Roches, Nederduytsch-Fransch woordenboek (1821). |
Stal: Stallaert, Glossarium. (1977-78). |
Kil: Kiliaen, Etymologicum teutonicae linguae. |
VD: van Dale, Groot woordenboek der Nederlandse taal (1984) |
Gijv: Berthe Gysel van Gijvelde. |
St: Pieter Vandevoorde van Steenvoorde. |
Zerm: Elisabeth Rousseau van Zermezele. |
Win: Mevrouw Fermaut, Winnezele. |
M: in het argument van toneel over Mildreda. |
De getallen verwijzen naar de bladzij in Euphemia. |
| |
| |
| |
A
- | achterduchten: dat gij met al uw bloed niet meer hebt achterduchten op uwen droeven staet, 15, ‘achterdocht’, ‘berouw’ (MNL = achterdenken) |
- | adel borst: en gij mijn adel borst, wilt trouw de maeren draegen, 40, ‘jonker’, Mnl. |
- | adieu: ik neem adieu van u, 39, ‘afscheid’, Kil. |
- | aerde bal: op d'aerde bal, 12, ‘aardbol’. |
- | af: dat Konings kind waer af men heeft gesproken, 31, ‘van’, ‘over’, Mnl. |
- | afgaen: gij zoud... ook die goden afgaen, 17, ‘afzweren’, Mnl. |
- | Afgodin: 't aenzien een afgodin gedeurig voor mijn ogen, 15, ‘vrouwelijke afgod’, Mnl (VD). |
- | afstand: dat God den Heer... om uwen afstand, u dit ook vergeven zal, 54, ‘het afzweren’, Kil, Zvl. |
- | afstroppen: Stropt af zijn oorlogstuyg, 40, ‘afstropen’, Zvl, Wvl. |
- | afweiren: dat hij door het staele sweird den kop van synen hals zal wezen afgeweird, 46, ‘afhouwen’. |
- | alderstont: neen gy, tot alderstont, gy loochent al uw werken, 10, ‘voor altijd’. |
- | allegaer: wy sweiren allegaer, 37, ‘allemaal’, Zvl. |
- | alsoo: Alsoo ik heb verstaen, haer moed was even groot 24, ‘zoals’, Mnl. |
- | Ambassaed: gaet gy als ambassaed, 32, ‘gezant’, Mnl. |
| |
B
- | banket: Sa, dat men spoedig veirdig maekt de Tafels en Banketten, 56, ‘bank’, Mnl. |
- | battallie: vertoog van de battallie, 40, ‘veldslag’, Mnl. |
- | bedygen: de Chinoischen vorst de meester moet bedygen, 38, ‘worden’, Zvl, Kil., DB. |
- | behandigen: wat zoud dien Ambassaed behandigen dees reys, 35, ‘behandelen’, ‘bespreken’, dees reys = dit keer. |
- | bekeer: gij zult de keyserin ook syn bekeer vertellen, 51, ‘bekering’, Mnl. |
- | behulpig: dat sy mogen ons behulpig syn in nood, 37, ‘behulpzaam’, Mnl. |
- | bekkeneel: dat myn verstand veel rykelyker is in 't bekkeneel geplant, 16, ‘hersenpan’, VD (verouderd) |
- | belaen: noch en syt niet belaen, 24, ‘verlegen’, Mnl. |
- | belenden: Waer is Maria doch alsoo van mij belend? 22 Waer zal myn Suster gaen belenden, 28, ‘terechtkomen’, Mnl., Zyl. |
- | beleven: hoe zoud Euphemia aen den Dolphyn beleven, 55 ‘aanstaan’? |
- | beraen, zich: wat wilt gy u beraen, M. ‘zich beraden’, ‘aarzelen’, Mnl. |
- | beraen: gy zyt onwys beraen, 16, ‘je hebt geen wijze raad gekregen’, Mnl. Zvl, Zerm. |
- | bereed: tot straf en pyn bereed, 13, ‘bereid’, Mnl. |
- | bescheed: indien dat men bescheed daervan wilt ondersoeken, 55, ‘inlichting’, Mnl. |
- | bestaen: sy zal myn trouw bestaen, M, ‘aanvaarden’, Mnl. |
- | bevrien: wy zullen u bevrien, 28, ‘bevrijden’, Zvl. |
- | beyden: wilt daer verduldig beyden, 18, ‘wachten’, Mnl, Zvl. |
- | Bley: Bley eyndig treurspel, M, ‘met een blij eind’. |
- | bidden: maerwat ik bidden mag, dat gy uw voorstel bluscht, 5, ‘vragen’, ‘smeken’, Mnl. |
- | bogen: dat Moeder voor haer kind zal bogen haer knyen, 16, ‘buigen’, Mnl. |
- | by middel dat: by middel dat hy komt van Luna sich te keren, 51, ‘doordat’. Mnl? |
| |
| |
- | by zyds: omdat gy Luna hebt by zyds gestelt, 9, ‘opzij, ‘bezijden’, Wvl = bezyds. (hier: afzweren). |
| |
C
- | Carons boot: Al waer ik op de voet geleyd in Carons boot, 38, ‘Charon’ de veerman die de schimmen over de Styx zette. |
- | chinois: de goden zyn gedankt van alle de chinoisen, 5; op chinoise daelen, 7, ‘Chinees’, zn en bn, Zvl; Zerm. |
| |
D
- | dadelykx: dat sulkx mag dadelykx geschiên, 11, ‘dadelijk’ |
- | dertelheyt: Het is de dertelheyt die onse dochter steekt, 14, ‘speelsheid’, Kil. |
- | deurtrekken: ik ben met een gram gemoed van haer getrokken deur, 23, ‘wegtrekken’, ‘weggaan’, Wvl. |
- | dies dat: dies dat den Roomschen stoel is met syn majesteyt eenvoudig van gevoel, 32, ‘aangezien’, Mnl., |
- | dikmaels: gelyk het dikmaels heeft voor dezen wel gebleken, 37, ‘dikwijls’, Mln., Zvl. |
- | doen: doen dit u werd bevolen, 32, ‘toen’, Mnl. |
- | doling: te weten dat hy hier syn dolingen af sweirt, 51, ‘dwaling’, Mnl, DB. |
- | Dolphyn: Hoe zoud Euphemia aen den Dolphyn beleven, 55, ‘kroonprins’. |
- | duchteloos: Ach, duchteloose Maegd, 19, ‘onbevreesd’ |
| |
E
- | eenvoudig: dies dat den Roomschen stoel is met syn Majesteyt eenvoudig van gevoel, 32, ‘van hetzelfde gevoelen’. |
- | eesch: tot hy heeft vollen eesch, 30, ‘bekomst’, (Mnl vullen eesch = volop) Mnl. |
- | Edelheyd: ik dank uw Edelheyd, 32, ‘Uwe Edelheid’, ‘U Ed’. |
- | Elesieveld: Mildreda, door Gods roep, op het Elesieveld, M., ‘Elyzeese velden’, ‘paradijs’, ‘hemel’. |
- | erroepen: Een die genaede vraegt, erroepen moet syn woord, 48, ‘herroepen’. |
| |
F
- | forneys: dat sy drie uren moet in 't forneys zijn geset, M, ‘fornuis’, ‘oven’, Mnl, des R. |
| |
G
- | gaeren: den Chinoischen vorst zal gaeren ook syn machten, 33, ‘verzamelen’, Mnl, Zvl, Zerm. |
- | gat: leyd hem in vangenis, in d'uyterste der gaten, 40, ‘kerkerhol’, Mnl. |
- | gebied: en doet naer myn gebied, 32, ‘gebod’, Mnl. |
- | geen's gelyk: in g'heel de wereld rond en vind men geen's gelyk, 22, ‘zijns gelijke niet’. |
- | gelé: den hemel die zal u doen gelé, 28, ‘geleide’ (zijn) |
- | gelyk: soo sweir ik van gelyk, 40, ‘insgelijks’. |
- | gepynt: ik voele my gepynt; 25, ‘bang’, Mnl, westel. Wvl. |
- | geraes: met al uw sot geraes, 25, ‘geschreeuw’, Mnl. |
- | gesint: dat Mildreda niet gesint is te paeren, M. ‘geen zin heeft’, Zvl, Zerm. |
- | greyen: O Maegd die greyt den Heer, 39, ‘aanstaan’, Mnl. |
| |
| |
- | grootdadelyk: grootdadelyken vorst, 37, ‘grootmoedig’, (een eretitel); grootdadig is Mnl, ook bij des R. |
- | guychelaer: men zal u vertoonen hier naer, t'spel van Senesius den Guychelaer, M, ‘goochelaar’, ‘tovenaar’, Mnl: gukelaer, Kil kent ‘guychelen’. |
| |
H
- | hem: dat hem elk houd gereed, 6, ‘zich’, Wvl. |
- | hertnekkig: soo sy hertnekkig blyft, 15, ‘hardnekkig’ Mnl, Zvl, Zerm. |
| |
I
- | inzight: Momus een inzigt heeft, M, ‘bedoeling’, Gal. |
- | is 't dat: Is 't dat men aen den vorst die saecken moet vertellen, 20, ‘als’, ‘bijaldien’, westel. Wvl. |
| |
J
- | jonst: en niemand jonst en draegt, 24, ‘begunstigd wordt’, ‘gunst’, des R. |
| |
K
- | karkas: Monarch, 't is al in staet soo Bommen als Karkassen, 37; maekt veirdig de kanons, de Bommen en Karkassen, 33, ‘ijzeren geraamte van zeker soort brandkogel’ VD. |
- | keeren, zich: mij keeren, nimmermeer, ‘zich bekeren’, Mnl. |
- | keer om keer: 'k hope... dat hy zal keer om keer wel proeven ons geweld, 32, ‘keer op keer’. Zvl, Zwerm. |
- | kennelykheyd: bedankt syn kenn'lykheyd? M, ‘alwetendheid’, ‘kennis’, Mnl. |
- | kloekmoed: door den kloekmoeden strijd, M, ‘kloekmoedig’. |
- | kondschap: twee engels komen aen met kondschap dat sy haest naer Tanet toe zal gaen, M, ‘bericht’, des R. |
- | kruyd: en draegt besonder zorg voor 't Magazyn van kruyd, 33, ‘buskruit’, (buskruyd bij des R.) |
| |
L
- | lammig: soo wierd zyn gansche lyf gestelt als lammig schier, 31, ‘lam’ (lammicheyd = Mnl). |
- | langst: gy doet myn teer gemoed van langt te meer opwekken, 39, ‘hoe langer hoe meer’, Zvl, Zerm. |
- | last: d'Abesse die geeft last, M; daer is gegeven last, 33, ‘bevel’, Mnl. |
- | lauwerier: wy komen u verçieren met groene lauwerieren, 42, ‘lauwerkrans’, ‘laurier’, Lauwerier is een Zuidvlaamse achternaam. |
- | leen: wilt haer ter dood gaen leen, 26, ‘leiden’, Wvl. |
- | leel'k: de leel'ke afgoderien, 52, ‘lelijke’, Zvl. |
- | lettersuchtig: zal bly-eyndig uyt-geboesemt worden door de Lettersuchtige Parnassi-jeugd, M, ‘letterlievend’. |
| |
M
- | maegd: dat hy noch vriend noch maegd noch eygen bloed en spaert, 38, ‘verwante’, Mnl, Zvl, Win. |
- | maseur: t'is ik, 't is uw Maseur, 4, ‘zus’. |
- | mensche-wolf: van desen mensche-wolf, 40, ‘een wolf van een mens’, Gal. |
| |
| |
- | midsgaeders: Midsgaeders aen Mevrouwe de Schot, abdisse in Raevensberghe, M, ‘alsook’, Mnl. |
- | moeye: haere moeye van gelyk, M, ‘tante’, Mnl, Zvl, oud-Wvl. |
- | moordaedig: 'k zal u moordaedig normen, 48, ‘moorddadig’ |
- | moorder: dat gy den moorder zyt, 26, ‘moordenaar’, Mnl. |
- | Mosquetterien: Maekt veirdig de kanons en al de Mosquetterien, 33, ‘musket-geschut’, Gal. |
| |
N
- | namaels: waer myn lichaem nu en ziele namaels lydt, 56, ‘later’, ‘hierna’, Mnl, des R. |
- | naesen: 't is meer dan tyd dat wy den vyand naesen, 37, ‘naderen’, Zvl, westel. Wvl. |
- | niet med al:... en acht ik niet med al, 7, ‘niemendal’ (niet-met-al bij des R.) |
- | nieuwelyks: nieuwelyks op rym gestelt, M, ‘onlangs’, des R., nieuwelike = Mnl) |
- | nomen: 'k zal u moordaedig nomen, 48, ‘noemen’, Mnl. |
| |
O
- | om dieswil het was Godts wil, 29, ‘omdat’, (‘door dies wille dat’ in Mnl), Zvl, Wvl. |
- | onderhouden, zich: door de Leersuchtige Parnassi-Jeugd zig onderhoudende binnen de prochie van Millam, M, ‘bestaan’ |
- | ondersaet: soo zyn de ondersaeten, 7, ‘onderdaan’, Mnl, Zerm. |
- | onderstaen: die om haere suyverheyd te bewaeren, heeft veele moeten onderstaen, M, ‘doorstaan’, Mnl. |
- | onderwinden: dan 'k zal... hem met goed beleyd die saecken onderwinden: ‘bespreken’?, ‘voorleggen’? Mnl. |
- | ongevaer: soo dat men niet en heeft gehoort van ongevaer, 5, ‘gevaar’. Stal. kent ‘ongevaerdert’ = ‘niet onontrust’. |
- | ontfaen: heeft op den lesten tyd bermhertigheyt ontfaen, 17, ‘ontvangen’, Mnl. |
- | onthalzen: waerom sy wierd onthalst, 53, ‘onthoofden’ Mnl. |
- | ontrust: wat komt myn ingewant my soo ontrust te stellen, 11, ‘in beroering’, Mnl. |
- | ontsteken: D'abis... tyrannelyk ontsteken, M, ‘brandend’ ‘erg opgewonden’, Mnl. |
- | ontvlekken: om u... van dit misbruyk t'ontvlekken, 20, ‘zuiveren’. |
- | ontwyffelyk: ontwyffelyk sal hy syn afgod'rien versmaen, 33, ‘ongetwijfeld’, des R. |
- | onwys beraeden: 'k sien wel dat ik geweest ben seer onwys beraeden, 54, ‘onwijze raad gekregen hebbende’, ‘onverstandig’, Mnl, Des R., Zvl, Zerm. |
- | oorbooren: eer hy die saecke pleegt of waepens gaet oorboren, 30, ‘gebruiken’, Stal, bij DB: oorboore = gebruik, des R. kent orberen. |
- | opheffen, zich: Prinses heft u ras op, myn kind wilt rechte staen, 31, ‘opstaan’, Gal. |
- | oyt: of dat oyt komen sal, 31 ‘ooit’, Mnl spelling. |
| |
P
- | pael: nu was hy pael en bleek, 12, ‘bleek’, Gal. |
- | paeren: daer Mildreda niet gesint is te paeren met haar neve, M, ‘trouwen’. |
- | poogen: Komt, poogt u weirde Maegd, den doop zal ik u geven, 11; ik sweir dat ik haer sal onder 't sweird doen poogen, 24, ‘buigen’, Mnl = bogen..., zich buigen/krommen. |
- | post: en den Chinoisen vorst te post te weten laet, 32, te post: ‘met de post’. |
- | preuve: wat preuve kont gy my van loochenen doen blyken, 14, ‘bewijs’, Zvl. |
- | propoost: en breekt uw slecht propoost, 46, ‘voornemen’, Mnl, des R., Zvl, Zerm. |
| |
| |
| |
R
- | rapier: en soo hy docht op my te heffen syn rapier, 31, ‘lange degen’, Mnl. |
- | regieren: vind men een ander hier die heel den al regiert, 31, ‘regeren’, ‘besturen’, Mnl. Zvl. |
- | reguleeren: op dat men ook daer naer hem reguleeren mag met syne leger-schaer, 31, ‘ordenen’, Mnl. |
- | reys: wat zoud dien Ambassaed behandigen dees reys, 35, ‘dit keer’, Mnl. |
- | romen: en mag op geen volmaektheyt in het minste romen, 4, ‘roemen’, Mnl. |
- | ryzen: Ryst uyt den slaep, 9, ‘opstaan’, Mnl, Zvl, Zerm. |
| |
S
- | salet: kan iemand myn Salet inkomen als de deur is op slot geset? 19, ‘zaal’, ‘kamer’, des R. |
- | scheen: al moet ik schandelyk van dese weireld scheen, 11, ‘scheiden’, Mnl, Wvl. |
- | schikken: schikt gy des konings wil noch langer te mispryzen, 24, ‘van plan zijn’, ‘beschikken’, Mnl, Zvl, Zerm. |
- | schip-bode: De schip-bode laet verstaen, M, ‘scheepsjongen die een boodschap brengt’. |
- | sieden: een ander wierd gesoden, 3, ‘koken’, Mnl, Zvl, Zerm. |
- | sin: en hoe 't geschieden moet op eenen goeden sin, 41, ‘op een goede wijze’. |
- | slag: of heb ik allereerst hem slag gesworen aen? Neen, maer gy meerder quaed doet dan het oorlog sweiren, 48, ‘slag sweiren = oorlog sweiren’, ‘veldslag’, ‘oorlog’ bij ede verklaren? |
- | Slavaensch: den Slavaenschen vorst, 12, ‘Slavonisch’? |
- | smilten: uw moeder smilt van rouw, 16, ‘smelten’, Mnl. |
- | soo: soo ik u heb geseyt, 23, ‘zoals’, Mnl. |
- | spaede: nooit te spaede, 15, ‘laat’, Mnl. |
- | spoeden: hy die spoed syne gangen, M. ‘bespoedigen’, ‘verhaesten’, Mnl. |
- | spruyt: Mildreda jonge Spruyt, M, ‘kind’, ‘mens’, Mnl. |
- | staet: en siet naer geene staeten, 7, ‘stand’, ‘aanzien’, Mnl; Monarch 't is al in staet, 37, ‘orde’? |
- | staetdochter: staetdochters met al den edeldom, 53, ‘hofdame’, Mnl. |
- | stellen: twee dienaers zyn gesteld tot wagters in den kerker, M, ‘aanstellen’ |
- | stieren: en soo gevangen is naer 't Keyserryk gestiert, 43, ‘sturen’, ‘sturen’, Mnl., des R. |
- | strang: geen strange dood en zal my hier van overwinnen, 19, ‘pijnlijk’, ‘hard’, Mnl. |
| |
T
- | tegengaen: ik wil sonder uytstel den vorst nu tegengaen, 41, ‘te gemoet gaan’, Wvl. |
- | tegenseg: Mevrouw ik geef het u al sonder tegenseg, 35, ‘tegenspraak’, ‘tegenpruttelen’, Mnl (tegensegginge) |
- | tegenstaen: en soo gy menschen vin die 't selve tegenstaen, 7, ‘weerstand bieden ertegen’, Mnl. |
- | tegenstrien: dat iemand van myn bloed uw last zal tegenstrien, 7, ‘uw bevel tegenspreken’, des R. |
- | terwylen: 'k zal terwylen my tot sterven gaen bereyden 46, ‘ondertussen’, Mnl. |
- | toogen: Hy had ons willen toogen dat hy syn vrouw bemint, 47, ‘laten zien’, ‘tonen’, Mnl en Wvl. |
| |
| |
- | tuygen: Dit tuygt in my den geest, 53, ‘getuigen’, Mnl. |
- | tyrannig: tyrannig van manieren, 32, ‘tiranniek’, Mnl. |
| |
U
- | uytboesemen: sal bly eyndig uyt - geboesemt worden, M, ‘spelen’, ‘met emotie tot uiting brengen’, VD (Veroud.) |
- | uytdraegen: Ik zal 't u draegen uyt, weest niet ontrust daerin, 28, ‘voor scha of nadeel vrijwaren’, Mnl. |
- | uytgang: eersten uytgang, M, ‘toneel als deel van een bedrijf’ |
| |
V
- | van: Gy zult... van Jesus zyn verhoort, 18, ‘door’, Mnl. |
- | van gelyke: van gelyke aen de heeren schepenen, M; haer moeye van gelyk, M, ‘eveneens’, ‘insgelijks’. |
- | vangenhuys: ik heb hem in een put in 't vangenhuys doen steken: 41, ‘gevangenis’, Mnl. |
- | vangenis: en dat hy haer stack in vangenis, 32, ‘gevangenis’, Mnl, Zvl, Zerm. |
- | van lang te meer: dit zult gy dagelykx van lang te meer bevinden, 55, ‘hoe langer hoe meer’, Zvl, Zerm. |
- | vast setten: waer hebt gy nu den vorst Elias vast geset? 41, ‘gevangen zetten’. |
- | veirdig: sa dat men veirdig maekt de taefels en banketten, 56, ‘klaar’, ‘in behoorlijke staat’, Mnl. |
- | verbidden: en denkt soo gy niet keert, 't en zal niet zyn verbeden, 49, ‘door bidden verkrijgen’, Mnl. |
- | verholen: maer die houd hy verholen wel by hem alleen, 36, ‘verborgen’, Mnl. |
- | verlof: Prins, Uw onderdaenen vriend, met verlof die vertrekt, en alles werd gedaen, op dat'er niet ontbreekt, 33, ‘vergunning om te vertrekken’, Mnl. |
- | vermeugen: Moeder gy vermeugd meer dan wy allegader, 25, ‘tot meer in staat zijn’, Mnl, Zvl, Zerm. |
- | vermonden: Ach gy onnoosel schaep, dit mag men wel vermonden, 17, ‘vertellen’, ‘zeggen’, Mnl. |
- | vernaemt: en dat sy onder 't volk daer vooren is vernaemt, 7, ‘bekend’, ‘vermaard’, Mnl, Zvl, Zerm. |
- | vernoegt: in hem ben ik vernoegt, soo ik hem wel beviel, 11, ‘tevreden over’, ‘vergenoegd’, Mnl, Zvl, Zerm. |
- | vernyd: want syne Majesteyt 't is zeker, werd vernyd, 19, ‘versmaad’? (Mnl is vernieten). |
- | versaeden: dat hy van 't christen bloed schier noyt en is versaeden, 39, ‘verzadigd’ (vd op -en is Zvl) |
- | vertoef: ik zal zonder vertoef uw trouw dit openbaeren, 41, ‘uitstel’, Mnl. |
- | vertoog: eerste vertoog, M, ‘bedrijf’, ‘toneel’, Zvl. |
- | vertoogen: dat hier by my sich komt soo schadelyk vertoogen in eenen jongeling, 22, ‘vertonen, Mnl, Zvl, Zerm. |
- | vervromen: wilt moeder doch vervromen, 15; die myn spraek vervromt, 27, ‘versterken’, Mnl, Zvl, Zerm, Cijv. |
- | verwoed: D'abdisse is verwoed, M, ‘woedend’, Mln, Zvl. |
- | voegen, zich: als eenen keyser hem voegt als een oorlogsman, 33, ‘zich gedragen’, Mnl. |
- | voen: tot dat ik uwe ziel zal by uw schepper voen, 21, ‘voeden’? ‘voeren’? ‘voegen’? |
| |
| |
- | voorder: dat sy haer wilt voorder vreken, M, ‘verder’, Mnl. |
- | voorenstaen: hem biddende dat haer zoude voorenstaen, 53, ‘opkomen’, ‘verdedigen’, Mnl. |
- | voor-rechter: als de Godin die in al ons bedreven voorrechter is geweest, 6, ‘voorspreekster’? |
- | voorwerp: Vorstinne uw voorwerp neem ik seer wel in dank, 39, ‘voorstel’, ‘plan’? |
- | voet: ik wil haer op de voet naer Carons boot toezenden, 26, ‘meteen’, Mnl. |
- | vorstersse: vorstersse my gelooft, God heeft hierin gevrocht, 53, ‘vorstin’, (des R. kent wel meesterss = meesteres) |
- | voys: met ons gemeyne voysen, 5, ‘uitgebrachte stem’, Mnl, algemeen Zvl. |
- | vriend: dat hy noch vriend noch maegd... en spaert, 38, ‘familielid’, Mnl, Zvl. |
- | vyer: Mildreda in het vyer, M, ‘vuur’, spr. vier, Wvl. |
| |
W
- | wederstaen: vorstin, uw soet vermaen, dat moet ik wederstaen, 39, ‘er weerstand tegen bieden’, ‘er zich tegen verzetten’, Mnl. |
- | Wey-maend: op den 4 en 5 van Wey-maend, M, ‘juni’ (eigenlijk weidemaand) |
- | werden: om spoedig als 't werd nood te trekken in het veld, 37, ‘als het nood doet’. (werden = worden, Mnl) |
| |
Résumé
I. Le poète et dramaturge Pieter Tandt
Pieter Tandt naquit le 7 septembre 1737 à Houtkerque. Il était fils de Pieter Tandt senior, lui-même né et décédé à Houtkerque (1702-1770) et de Charlotte Candale, née à Westvleteren et décédé à Houtkerque /1703-1762). Nous connaissons encore trois frères de Pieter Tandt junior: Leander (o1736), Jan Albertus (1744) et Karel (o1746).Ga naar eindnoot(1). Les deux derniers étaient également poètes et ils étaient tous trois membres de la chambre de rhétorique houtkerquoise ‘Twistbevechters’ (adversaires de la dispute), dont le Patron était Saint Antoine.Ga naar eindnoot(2). Cette chambre de rhétorique qui, après un éclipse sous de la révolution française, subsista jusqu'en 1884, disposait jadis de son propre local de réunion, de drapeaux, d'instruments de musique et de ‘Gildelanden’ (terres de la guilde).Ga naar eindnoot(3). Les trois frères susmentionnés avaient notamment rédigé ensemble un recueil de poèmes, manuscrit qui s'est probablement perdu. P. De Haene le commenta en 1854.Ga naar eindnoot(4).
En 1762, Pieter Tandt junior, alors âgé de 25 ans, était déjà un dramaturge réputé, car le poète de Poperinge Nicolas Posture écrit de lui:
‘... l'expérimenté Pieter Tandt
Est diablement long et maigre
Et n'a pas grande richesse
A fait deux ou trois pièces
Est ma foi nu comme un ver.’
‘... den ervaren Pieter Tandt
Is beduyveld lank en speelde
En heeft ook geen grote weelde
Heeft spelen twee of drie gemaakt
Pieter Tandt mourut probablement à la fin du XVIIIo siècle ou au début du XIXo. Sa devise poétique était ‘(De) Deugt baert vreugd’ (La vertu engendre la joie).Ga naar eindnoot(6).
Le prénom de ce poète nous pose pas mal de problèmes. Selon l'acte de naissance, il s'appelle Pierre François Tandt comme son père dans son acte de décès (Petrus Franciscus). Dans le commentaire du recueil de vers aux 29 poètes, il s'appellerait P.C.
| |
| |
Tandt d'après E. de Coussemaker.Ga naar eindnoot(7). Voir ci-après ce qui concerne le prénom Leander.
| |
II. OEuvres
1. Le recueil de vers des trois frères, que nous avons déjà mentionné et dont la plupart des poèmes étaient de la main de Pieter et de son frère Albertus. Les autres étaient de Carolus Leonardus (Charles Winoc d'après l'acte de naissance) et de Pieter Blaevoet. Selon De Haene, ce sont les vers de Pieter qui sont les meilleurs: ‘Pieter est d'ailleurs le véritable poète.’Ga naar eindnoot(8)
2. Un ou plusieurs poèmes qui figurent dans le recueil de quelque 800 pages qui rassemble 29 poètes.Ga naar eindnoot(9)
3. Un poème dont E. de Coussemaker fait cadeau au Comité Flamand de France.Ga naar eindnoot(10)
4. De onstervelyke lauwerieren geplukt op het slag-veld van Fontenoy door den onverwinnelycken Held Ludovicus XV, konink van Vrankryk en Navarre etc. Jegens Guilielmus Augustus Hertog van Cumberlant op de XI dag van mey MDCC.XLV: als ook het overgaan van de stad Doornyk met haere Citadelle etc. voor de derde-mael in druk uytgegeven. Tot Ypre by T. Walvein. (Les immortels lauriers cueillis sur le champ de bataille de Fontenoy par l'invincible héros Louis XV, roi de France et de Navarre etc. Contre Guillaume Auguste Duc de Cumberland le onzième jour de mai 1745; ainsi que la reddition de la ville de Tournay avec sa citadelle etc. éditée pour la troisième fois. A Ypres chez T. Walvein.)Ga naar eindnoot(11)
Cette pièce compte 76 pages et cette troisième édition date d'après 1789.Ga naar eindnoot(12) Vital Celen en a cité quelques lignes dans son ‘Stemmen van Trouw’ (Voix fidèles); Tandt y parle des ‘Pays-Bas flamands’. (page 23) Selon SmeyersGa naar eindnoot(11) cet ouvrage aurait déjà été imprimé en 1745 à Ypres, alors que Pieter avait huit ans?
5. Euphemia, dochter van Elias, Koning van Missinen (Euphémie, fille d'Elie, roi de Missines). Tragi-comédie. Quatrième édition. A Ypres, chez T.F. Walvein, sur la Lente-Markt (Marché de légumes). J'en possède une photocopie. Le Comité Flamand de France en possédait une troisième édition datant de 1789.Ga naar eindnoot(13)
6. Het wonderlyk leven van de H. Mildreda. Nous n'en possédons que l'‘argument’ sous la forme d'une affiche portant le titre:
Leeft Mens Chen Vreest goD UWen sChepper
Om te vertonen het Wonderlyk Leven van de H. Mildreda.
(Vivez, humains. Craignez dieu votre créateur. Pour représenter la miraculeuse vie de Sainte Mildrède.) A Ypres, chez Jacobus Franciscus Moerman, dans la Boterstraet. Les capitales indiquent l'année 1770. La pièce fut représentée à Millam où s'élève la célèbre chapelle de Sainte Mildrède, connue sous le nom de ‘Sinte-Mulderskapel’. La pièce fut jouée par la ‘Leersuchtige Parnassi-Jeugd’ (La Jeunesse du Parnasse avide de savoir), manifestement une Chambre de rhétorique de Millam (inconnue à ce jour). Nous remercions pour sa photocopie Madame A. Ropital-Porteman, qui a retrouvé cet argument rimé dans ses papiers de famille. Un des ‘Acteurs de théâtre’ mentionné sur la feuille était Ludovicus Poorteman, un ancêtre de la famille Porteman. Le sommaire en vers est tout ce que nous possédions: il est signé de Leander Tandt, qui doit se confondre avec Pieter, vu la devise qui est celle de Pieter ‘De deugd baert vreugd’ (La vertu engendre la joie).
7. Een in agte en agte in een. (Un en huit et huit en un). De cet écrit aussi l'‘argument’ est de la main de Leander Tandt.Ga naar eindnoot(14) La pièce fut présentée en 1774 à Caestre par la Chambre de rhétorique Libertynen dont la devise était ‘Wy leven door Victorie’ (Nous vivons de victoire). Il est tout à fait vraisemblable que Pieter Tandt soit également l'auteur de la pièce de théâtre elle-même.
| |
| |
8. De ‘Antonius en Reinout, zoon van Ramodin’ (dont Carnel ne donne que la traduction française, ‘Antoine et Renaud, fils de Ramodin’), l'argument rimé est également de quelqu'un qui a comme devise ‘Deugd baert vreugd’. Carnel l'appelle Pieter Staes. S'agit-il d'une erreur pour Pieter Tandt? Staes aurait-il emprunté la devis de son contemporain? La chambre de rhétorique d'Esquelbecq ‘Heylig Geesters’ joua la pièce en 1765.Ga naar eindnoot(15)
| |
III. La langue de Pieter Tandt.
Dans son Euphemia et dans l'argument de Het wonderlyk leven van de h. Mildreda, (d'où j'ai tiré le lexique ci-joint), Pieter Tandt écrit en alexandrins bien structurés mais parfois assez rébarbatifs. Il bouscule par trop la syntaxe néerlandaise normale. Le vocabulaire regorge de mots moyen-néerlandais, dont seule une partie se révèlent appartenir également à l'idiolecte sud-flamand; mais parfois il profite de son sud-flamand pour la rime ou la métrique. Il fait par exemple rimer ‘verdient’ et ‘kind’, qui dans notre west-flamand occidental se prononce ‘kiend’, et il écrit le west-flamand ‘raên’ au lieu de raden pour la métrique. La négation est le plus souvent double. L'orthographe ne s'écarte guère de celle de Des Roches, par exemple dans strakx, quam, etc.
(Traduit du néerlandais par Jacques Fermaut)
|
-
eindnoot(1.)
- We kregen afschriften van de verschillende geboorte- en overlijdensakten van de Heer Claude Lannette, Directeur van het Departementaal Archief van Rijsel, die we hier van harte bedanken. Terecht schrijft hij ‘il (Pieter) a peut-être fait preuve d'un génie précoce’.
-
eindnoot(2.)
- Annales du Comité flamand de France, I (1853), blz. 261; Annales du CFF, t. 24, blz. 392.
-
eindnoot(5.)
- Bulletin du CFF, t. 19, (blz. 17-21 het hele gedicht).
-
eindnoot(6.)
-
E. Coornaert, La Flandre française de langue flamande, blz. 162, 165, 214. Harrau, Monographie sur Houtkerque (informatie gekregen van de Z.E.H.P. Ammeux, waarvoor ik hem dank).
-
eindnoot(11.)
- Annales du CFF, t. 1, blz. 47 en 313, nr. 168. Ook hier wordt z'n leuze vermeld ‘(De) deugd baert vreugd’.
-
eindnoot(12.)
- Annales du CFF, t. 1, blz. 314; Bulletin du CFF, t. 1, Annales du CFF, t. 5, blz. 81. J. Smeyers, Achttiende-eeuwse literatuur in het Nederlands in Noord-Frankrijk, De Franse Nederlanden, 1977, blz. 100-101.
-
eindnoot(11.)
- Annales du CFF, t. 1, blz. 47 en 313, nr. 168. Ook hier wordt z'n leuze vermeld ‘(De) deugd baert vreugd’.
-
eindnoot(13.)
- Annales du CFF, t. 5 (1859-1860) blz. 81. Annales du CFF, t. 1 (1853), blz. 314. J. Smeyers, Achttiende-eeuwse literatuur, in het Nederlands in Noord-Frankrijk, De Franse Nederlanden, 1977, blz. 101, waar de titel niet juist weergegeven is.
-
eindnoot(14.)
- Annales du CFF, t. 5, blz. 42. Hierbij wordt z'n leuze niet vermeld, maar op het ‘argument’ van Millam staat die bij Leander Tandt wel. Het zou vreemd zijn dat z'n broer Leander de leuze overneemt van Pieter. Zou Pieter niet veeleer de voornaam van z'n broer gebruikt hebben? Er is hierin geen volstrekte zekerheid.
-
eindnoot(15.)
- Annales du CFF, t. 5, blz. 40. Ook hier is er geen zekerheid.
-
eindnoot(1)
- Nous avons reçu copie des différents actes de naissance et de décès, de Monsieur CLAUDE LANNETTE, Directeur des archives départementales de Lille, que nous remercions ici de tout coeur. C'est à juste titre qu'il écrit ‘il (Pieter) a peut-être fait preuve d'un génie précoce’.
-
eindnoot(2)
- Annales du Comité flamand de France, I (1853), page 261; Annales du CFF, t. 24, page 392.
-
eindnoot(5)
- Annales du CFF, t. 19, (pages 17-21, tout le poème).
-
eindnoot(6)
- E. COORNAERT, LA FLANDRE FRANCAISE DE LANGUE FLAMANDE, pages 162, 165, 214. HARRAU, MONOGRAPHIE SUR HOUTKERQUE (Information reçue de l'abbé P. AMMEUX, pour laquelle je le remercie).
-
eindnoot(11)
- Annales du CFF, t. 1, pages 47 et 313, no 168. Ici aussi, on mentionne sa devise ‘(De) deugd baert vreugd’.
-
eindnoot(12)
- Annales du CFF, t. 1, page 314; Bulletin du CFF, t. 1, Annales du CFF, t. 5, page 81. J. SMEYERS, Achttiende-eeuwse literatuur in het Nederlands in Noord-Frankrijk (Littérature néerlandophone du XVIIIo siècle en dans le nord de la France), De Franse Nederlanden, 1977, pp. 100-101.
-
eindnoot(11)
- Annales du CFF, t. 1, pages 47 et 313, no 168. Ici aussi, on mentionne sa devise ‘(De) deugd baert vreugd’.
-
eindnoot(13)
- Annales du CFF, t. 5 (1859-1860) page 81. Annales du CFF, t. 1, (1853) page 314, J. SMEYERS, Achttiende-eeuwse literatuur in het Nederlands in Noord-Frankrijk, De Franse Néderlandane, 1977, page 101, où le titre cité est inexact.
-
eindnoot(14)
- Annales du CFF, t. 5, page 42. On n'y mentionne pas sa devise, mais dans l'‘argument’ de MILLAM, on la trouve par contre chez LEANDER TANDT. Il serait étrange que son frère Leander eût emprunté la devise de Pieter. Ne serait-ce pas plutôt Pieter qui aurait utilisé le prénom de son frère. Impossible d'avoir une absolue certitude à ce sujet.
-
eindnoot(15)
- Annales du CFF, t. 5, page 40. Ici non plus nous ne disposons d'aucune certitude.
|