De Franse Nederlanden / Les Pays-Bas Français. Jaargang 1992

[p. 230]

Bibliografie 1991 Bibliographie
Ludo Vandamme

Brugge (B)

Met de medewerking van - avec la collaboration de Dirk van Assche (Merelbeke, B)/Michiel Nuyttens (Kortrijk, B)

Deze rubriek wil de geïnteresseerde lezer inlichten over interessante publikaties, die op een of andere wijze betrekking hebben op de Franse Nederlanden. De nagestreefde volledigheid is uiteraard geen garantie tegen leemtes.

Deze bibliografie beschrijft publikaties uit 1990 en 1991 en werd afgesloten op 1 november 1991. De werken die in het najaar van 1991 verschenen zijn, zullen pas in de volgende bibliografie aan bod komen. Onder de notities staan telkens de initialen van de auteurs (L.V., D.v.A. of M.N.).

●

L'objectif de cette rubrique est de signaler au lecteur des publications intéressantes, qui se rapportent d'une manière ou d'une autre aux Pays-Bas français. Le souci d'exhaustivité ne saurait bien sûr garantir l'absence de lacunes. Cette bibliographie présente des publications de 1990 et de 1991 et s'arrête au premier novembre 1991. Les ouvrages parus au cours de l'automne 1991 ne seront pris en compte que dans la bibliographie suivante.

Les comptes-rendus sont chaque fois suivis des initiales de leurs auteurs (L.V., D.v.a. ou M.N.).

V. Aelbrecht, L'immigration ouvrière belge à Tourcoing durant le Second Empire, dans: Belgisch tijdschrift voor nieuwste geschiedenis = Revue belge d'histoire contemporaine, XXI (1990), p. 351-381.

Dans ce numéro consacré au thème des migrations ouvrières l'auteur publie une partie de sa thèse de licence (UCL, 1987, 2 tomes) sur l'émigration de travailleurs flamands à Tourcoing. Les migrants qui, dans les années 50 et 60 du siècle dernier, gagnèrent cette ville industrielle du nord de la France étaient généralement célibataires ou sans charge familiale lourde; ils étaient peu exigeants en matière de logement et permirent aux industriels locaux de maintenir les salaires bas. Tourcoing exerçait surtout son attraction sur les régions limitrophes: le Hainaut et et le sud de la province de Flandre occidentale. Des graphiques, tables et cartes visualisent les résultats de cette recherche. (L.V.)

●

[p. 231]

In dit themanummer over arbeidsmigratie publiceert de auteur een deel van zijn licentiaatsverhandeling (UCL, 1987, 2 dl.) over de uitwijking van Belgische arbeiders naar Tourcoing. De migranten die in de jaren '50 en '60 van de vorige eeuw naar deze Noordfranse industriestad trokken waren doorgaans ongehuwd of zonder zware familiale last, stelden weinig eisen wat betreft huisvesting en veroorloofden de industriëlen aldaar de lonen laag te houden. Tourcoing oefende vooral aantrekkingskracht uit op de aangrenzende regio's: Henegouwen en het zuiden van de provincie West-Vlaanderen. De resultaten van dit onderzoek worden duidelijk gemaakt aan de hand van grafieken, tabellen en kaarten. (L.V.)

Atelier Regional de Musique, Florilège de chansons du Nord-Pas-de-Calais. - Lens: Atelier régional de musique, 1990. - 78 p., 1 p. errata.

Cette anthologie comporte une vingtaine de chansons de la région nord de la France. La plupart des chansons sont empruntées à la tradition populaire. Il va de soi qu'il a fallu se livrer à une sélection difficile. On y a retenu quelques chansons flamandes, dont un certain nombre ont été traduites. Les chansons sont accompagnées de leur notation musicale. (L.V.)

●

Deze bloemlezing bevat een vijftigtal liederen uit de Noordfranse regio. De meeste liederen zijn ontleend aan de volkstraditie. Vanzelfsprekend was de selectie ervan geen gemakkelijke taak. Er werden enkele Vlaamse liederen geselecteerd, waarvan een aantal werd vertaald. De liederen zijn uitgegeven met muzieknotatie. (L.V.)

M. Aubry, Bibliographie d'histoire régionale (Nord/Pas-de-Calais/Somme): années 1988-1989. - Lille: Centre d'Histoire de la Région du Nord et de l'Europe du Nord-Ouest, 1991. - 170 p. - (Histoire et littérature régionales. Instruments de travail).

Cette bibliographie régionale sur l'histoire de la région du nord, établie en collaboration avec la bibliothèque municipale de Lille, en est déjà à sa sixième livraison. Le nombre de références enregistrées s'avère croître constamment: pour les années 1988/1989, on en compte 2053. Elles sont réparties sous quatre rubriques: livres, articles, thèses de licence et thèses de doctorat. Cette bibliographie est sans contredit devenue un outil de travail indispensable pour quiconque s'intéresse aux Pays-Bas français. Sa bonne accessibilité n'y est certainement pas étrangère: elle comporte en effet un index des auteurs, un index des matières et un index des toponymes. (L.V.)

●

Deze regionale bibliografie over de Noordfranse geschiedenis, samengesteld in samenwerking met de stadsbibliotheek van Rijsel, is reeds aan zijn zesde aflevering toe. Het aantal opgenomen referenties blijft een stijgende lijn vertonen: voor de jaren 1988/1989 zijn er dat 2053. Ze worden ingedeeld in vier rubrieken: boeken, artikelen, licentiaatsverhandelingen en proefschriften. Deze bibliografie is een onmisbaar werkinstrument geworden voor al wie zich voor de Franse Nederlanden interesseert. De goede hanteerbaarheid ervan is daar zeker niet vreemd aan: het bevat een register op auteurs, onderwerpen en plaatsnamen. (L.V.)

L.N. Berthe, e.a. (présentées par), Villes et villages du Pas-de-Calais en 1790: questions et leurs réponses: I, Districts d'Arras et de Bapaume. - Arras, Commission départe-

[p. 232]

mentale d'Histoire et d'Archéologie du Pas-de-Calais, 1990. - 453 p., une feuille volante. - (Mémoires de la Commission départementale d'Histoire et d'Archéologie du Pas-de-Calais, 26).

Le 1 septembre 1790 le Directoire du département du Pas-de-Calais envoya un questionnaire aux 933 communes du département. Ces questions concernaient la composition du conseil municipal, l'état de la population, les finances communales, l'enseignement, les prisons, les hôpitaux, les routes, les voies d'eau et moulins, et les institutions spirituelles et religieuses. On a conservé plus des trois quarts des réponses, lesquelles font l'objet d'une publication intégrale dans le présent ouvrage. Le tome un concerne les communes des districts d'Arras et de Bapaume; on prévoit la parution de deux autres tomes et d'une synthèse. Cette publication de sources nous permet de disposer d'une information très détaillée sur la situation politique et l'infrastructure du département au lendemain de la révolution française. (L.V.)

●

Op 1 september 1790 verzond het Directoire van het departement Pas-de-Calais een vragenlijst aan de 933 gemeenten van het departement. Deze vragen hadden betrekking op de samenstelling van de gemeenteraad, de bevolkingstoestand, de gemeentelijke financiën, het onderwijs, het gevangeniswezen, de ziekenhuizen, de wegen, waterlopen en molens, en de geestelijken en religieuze instellingen. Meer dan drie kwart van de antwoorden bleef bewaard en wordt nu integraal uitgegeven. In dit eerste deel komen de gemeenten van de districten Atrecht en Bapaume aan bod; er zijn nog twee delen en een synthese gepland. Met deze bronnen-uitgave beschikken we nu over zeer gedetailleerde informatie over de politieke situatie en de infrastructuur in het departement onmiddellijk na de Franse Revolutie. (L.V.)

M. Blancpain, La frontière du Nord, 843-1945: de la mer à la Meuse. - Paris: Perrin, 1990.

On dispose de publications savantes sur divers aspects de l'histoire de la frontière franco-belge, mais il manquait un récit alerte qui embrassât plus de mille années d'histoire de la frontière. Le présent ouvrage vient combler cette lacune. Il est chronologiquement contruit (du traité de Verdun à la fin de seconde guerre mondiale) et n'affiche aucune prétention scientifique (pas de bibliographie et seulement quelques rares notes). L'auteur ne considère pas la frontière actuelle comme la délimitation d'un territoire mais comme l'expression de l'équilibre européen tel qu'il se présentait au XIX^o siècle. (L.V.)

●

Geleerde studies over sommige aspecten van de geschiedenis van de Frans-Belgische grens zijn beschikbaar, maar een vlotlopend verhaal dat een overzicht biedt van meer dan duizend jaar grensgeschiedenis was er niet. Dit werk komt aan deze behoefte tegemoet. Het is chronologisch opgebouwd (van het Verdrag van Verdun tot het einde van de Tweede Wereldoorlog) en zonder wetenschappelijke pretenties geschreven (geen bibliografie en slechts enkele schaarse voetnoten). De auteur beschouwt de huidige grens niet als een afbakening van grondgebied, van taal of van volksgebruiken, maar wel als uitdrukking van het Europees evenwicht zoals dit zich in de 19de-eeuw aandiende. (L.V.)

[p. 233]

J. Bournonville, Francs-maçons et culture dans le Nord à l'époque des Lumières, dans: Bibliothèque de l'Ecole des Chartes, CXLVIII (1990), p. 91-114.

Cet article tente d'évaluer les activités culturelles au sein des loges du nord de la France. Il s'articule autour de la question de savoir si les francs-maçons étaient ouverts aux idées des Lumières et dans quelle mesure cette attitude a pu influencer leur attitude face à la réalité politique de la révolution française. Dans ce but, l'auteur analyse les bibliothèques privées de francs-maçons connus et s'intéresse plus spécialement au cercle scientifique 'Les Philalèthes' qui naquit au sein des loges lilloises. Les réactions à la révolution étaient fort diverses. L'auteur constate une distinction marquée entre les thèmes philosophiques (l'égalité par exemple) abordés à huis clos et leur concrétisation sur le terrain. (L.V.)

●

In dit artikel wordt gepeild naar de culturele activiteit binnen de Noordfranse loges. Centraal staat de vraag of de vrijmetselaars open stonden voor de ideeën van de Verlichting en in welke mate dit hun houding tegenover de politieke realiteit van de Franse Revolutie bepaalde. De auteur analyseert daartoe de privé-bibliotheken van bekende vrijmetselaars en gaat wat dieper in op de wetenschappelijke kring 'Les Philalèthes', die ontstond binnen de schoot van de Rijselse loges. De reactie op de revolutie was zeer verscheiden. De auteur stelt een duidelijk onderscheid vast tussen enerzijds de filosofische thema's (b.v. gelijkheid) die binnenskamers werden uitgediept en anderzijds de concretisering ervan. (L.V.)

R. Boussemart, Adieu terrils, adieu corons: les mines du Nord-Pas-de-Calais. - Paris: L'Harmattan, 1990. - 187 p.

L'intention de l'auteur de cette alerte chronique est de rendre hommage aux générations qui ont travaillé et vécu dans et autour des mines du nord de la France. Plutôt que d'un compte-rendu du travail des mineurs, il s'agit ici du récit de leur vie quotidienne dans les quartiers ouvriers. Ce 'document humain' de quelqu'un qui a vécu ce dont il parle, traite en huit chapitres de la période qui va de 1937 à nos jours. (L.V.)

●

De bedoeling van de auteur van deze vlot geschreven kroniek is een eerbetoon te brengen aan de generaties die in en rond de Noordfranse mijnen hebben gewerkt en geleefd. Eerder dan een verslag over het werk van de mijnwerkers onder de grond hebben we hier te maken met het verhaal van het leven van alledag in de arbeiderswijken. Dit 'document humaine' van iemand die het zelf allemaal heeft meegemaakt, behandelt in acht hoofdstukken de periode 1937 tot heden. (L.V.)

P. Breemersch et D. Desvignes, 1848: le Pas-de-Calais et la Révolution. - (Arras): Archives du Pas-de-Calais, service éducatif, 1990. - Non relié; ill.

L'époque où les archives ne mettaient que des documents à la disposition du visiteur est manifestement révolue. Cette remarque vaut certainement aussi pour les Archives du Pas-de-Calais, qui, les années passées, se sont construit, à grand renfort d'expositions et de brochures éducatives, une solide réputation. Avec cette brochure sur la révolution de 1848 et la seconde république qui lui fit suite, dans le département du Pas-de-Calais, le service éducatif entend attirer l'attention sur un épisode oublié. On a rassemblé cinq dossiers de copies de documents originaux (articles de journaux, pièces d'archives, illustrations de l'époque). On y aborde successivement: la préhistoire

[p. 234]

de la révolution (en particulier les manifestations de la faim), la naissance de la deuxième république et les réactions dans le département, le personnage de Frédéric Degeorge, commissaire du gouvernement, les élections à la Constituante et les développements ultérieurs. Chaque thème est mis en lumière à partir d'un texte d'introduction. (L.V.)

●

De tijd dat in archieven enkel documenten aan de bezoeker ter beschikking werden gesteld, is duidelijk voorbij. Dit geldt zeker ook voor de Archives du Pas-de-Calais, die de voorbije jaren met hun tentoonstellingen en educatieve brochures een aardige reputatie hebben opgebouwd. Met deze brochure over de revolutie van 1848 en de Tweede Republiek die erop volgde in het departement Pas-de-Calais wil de educatieve dienst een vergeten episode onder de aandacht brengen. Er werden vijf mappen met kopieën van originele documenten (kranteartikelen, archiefstukken, eigentijdse illustraties) samengesteld. Achtereenvolgens komen aan bod: de voorgeschiedenis van de revolutie (o.a. de hongeropstandjes), de geboorte van de Tweede Republiek en de reacties in het departement, de figuur van Frédéric Degeorge, regeringscommissaris, de verkiezingen voor de Wetgevende Kamer en de verdere afloop. Elk thema wordt aan de hand van een inleidende tekst toegelicht. (L.V.)

Bulletin de la Commission départementale d'histoire et d'archéologie du Pas-de-Calais, XII (1990) nr. 5, p. 481-679

Ce dernier numéro du tome 12 (1986-1990) rassemble une série d'articles fort disparates. Intéressant, l'article de G. Bellart et A. Vion (p. 540-550) sur le séisme du 6 avril 1580. Les auteurs publient aussi bien les sources contemporaines (le compte-rendu circonstancié du chapitre de Boulogne) que des sources plus tardives. C. Seillier, M.-F. et J.A. Acquart traitent quant à eux de la nécropole mérovingienne de Ramécourt (pp. 513-539). R. Grevet étudie la relation entre l'alphabétisation urbaine et la crise économique, à partir de la paroisse audomaroise de Sainte-Marguerite au cours du XVIII^o siècle. Enfin Y. Le Maner (pp. 613-658) présente une seconde partie (la situation sociale au cours du XIX^o siècle) de son histoire du département du Pas-de-Calais au cours des deux derniers siècles. (L.V.)

●

Dit laatste nummer van deel 12 (1986-1990) brengt een reeks zeer uiteenlopende artikelen. Interessant is de bijdrage van G. Bellart en A. Vion (p. 540-550) over de aardbeving van 6 april 1580. De auteurs publiceren zowel de eigentijdse (het uitgebreide verslag van het kapittel van Boulogne) als latere bronnen. De Merovingische begraafplaats van Ramécourt wordt besproken door C. Seillier, M.-F. en J.-A. Acquart (p. 513-539). R. Grevet onderzoekt het verband tussen stedelijke alfabetisering en economische crisis aan de hand van de Sint-Margarethaparochie in Sint-Omaars tijdens de 18de eeuw. Tenslotte brengt Y. Le Maner (p. 613-658) een tweede deel (de sociale situatie tijdens de 19de eeuw) van zijn geschiedenis van het departement Pas-de-Calais tijdens de laatste twee eeuwen. (L.V.)

P. de Busschere, J. van Etten, en J. Huyghe (red. en samenst.), Frankrijk, in: De Financieel-Ekonomische Tijd, vrijdag 8 maart 1991, katern 2, p. 1-12.

In dit dossier gewijd aan Frankrijk gaat bijna alle aandacht naar de Noordfranse regio. Vooral de economische situatie komt aan bod: de economische omschakeling, de

[p. 235]

specifieke mogelijkheden en moeilijkheden van de grenshandel en de grensarbeid, de toeristische troeven en de economische infrastructuur (TGV, Tunnel, de haven van Duinkerke). Dit economisch beeld wordt aangevuld met informatie over de geschiedenis en de cultuur van, en de taalsituatie in Frans-Vlaanderen. (L.V.)

●

Ce dossier consacré à la France s'intéresse presque exclusivement à la région du nord de la France. Il aborde surtout la situation économique: la reconversion économique, les possibilités et difficultés spécifiques du commerce et du travail frontaliers, les atouts touristiques et l'infrastructure économique (TGV, Tunnel, port de Dunkerque). Cet aperçu économique est complété par des informations sur l'histoire, la culture et la situation linguistique de la Flandre française. (L.V.)

A. Cabantous, Le Ciel dans la mer: christianisme et civilisation maritime (XVI^o-XIX^o siècle. - Paris: Fayard, 1990.

L'ex-Dunkerquois Alain Cabantous devient peu à peu le spécialiste français de l'histoire de la marine. Dans ce nouvel ouvrage, il étudie la mentalité des gens de mer vis-à-vis de la mort, menace à laquelle ils ne cessaient d'être confrontés au cours de leur dangereuse existence. Cabantous décrit comment les gens de mer commencèrent par recourir à la superstition et à des saints protecteurs spécifiques: ce n'est que bien plus tard - à partir du XIX^o siècle - que l'Eglise commença à s'intéresser vivement à ce segment de la population. Le terrain d'études est bien plus large que le nord de la France, mais on y trouve toutefois de nombreuses allusions à la zone littorale de cette contrée. (M.N.)

●

Ex-Duinkerkenaar Alain Cabantous groeit stilaan uit tot dé Franse specialist in de zeevaartgeschiedenis. In dit nieuwe boek onderzoekt hij de mentaliteit van de zeelieden t.a.v. de dood, een fenomeen, waarmee ze in hun gevaarlijk bestaan voortdurend werden geconfronteerd. Cabantous beschrijft hoe de zeelieden aanvankelijk hun toevlucht namen tot bijgeloof en specifieke beschermheiligen; de kerken hebben pas rijkelijk laat - vanaf de 19de eeuw - diepgaande interesse betoond voor dit segment van de bevolking. Het studieterrein is ruimer dan Noord-Frankrijk, maar men vindt wel talrijke verwijzingen naar de kuststreek van het gebied. (M.N.)

M. Le Calve, Un procès de sorcellerie dans la Flandre du XVIIe siècle. - Bailleul: [s.n.], 1990. - 129.: ill.

Le 6 novembre 1659, Thomas Looten, fermier originaire de Meteren, fut condamné par la cour féodale de Bailleul à périr sur le bûcher sous l'accusation de sorcellerie. Le présent opuscule publie intégralement le dossier du procès et le commente. Les documents authentiques établis en néerlandais et conservés aux archives municipales de Bailleul ont été détruites. Au siècle dernier, le secrétaire municipal de Bailleul, André Leroy († 1850) en fit toutefois une traduction française. C'est cette dernière qu'on publie ici. Dans son introduction à l'édition du texte, l'auteur donne en particulier des notes biographiques sur les vassaux qui siégeaient à la cour féodale de Bailleul. Cet ouvrage soigné s'illustre de dessins linéaires modernes de la main de Roger Flament. (L.V.)

●

[p. 236]

Op 6 november 1659 werd Thomas Looten, een boer afkomstig uit Meteren, door het feodaal hof van Belle op beschuldiging van toverij tot de dood op de brandstapel veroordeeld. In dit boekje wordt het procesdossier integraal uitgegeven en becommentarieerd. De authentieke documenten die in het Nederlands waren gesteld en in het stadsarchief van Belle werden bewaard, zijn vernietigd. In de vorige eeuw maakte de Belse stadssecretaris A. Leroy († 1850) evenwel een Franse vertaling. Het is deze vertaling die hier wordt uitgegeven. In zijn inleiding op de teksteditie brengt de auteur o.a. biografische notities van de leenmannen die in het feodaal hof van Belle zitting hadden. Dit verzorgde boek wordt geïllustreerd met moderne, lineaire grafiek van Roger Flament.

F. Carton et D. Poulet, Dictionnaire du français régional du Nord-Pas-de-Calais. - Paris: Bonneton, 1991. - 125 p.

Dans l'introduction à ce petit dictionnaire, les auteurs attirent l'attention sur les nombreuses variantes en usage dans le français du nord de la France. Beaucoup de ces mots trouvent leur origine dans le néerlandais (flamand) ou le picard. Pour la première catégorie d'emprunts, ils ont du reste fait appel à Hugo Ryckeboer. En outre, dans cet usage du français régional, les auteurs distinguent neuf sous-régions, comme la Flandre française, la Flandre lilloise, le Boulonnais, etc. Les sources lexicographiques auxquelles ils ont puisé se répartissent en deux groupes: d'une part des textes écrits (notamment dictionnaires et journaux) rassemblés dans une bibliographie, d'autre part la langue parlée telle que les auteurs ont pu la noter aux cours de recherches sur le terrain. (L.V.)

●

In de inleiding op dit woordenboekje wijzen de auteurs op de talrijke varianten die in het Franse taalgebruik van Noord-Frankrijk voorkomen. Veel van deze woorden vinden hun oorsprong in het Nederlands (Vlaams) en het Picardisch. Voor de eerste categorie werd trouwens de hulp ingeroepen van Hugo Ryckeboer. Bovendien onderscheiden de auteurs in het gebruik van dit regionaal Frans negen subregio's, zoals Frans-Vlaanderen, Rijsels-Vlaanderen, het Boonse enz. De lexicografische bronnen waaruit werd geput, vallen uiteen in twee groepen: geschreven teksten (o.a. woordenboeken, kranten) die in een bibliografie werden bijeengebracht, en de gesproken taal zoals deze door de auteurs tijdens veldonderzoek werd vastgelegd. (L.V.)

A. Caudron, Dictionnaire du monde religieux dans la France contemporaine (éd. J.M. Mayeur et Y.-M. Hilaire), 4: Lille-Flandres. - Paris: Beauchesne; Lille: Centre d'Histoire de la Région du Nord et de l'Europe du Nord-Ouest, 1990. - 497 p.

Ce dictionnaire biographique cartographie complètement le monde religieux de la région lilloise et de la Flandre française après la révolution. Les critères utilisés pour l'admission dans cet ouvrage de référence sont assez larges. On n'y trouve pas seulement toutes les composantes et sommités religieuses mais aussi les personnes actives aux franges du domaine religieux. C'est ainsi qu'on y trouve par exemple une notice biographique tant sur Charles de Gaulle que sur Jean-Marie Gantois. Les biographies ont toutes été taillées sur le même patron et munies d'une bibliographie (incomplète). L'introduction comprend de courts articles sur l'influence belge et sur les protestants et les juifs. Il s'agit d'un ouvrage de référence d'emblée incontournable. (L.V.)

●

[p. 237]

Met dit biografisch woordenboek is de religieuze wereld van de Rijselse regio en Frans-Vlaanderen na de Franse Revolutie grondig in kaart gebracht. De criteria die werden gehanteerd om personen in dit naslagwerk op te nemen, zijn vrij ruim. Niet alleen komen alle denominaties aan bod maar ook personen actief in de marge van het religieuze veld werden opgenomen. Zo vindt men er bijvoorbeeld een biografische notitie over zowel Charles de Gaulle als Jean-Marie Gantois. De biografieën werden uniform opgesteld en van een (niet-volledige) bibliografie voorzien. De inleiding bevat korte artikelen over de Belgische invloed en over de protestanten en joden. Een naslagwerk dat zich nu al als onmisbaar aandient. (L.V.)

D. Delmaire, Antisémitisme et catholiques dans le Nord pendant l'affaire Dreyfus. - Lille: Presses universitaires de Lille, 1991. - 277 p. - (Politiques).

A partir de la 'Croix du Nord', le quotidien le plus diffusé et le plus lu des catholiques du nord de la France, cet ouvrage étudie les sentiments antisémites des cercles catholiques aux environs du changement de siècle. Dans la première partie, l'auteur passe le journal lui-même à la loupe: sa fondation et son évolution jusqu'aux environs de 1900, le prêtre-journaliste Henri Masquelier et ses collaborateurs, et la relation avec le reste de la presse. La seconde partie analyse les textes et étudie les thèmes antisémites (notamment complots politiques, richesse). Enfin, l'auteur oppose l'antisémistisme dans le nord de la France au péril imaginaire représenté par la communauté juive locale, d'où il conclut que la bourgeoisie catholique diffusait dans la population des sentiments antisémites dénués de tout fondement. Un des moyens utilisés à cet effet était 'La Croix du Nord'. (L.V.)

●

In deze studie wordt aan de hand van La Croix du Nord, het meest verspreide en gelezen dagblad van de katholieken in Noord-Frankrijk, de antisemitische gevoelens in katholieke kringen omstreeks de eeuwwisseling onderzocht. De auteur neemt in het eerste deel de krant zelf onder de loep: de stichting en ontwikkeling tot omstreeks 1900, de journalist-priester Henri Masquelier en zijn medewerkers, en de verhouding tot de andere pers. In het tweede deel worden de teksten geanalyseerd en de antisemitische thema's (o.a. politieke samenzweringen, rijkdom) toegelicht. Tenslotte wordt het antisemitisme in Noord-Frankrijk geplaatst tegenover het vermeende gevaar dat van de lokale joodse gemeenschappen uitging, en besluit de auteur dat de katholieke burgerij antisemitische gevoelens, die op niets berustten, verspreidde bij de bevolking. Een van de middelen daartoe was La Croix du Nord. (L.V.)

P. Delsalle, Lille, Roubaix, Tourcoing: la communauté urbaine et ses environs: terroir, histoire, patrimoine, tradition. - Condé-sur-Noireau: Charles Corlet, 1991. - 290p.:ill.

Cet ouvrage sur l'agglomération industrielle de Lille-Roubaix-Tourcoing vise un large public. Le texte en est agrémenté de photos du bon vieux temps, d'expressions, de chansonnettes et d'anecdotes. Cela ne l'empêche pas de se lire comme un roman. Une première partie présente l'environnement le plus large (la Flandre lilloise). La seconde traite de l'histoire de l'agglomération, s'intéressant notamment à l'immigration de travailleurs belges dans des villes industrielles comme Roubaix et Halluin (illustrée par une liste de patronymes d'origine flamande). La troisième partie concernant le patrimoine culturel se veut d'allure encyclopédique. Pour chaque région, on donne par commune et on situe sur une carte les principaux monuments. (L.V.)

●

[p. 238]

Dit boek over de industriële agglomeratie Rijsel, Roubaix en Tourcoing mikt op een breed publiek. De tekst wordt met foto's uit de oude doos, zegswijzen, liedjesteksten en anekdoten opgefleurd. Het is bovendien een bijzonder leesbaar boek geworden. In een eerste deel komt de ruimere omgeving (Rijsels Vlaanderen) aan bod. De geschiedenis van de agglomeratie wordt in een tweede gedeelte behandeld, met o.a. aandacht voor de immigratie van Belgische arbeiders in industriesteden als Roubaix en Halluin (gedocumenteerd met een lijst familienamen van Vlaamse oorsprong). Het derde deel over het cultuurpatrimonium is encyclopedisch van opzet. Voor elke regio worden per gemeente de voornaamste monumenten opgesomd en gelokaliseerd op kaart. (L.V.)

G. Deregnaucourt, De Fénelon à la Révolution: le clergé paroissial de l'Archevêché de Cambrai. - Lille: Presses universitaires de Lille, 1991 - 436 p.

Cette thèse de doctorat se livre à une étude approfondie du clergé paroissial de l'Archevêché de Cambrai entre 1686/1687 (date de la fondation d'un séminaire à Cambrai) et 1790 (date du serment obligatoire à la Constitution). L'auteur étudie le recrutement (originaire essentiellement des secteurs ruraux et des familles fortunées), la formation (qui était d'un niveau élevé et contribue à expliquer pourquoi le clergé paroissial fut peu influencé par les idées des Lumières), l'accès aux fonctions ecclésiastiques et leur exercice (pastorale, catéchisation, bonnes oeuvres). Le succès de la réforme catholique dans cet archevêché reposait pour une part non négligeable sur le zèle de ces ecclésiastiques séculiers. (L.V.)

●

In dit proefschrift wordt een grondig onderzoek verricht naar de parochiegeestelijkheid in het aartsbisdom Kamerijk tussen 1686/1687 (de oprichting van een seminarie in Kamerijk) en 1790 (de verplichte eed op de Constitutie). De auteur onderzoekt de recrutering (hoofdzakelijk uit de landelijke gebieden en uit vermogende families), de opleiding (die op een hoog niveau stond en die helpt verklaren waarom de parochiegeestelijken weinig door de ideeën van de Verlichting werden beïnvloed), de toegang tot de kerkelijke ambten en de uitoefening van dit ambt (zielzorg, catechisatie, liefdadigheid). Het succes van de katholieke reformatie in dit aartsbisdom steunde in niet geringe mate op de inzet van deze seculiere geestelijken. (L.V.)

R.S. Duplessis, Lille and the Dutch Revolt: Urban Stability in an Era of Revolution, 1500-1582. - Cambridge: Cambridge University Press, 1991. - XV, 372 p.

Rijsel is een stad die zich tijdens de 16de-eeuwse Opstand opvallend afzijdig hield: de Beeldenstorm (1566) werd er verhinderd en toen op het einde van de 16de eeuw de meeste steden de zijde van de Opstand kozen, wendde Rijsel zich al vlug tot het Spaanse kamp. In deze grondige studie poogt de auteur dit te verklaren en hij doet dit vooral door de sociaal-economische en politieke structuren van de stad door te lichten. Het stadsbestuur vormde een hechte oligarchie die enerzijds, door de corporatieve structuur in stand te houden, kapitalistische ontwikkelingen afremde en anderzijds de stedelijke armenzorg stevig uitbouwde. Deze studie is een geslaagde illustratie van de toenemende interesse van Angelsaksische historici voor de Opstand in de Nederlanden tijdens de 16de eeuw. (L.V.)

●

[p. 239]

Lille est une ville qui se tint remarquablement à l'écart durant le Soulèvement du XVIe siècle: la Tourmente iconoclaste (1566) y fut empêchée et quand à la fin du XVIe siècle la plupart des villes se rangèrent du côté du Soulèvement, Lille s'empressa de rejoindre le camp espagnol. Dans cette étude fouillée, l'auteur essaie d'expliquer ce particularisme et il le fait surtout en étudiant les structures socio-économiques et politiques. Les dirigeants de la ville constituaient une oligarchie très liée qui d'une part, en maintenant la structure corporative, freina les évolutions capitalistes et d'autre part élabora un solide système urbain d'assistance aux pauvres. Cette étude est une illustration réussie de l'intérêt croissant des historiens anglo-saxons pour le Soulèvement des Pays - Bas au XVIe siècle. (L.V.)

J.-M. Duvosquel et A. Dierkens (ed.), Villes et campagnes au moyen âge: mélanges Georges Despy - Liège: éditions du Perron, 1991. - 837 p.: graph.

Trente-neuf amis, collègues et anciens élèves de Georges Despy, professeur d'histoire médiévale à l'ULB, lui ont offert un article dans un recueil qui lui a été dédié. Toutes les études sont en rapport avec l'histoire de la ville et de la campagne et, plus particulièrement, avec la relation ville-campagne au cours du moyen âge. Une dizaine d'articles traitent de sujets qui concernent les Pays-Bas français. Voici un aperçu des thèmes abordés: la ville et le diocèse de Cambrai (R. Van Mingroot, H. Platelle), Aire-sur-la-Lys (B. Delmaire), Quentovic et Dorestad (S. Lebecq), l'octroi à Comines (J.-M. Duvosquel), les moulins à Douai (C. Dhérent et D. Lohrmann). En contraste avec ses études de détail, A. Derville (p. 207-222) traite dans un article général du thème ville/campagne dans la région Nord-Pas-de-Calais au cours du moyen âge. (L.V.)

●

Negenendertig vrienden, collega's en oud-leerlingen van Georges Despy, professor middeleeuwse geschiedenis aan de ULB, boden hem een bijdrage in de aan hem opgedragen bundel aan. Alle studies houden verband met de stads- en plattelandsgeschiedenis en, in het bijzonder, met de relatie stad-platteland tijdens de middeleeuwen. In een tiental artikelen zijn onderwerpen met betrekking tot de Franse Nederlanden aan de orde. Een greep uit de behandelde thema's: de stad en het bisdom Kamerijk (E. Van Mingroot, H. Platelle), Ariën (B. Delmaire), Quentovic en Dorestad (S. Lebecq), de tolheffing in Komen (J.-M. Duvosquel), de molens in Dowaai (C. Dhérent en D. Lohrmann). In tegenstelling tot deze detailstudies biedt A. Derville (p. 207-222) een overzichtsartikel over het thema stad/platteland in de regio Nord-Pas-de-Calais tijdens de middeleeuwen. (L.V.)

Ecrits Nord-Pas-de-Calais 91. - Lille: ORCEP, Bibliothèque Municipale de Lille, 1991. - 70, XXXII p.: ill.

Cette bibliographie régionale rassemble les références des ouvrages achetés par la biblothèque municipale de Lille en 1990 et 1991 pour son Fonds Régional. Elles sont réparties en douze rubriques: études sur la région Nord-Pas-de-Calais, biographies, auteurs originaires du nord de la France, etc. A l'intérieur de chaque rubrique le classement est alphabétique. Dans la volumineuse annexe en couleurs, on s'intéresse tout particulièrement aux publications récentes sur la culture scientifique, technique et industrielle de la région. Il s'agit d'ouvrages grand public, édités par le Centre Historique Minier l'Ecomusée (Fourmies), l'Espace Naturel Régional, etc. (L.V.)

●

[p. 240]

Deze regionale bibliografie bevat de referenties van de werken die de stadsbibliotheek van Rijsel in 1990 en begin 1991 verwierf voor haar Regionaal Fonds. Ze zijn geordend volgens twaalf thema's: studies over de regio Nord-Pas-de-Calais, biografieën, auteurs afkomstig uit Noord-Frankrijk, enz. Binnen elk thema is de rangschikking alfabetisch. In de uitvoerige kleurenbijlage wordt bijzondere aandacht besteed aan de recente publikaties over de wetenschappelijke, technische en industriële cultuur in de regio. Het betreft werken voor een groot publiek, uitgegeven door het Centre Historique Minier, het Ecomusée (Fourmies), Espace Naturel Régional enz. (L.V.)

A. Gerard, Les grandes heures de Lille. - Paris: Perrin, 1991. - 559 p.: ill

Voici une nouvelle histoire de la ville de Lille. Le récit historique a été chronologiquement construit en neuf chapitres, du premier établissement humain à la métropole à vocation européenne. Les périodes avant et après la révolution se voient attribuer un nombre sensiblement égal de pages. Tous comptes faits, une étude passablement classique, dotée d'illustrations en noir et blanc, d'une bibliographie sélective et d'une liste des personnalités nées à Lille. (L.V.)

●

Dit is opnieuw een stadsgeschiedenis van Rijsel. Het historische verhaal werd chronologisch opgebouwd in negen hoofdstukken, van de eerste nederzetting tot een metropool met een Europese roeping. De periode vòòr en die na de Franse Revolutie krijgen ongeveer een zelfde aantal bladzijden toegemeten. Al bij al een vrij klassieke studie, voorzien van zwart-wit illustraties, een selecte bibliografie en een lijst van belangrijke figuren die in Rijsel werden geboren. (L.V.)

B. Giblin, La région, territoires politiques: le Nord-Pas-de-Calais. - [Paris]: Fayard, 1990. - 449 p.

Cette étude propose une approche géopolitique de la région Nord-Pas-de-Calais. La première partie analyse les élections de 1988/1989 sous un angle géographique. L'auteur traite ensuite du défi politique de l'aménagement du territoire: le lourd héritage d'une industrialisation précoce (notamment un chômage élevé), la caste des patrons industriels du département du Nord, l'urbanisme à Lille et l'implantation de la ville nouvelle de Villeneuve d'Ascq. Une dernière partie fait le bilan de l'approche géopolitique régionale et dessine trois scénarios possible pour l'avenir: une poursuite du déclin, un développement épars avec l'‘Eurocité’ Lille et une zone littorale dynamique grâce au tunnel comme zones pilotes, et enfin un carrefour européen en plein essor. (L.V.)

●

Deze studie biedt een geopolitieke benadering van de regio Nord-Pas-de-Calais. In een eerste deel worden de verkiezingen van 1988/1989 vanuit een geografische invalshoek geanalyseerd. Daarna gaat de auteur in op de politieke uitdaging van de ruimtelijke ordening: de zware erfenis van een vroege industrialisatie (o.a. een grote werkloosheid), de kaste van industriële patroons van het departement Nord, de stadsplanning van Rijsel en de vestiging van de nieuwe stad Villeneuve d'Ascq. In een laatste deel wordt de balans opgemaakt van de regionale, geopolitieke benadering en worden drie mogelijke scenario's voor de toekomst uitgetekend: een verdere achteruitgang, een gespreide ontwikkeling met de ‘Eurocité’ Rijsel en door de tunnel dynamische kuststreek als uitschieters, en tenslotte een Europees kruispunt in volle bloei. (L.V.)

[p. 241]

I. Gobry, Joseph le Bon: la terreur dans le Nord de la France. - [S.l.]: Mercure de France, 1991. - 450 p.: crt

On associe presque automatiquement la terreur déclenchée sous la révolution avec le personnage de Robespierre. Cette étude aborde un politicien plus régional: Joseph le Bon. C'était un jeune oratorien qui tourna le dos à l'Eglise à l'âge de 25 ans et prit fait et cause pour la révolution. En 1792, il s'imposa sur le théâtre politique, devint proconsul de la Convention pour les départements Nord-Pas-de-Calais et y institua un régime de terreur. La chute de Robespierre entraîna la sienne. En 1795, il fut guillotiné à l'âge de 30 ans. Cet ouvrage consacré à un personnage marquant de ces temps troublés et doté d'une carte explicative et d'une liste bibliographique se lit comme un roman. (L.V.)

●

Haast vanzelfsprekend wordt de terreur tijdens de Revolutietijd verbonden met de figuur van Robespierre. In deze studie komt een meer regionaal politicus aan bod: Joseph le Bon. Hij was een jonge oratoriaan die op 25-jarige leeftijd de Kerk de rug toekeerde en zich inzette voor de Revolutie. In 1792 trad hij op het politieke toneel, werd proconsul van de Conventie voor de departementen Nord-Pas-de-Calais en stelde aldaar een terreurregime in. De val van Robespierre werd ook zijn val. In 1795 volgde, op 30-jarige leeftijd, zijn terechtstelling door de guillotine. Dit boek over deze markante figuur in een bewogen tijd bevat een verhelderende kaart en een bibliografische lijst, en leest als een roman. (L.V.)

R. Grevet, Ecole, pouvoirs et société (fin XVII^o siècle - 1815): Artois, Boulonnais /Pasde-Calais. - Lille: Centre d'Histoire de la Région du Nord et de l'Europe du Nord-Ouest, 1991, - 331 p. ill., graph. - (Histoire de littérature régionale, 9).

Cette thèse de doctorat traite de l'enseignement primaire en Artois et dans le Boulonnais au cours du dernier siècle de l'Ancien Régime sous la révolution et l'empire. Elle étudie sur le long terme l'évolution du degré d'alphabétisation en relation avec le niveau croissant de scolarisation, en établissant une distinction entre villes et campagne. La partie qui traite du fonctionnement et de l'organisation des ‘petites écoles’ est d'un caractère plus descriptif. Sous la révolution et l'empire (1789-1815), l'enseignement était une pomme de discorde politique, réalité étudiée à partir de la législation en la matière. (L.V.)

●

Dit proefschrift handelt over het lager onderwijs in Artesië en het Boonse tijdens de laatste eeuw van het Ancien Régime, de revolutietijd en het Keizerrijk. Op lange termijn wordt de evolutie van de alfabetiseringsgraad bestudeerd in samenhang met de toenemende scholingsgraad, waarbij een onderscheid wordt doorgevoerd tussen de steden en het platteland. Meer beschrijvend van karakter is het deel waarin de werkwijze en de organisatie van de ‘kleine scholen’ worden behandeld. Tijdens de revolutietijd en het Keizerrijk (1789-1815) vormde het onderwijs een politiek twistpunt. Dit wordt bestudeerd aan de hand van de wetgeving terzake. (L.V.)

Ph. Guignet, Le pouvoir dans la ville au XVIIIe siècle: pratiques politiques, notabilité et éthique sociale de part et d'autre de la frontière franco-belge - Paris: Ecole des Hautes Etudes en Sciences sociales, 1990. - 591 p.: crt., tab. - (Civilisations et Sociétés).

[p. 242]

Cette impressionnante thèse de doctorat étudie les aspects sociaux et économiques du pouvoir urbain au cours du XVIII^o siècle. Elle le fait à partir de sept villes de part et d'autre de la frontière entre les Pays-Bas autrichiens (Tournai, Mons et Ath) et la France (Lille, Douai, Valenciennes et Cambrai). Les villes françaises avaient été conquises par la France au cours du XVII^o siècle. A partir de larges recherches dans les archives, l'auteur se livre à une analyse du pouvoir urbain fermé, caractérisé notamment par son libéralisme économique. C'est précisément dans ce domaine (notamment la disposition des finances urbaines) qu'il se produisait des conflits avec le pouvoir central. La pression du pouvoir central était plus forte dans les villes françaises que dans celles des Pays-Bas autrichiens. (L.V.)

●

In deze indrukwekkende dissertatie worden de economische en sociale aspecten van de stedelijke macht tijdens de 18de eeuw onderzocht. Dit gebeurt aan de hand van zeven steden aan beide zijden van de grens tussen de Oostenrijkse Nederlanden (Doornik, Bergen en Ath) en Frankrijk (Rijsel, Dowaai, Valenciennes en Kamerijk). De Franse steden waren tijdens de 17de eeuw door Frankrijk veroverd. Op basis van grootscheeps archiefonderzoek brengt de auteur een analyse van het gesloten stedelijk bestuur, dat o.a. werd gekenmerkt door economisch liberalisme. Het is juist op dat terrein (o.a. de beschikking over de stedelijke financiën) dat er zich conflicten voordeden met het centrale bestuur. De druk van het centraal gezag was groter in de Franse steden dan in die van de Oostenrijkse Nederlanden. (L.V.)

M. Hastings, Halluin la rouge 1919-1939: aspects d'un communisme identitaire. - Lille: Presses universitaires de Lille, 1991. - 438 p. - (Politiques)

L'auteur de cette thèse de doctorat s'est proposé comme objectif d'évoquer la vie d'une communauté communiste locale, et d'en déduire essentiellement les principales fonctions internes de ce communisme. Pour ce faire, il a jeté son dévolu sur Halluin au cours de l'entre-deux-guerres. L'étude est conçue comme un triptyque. Le premier panneau étudie l'implantation en s'intéressant notamment à l'immigration en provenance de Flandre belge, au patronat industriel et aux débuts du mouvement ouvrier. L'organisation, le fonctionnement et l'influence du communisme à Halluin au cours de l'entre-deux-guerres constitue le sujet de la seconde partie. Dans la dernière, l'auteur étudie les diverses fonctions de ce communisme local qui contribuaient à l'identité culturelle locale. C'est cette identité même qui constituait la clé de la permanence du succès communiste. (L.V.)

●

De auteur van dit proefschrift heeft zich tot doel gesteld het leven van een lokale communistische gemeenschap in kaart te brengen en, vooral, daaruit de voornaamste interne functies van dit communisme te distilleren. Zijn keuze viel daarbij op Halluin in de periode tussen de beide wereldoorlogen. De studie is opgevat als een triptiek. In een eerste luik wordt de vestiging nagegaan, met o.a. aandacht voor de immigratie vanuit Vlaanderen, het industriële patronaat en het begin van de arbeidersbeweging. De organisatie, de werkwijze en de invloed van het communisme in Halluin tussen de beide wereldoorlogen vormt het onderwerp van het tweede deel. In het laatste gedeelte onderzoekt de auteur de verschillende functies van dit lokale communisme die bijdroegen tot een lokale, culturele identiteit. Deze identiteit vormde meteen de sleutel tot het bestendigen van het communistisch succes. (L.V.)

[p. 243]

J. Heuclin (éd.), Mentalités religieuses et Révolution française: colloque organisé par la Faculté libre des Lettres et Sciences humaines de Lille: Lille, Institut Catholique, 1991, dans: Mélanges de science religieuse, XLVIII (1991) nrs 1-2

Ces actes de colloque sont un fruit tardif de l'activité scientifique déployée à l'occasion du ‘bicentenaire’ autour de l'histoire de la révolution française. Nombre d'historiens lillois y allèrent de leur conférence, on s'en avise à la lecture du sommaire: on y traite largement des Pays-Bas français. G. Deregnacourt (pages 7-11) analyse l'inventaire de la bibliothèque du séminaire de Cambrai (1791) pour tenter d'évaluer la culture ecclésiatique catholique à l'avant-veille de la révolution. Il en conclut que les ouvrages ne reflétaient aucunement les courants novateurs du XVIII^o siècle. J.L. Schumacher (pages 21-28) présente quant à lui les frères Debrun, deux prêtres défroqués qui publièrent une sorte de catéchisme rassemblant des principes moraux et catholiques. H. Claude (pages 29-36) commente le journal du curé de campagne du Doulieu (alias Zoeterstede - hameau d'Estaires). R. Desrumeaux (pages 37-50) parle de la pratique religieuse et de la déchristianisation dans le Nord de la France au cours de la période révolutionnaire. Il souligne l'activité des curés tant assermentés que clandestins et appelle l'attention sur les rares sources (les registres de l'abbé G. Bonduelle (1794-1798) et les registres de baptème et/ou de mariage d'Hardifort et d'Oxelaere) qui nous renseignent sur l'activité pastorale de ce dernier groupe. Enfin, à l'occasion de la célébration de son ‘Centenaire’, V. Ledoux s'intéresse à la résistance des intellectuels catholiques lillois à la séparation de l'Eglise et de l'Etat. H. Platelle formule les conclusions de ce colloque. (L.V.)

●

Deze colloquiumbundel is een wat late uitloper van de wetenschappelijke activiteit met betrekking tot de geschiedenis van de Franse Revolutie naar aanleiding van de ‘Bicentenaire’. Heel wat Rijselse historici hielden een referaat en dat laat zich ook uit de inhoud aflezen: de Franse Nederlanden komen ruim aan bod. G. Deregnacourt (p. 7-11) analyseert de inventaris van de bibliotheek van het seminarie van Kamerijk (1791) om de katholieke geestelijke cultuur op de vooravond van de revolutie in te schatten. Hij besluit dat de boeken geenszins de vernieuwende geestesstromingen van de 18de eeuw weerspiegelen. De gebroeders Debrun, twee uitgetreden priesters die een soort catechismus met morele en katholieke principes publiceerden, vormen het onderwerp van J.L. Schumacher (p. 21-28). Het dagboek van de plattelandspastoor van Zoeterstede (gehucht van Stegers) wordt besproken door H. Claude (p. 29-36). R. Desrumeaux (p. 37-50) heeft het over de religieuze praktijk en de dechristianisatie in Noord-Frankrijk tijdens de revolutietijd. Hij wijst op de activiteit van zowel beëdigde pastoors als van klandestien werkende priesters en vraagt aandacht voor de schaarse bronnen (de registers van de priester G. Bonduelle (1794-1798) en de doop- en/of trouwboeken van Hardifort en Oxelare) die ons inlichten over de zielzorg van deze laatste groep. Tenslotte besteedt V. Ledoux aandacht aan het verzet van de Rijselse katholieke intellectuelen tegen de scheiding van Kerk en Staat naar aanleiding van de viering van de ‘Centenaire’. De besluiten van dit colloquium werden door H. Platelle geformuleerd. (L.V.)

R. Jacob, Les époux, le seigneur et la cité: coutume et pratiques matrimoniales des bourgeois et paysans de France du Nord au moyen âge. - Bruxelles: Publications des Facultés Universitaire de Saint-Louis, 1990. - 468 p.

[p. 244]

Cet ouvrage publie les premiers résultats d'une thèse de doctorat dont l'auteur s'intéressait essentiellement au droit coutumier et aux pratiques sociales, qu'il essayait de replacer dans un large contexte historique. Son étude portait sur l'évolution des structures familiales dans le nord de la France du XIII^o au XV^o siècle; l'épicentre de son étude se situait à Douai et environs. Alors qu'au cours de l'époque féodale, l'accent portait encore sur les liens du mariage, par la suite ce sont surtout les liens du sang et la parenté familiale qui gagnèrent en importance lors de la transmission du patrimoine. L'auteur a étudié cette évolution dans le cadre de l'influence exercée par les seigneuries et plus tard les ‘communes’. Il s'agit d'un ouvrage parfaitement documenté, qui, nous le craignons fort, n'intéressera qu'un public ‘spécialisé’. (M.N.)

●

In dit boek worden de eerste resultaten gepubliceerd van een doctoraal proefschrift waarvan de auteur voornamelijk belangstelling had voor het gewoonterecht en de sociale praktijken, die hij in een breed historisch kader poogde terug te plaatsen. Zijn onderzoek gold de evolutie van de familiale structuren in Noord-Frankrijk van de 13de tot de 15de eeuw; kernpunt van zijn onderzoek was Dowaai en omstreken. Waar in het feodale tijdperk nog de klemtoon lag op de huwelijksbanden, won later de bloed- of familieverwantschap steeds meer aan belang bij de overdracht van patrimoniale goederen. De auteur bestudeerde deze evolutie in het kader van de invloed die uitging van de heerlijkheden, later de ‘gemeenten’. Het is een uitstekend gedocumenteerd werk dat, naar we vrezen, enkel een ‘gespecialiseerd’ publiek zal aanspreken. (M.N.)

J. Joly en H. Hayart, Hommes et traditions populaires en Flandre-Artois. - Amiens: Martelle, 1991. - 222 p.: ill.

Cet ouvrage joliment édité et illustré met en lumière tous les aspects de la culture populaire des Pays-Bas français au cours des cent dernières années. Comme cela va presque de soi, la vie campagnarde s'y taille une large place, mais les usages populaires et l'histoire de l'homme de la rue dans le bassin minier n'y sont pas non plus oubliés. On y traite en outre de sujets comme les métiers anciens (et en partie disparus), les fêtes particulières, les géants de la région, etc. (L.V.)

●

In dit fraai uitgegeven en geïllustreerd boek wordt de volkscultuur van de Franse Nederlanden tijdens de voorbije honderd jaar in al zijn aspecten toegelicht. Haast vanzelfsprekend is veel plaats ingeruimd voor het landelijke leven, maar ook de volksgebruiken en de geschiedenis van de kleine man in de mijngebieden wordt niet vergeten. Men vindt er verder onderwerpen behandeld zoals oude (en deels verdwenen) ambachten, de bijzondere feestdagen, de reuzen van de streek enz. (L.V.)

O. Kourchid et A. Kuhnmunck, avec la collaboration M. Deswarte, Mines et cités minières du Nord et du Pas-de-Calais: photographies aériennes de 1920 à nos jours. - Lille: Presses universitaires de Lille, 1990. - 476 p., crt. - (Economies et sociétés).

Cette belle édition rassemble plus de 400 photos du bassin minier du Nord de la France au cours des 70 dernières années. Les éditeurs soulignent dans leur introduction la valeur archéologique et humaine de ces documents, maintenant que le visage de ce secteur est promis à de grands changements. Les photos ne se limitent pas aux seules installations minières et aux terrils, elles présentent aussi toute l'infrastructure

[p. 245]

voisine: des cokeries et centrales électriques aux zones d'habitat. L'identification des sites représentés par les photos est d'une grande clarté. Chaque photo s'accompagne d'une sorte de fiche qui mentionne en particulier la commune, l'essentiel de l'infrastructure et la date. (L.V.)

●

In dit fraaie boek zijn meer dan 400 luchtfoto's gepubliceerd van het Noordfranse mijngebied tijdens de laatste 70 jaar. De uitgevers wijzen in hun inleiding vooral op de archeologische én menselijke waarde van deze documenten, nu dit gebied van gezicht zal veranderen. De foto's beperken zich niet enkel tot de mijninstallaties en de terrils maar ook alle randinfrastructuur komt aan bod: van de cokesfabrieken en de elektrische centrales tot de woongebieden. De identificatie van wat de foto's weergeven, werd op een heldere manier aangegeven. Naast elke foto is een soort steekkaart afgedrukt met de opgave van o.a. de gemeente, de belangrijkste infrastructuur en de datum. (L.V.)

B. Lemoine, Le tunnel sous la Manche. - [S.l.]: Editions du Moniteur, 1991. - 192 p.: ill.

Cette belle publication est un soufle d'air pur dans l'ouragan de publications consacrées au tunnel sous la Manche. Elle situe l'entreprise dans son cadre historique (les plans ‘fantaisistes’ du XIX^o siècle, la première tentative en 1881, les débats des années soixante et la décision définitive en 1986) et analyse ce projet grandiose (l'encadrement technique et financier, l'organisation du chantier, le résultat). L'ouvrage comporte nombre d'illustrations en couleur réussies et s'enrichit d'un large appareil de notes, d'une bibliographie complète et d'un index. (L.V.)

●

Tussen de stroom aan publikaties over de Kanaaltunnel is dit mooi uitgegeven boek een verademing. Het plaatst de onderneming in zijn historisch kader (de 19de-eeuwse ‘fantastistische’ plannen, de eerste poging in 1881, de debatten tijdens de jaren '60 en de definitieve beslissing in 1986) en analyseert dit grootse project (de technische en financiële omkadering, de organisatie van de werf, het resultaat). Het boek bevat talrijke, geslaagde kleurenillustraties en is voorzien van een uitgebreid notenapparaat, een volledige bibliografie en een register. (L.V.)

Les cultes à Arras au Bas Empire. - Arras: Musée des Beaux-Arts, Service archéologique de la ville d'Arras, 1990. - 120 p.: ill.

Les récentes fouilles archéologiques d'Arras se proposaient d'exhumer davantage de vestiges du castrum romain du troisième siècle. Elles livrèrent bien des surprises. C'est ainsi qu'on découvrit deux lieux de culte: un premier consacré à Cybèle, la déesse-mère, et un sanctuaire difficile à identifier, datant de la fin du quatrième siècle, et peut-être à classer dans la sphère d'influence germanique. Les trouvailles de cette campagne archéologique ont permis l'organisation d'une exposition qui courut du 26 août au 17 septembre 1990 à Arras. Le présent catalogue, richement illustré et étoffé d'un certain nombre d'articles scientitiques et d'une description des pièces présentées servait de guide à cette exposition et offre un bon aperçu de l'histoire ancienne d'Arras. (L.V.)

●

[p. 246]

De recente archeologische opgravingen in Atrecht hadden tot doel meer gegevens te vinden over het derde-eeuwse Romeinse castrum. Dit archeologisch onderzoek leverde verrassende vondsten op. Zo werden twee cultusplaatsen ontdekt: een eerste gewijd aan Cybele, de moedergodin, en een moeilijk te identificeren heiligdom, daterend uit het einde van de vierde eeuw en wellicht onder te brengen bij de Germaanse invloedssfeer. Met de vondsten van deze archeologische campagne werd een tentoonstelling opgezet, die liep van 26 augustus tot 17 september 1990 in Atrecht. Deze rijk geïllustreerde catalogus, met een aantal wetenschappelijke bijdragen en een beschrijving van de tentoongestelde stukken, begeleidde de tentoonstelling en geeft een goed overzicht van de vroegste geschiedenis van Atrecht. (L.V.)

Livres en Nord 1989/1990: catalogue des ouvrages régionaux reçus à la Bibliothèque Municipale de Lille. - Lille: Accès, Bibliothèque Municipale de Lille, 1991. - Non paginé.

Selon son habitude annuelle, la bibliothèque municipale de Lille publie une bibliographie des récentes acquisitions pour son Fonds régional. Les descriptions de chaque titre sont réparties en onze rubriques mais numérotées à la suite. Chaque description s'accompagne d'un numéro d'ordre dans la bibliothèque municipale de Lille. Cette bibliographie rassemble un total de 725 références. Cela n'empêche pas des rédacteurs d'être bien conscients que leur oeuvre ne peut prétendre à l'exhaustivité. Il n'en reste pas moins que cette sorte de publications a depuis longtemps prouvé qu'elle était indispensable. (L.V.)

●

Naar jaarlijkse gewoonte brengt de stadsbibliotheek van Rijsel een bibliografie uit van de recente aanwinsten voor haar Regionaal Fonds. De titelbeschrijvingen zijn in elf rubrieken ingedeeld en doorlopend genummerd. Elke beschrijving is vergezeld van het plaatsnummer in de Rijselse stadsbibliotheek. In totaal bevat deze bibliografie 725 referenties. Niettemin zijn de samenstellers er zich van bewust dat hun werk geen aanspraak op exhaustiviteit kan maken. Anderzijds heeft dit soort publikaties intussen bewezen onmisbaar te zijn. (L.V.)

A. Lottin (éd.), Eglise, vie religieuse et révolution dans la France du Nord. - Lille: Centre d'Histoire de la Region du Nord et de l'Europe de Nord-Ouest, 1990. - 193 p. - (Histoire et littérature régionales. Bicentenaire de la Révolution).

Ce recueil comporte 15 articles sur l'impact de la Révolution française sur l'Eglise et la vie religieuse dans le Nord de la France. R. Grevet (pages 121-140) traite de l'infrastructure enseignante au cours de l'Ancien Régime dans le cadre de la déchristianisation croissante. J.-L. Schumacher fait quant à lui la lumière sur la déchirure provoquée dans des milieux ecclésiastiques par la révolution (pp. 41-52). Dans la plupart des articles on traite néanmoins de sujets plus locaux. (L.V.)

●

Deze bundel bevat vijftien bijdragen over de impact van de Franse Revolutie op de Kerk en het religieuze leven in Noord-Frankrijk. R. Grevet (p. 121-140) behandelt de onderwijsinfrastructuur tijdens het Ancien Regime in het kader van een toenemende dechristianisering. De verscheurdheid die de revolutie in kerkelijke kringen heeft teweeggebracht, wordt door J.-L. Schumacher (p. 41-52) toegelicht. In de meeste bijdragen worden evenwel meer lokale onderwerpen behandeld. (L.V.)

[p. 247]

Ph. Marchand, F. Marchand et D. Terrier, Nord-Pas-de-Calais: histoire, géographie, éducation civique. - Paris: Hachette, 1991. - 96 p.: ill.

Cet ouvrage entend présenter au grand public les départements du nord de la France. L'objectif est didactique: textes concis et clairs, illustrations bien choisies, textes intermédiaires documentés et vivants, appareil de cartes surabondant, à quoi s'ajoutent une liste d'adresses et un lexique régional en annexe. On y trouve également un index des localités. (L.V.)

●

Dit boek wil het groot publiek laten kennismaken met de Noordfranse departementen. De opzet is didactisch: beknopte en heldere teksten, goed gekozen illustraties, levendige documentaire tussenteksten, overvloedig kaartenmateriaal, en een adressenlijst en een regionaal lexicon als bijlage. Er is een register op de plaatsnamen. (L.V.)

Monastères bénédictins et cisterciens dans les Albums de Croij (1596-1611). - Bruxelles: Crédit Communal, 1990. - 443 p.: ill.

Dans leurs quelque 2.500 gouaches, les Albums de Croij contiennent un trésor de matériel iconographique concernant les abbayes et monastères des Pays-Bas du sud au début du XVII^o siècle. A l'occasion du neuvième centenaire de la naissance de Bernard de Clairvaux (1090-1990), on a rassemblé en un volume et commenté les représentations de 49 abbayes bénédictines et 33 abbayes cisterciennes. On s'y intéresse en particulier aux Albums proprement dits et à la vie monacale, l'architecture, et l'influence des abbayes sur leur environnement. C'est là un livre remarquablement illustré et bien documenté. (L.V.)

●

De Albums de Croij bevatten met hun bijna 2.500 gouache-tekeningen een schat aan iconografische materiaal betreffende abdijen en kloosters in de zuidelijkste Nederlanden in het begin van de 17de eeuw. Naar aanleiding van het negende eeuwfeest van de geboorte van Bernardus van Clairvaux (1090-1990) werden de afbeeldingen van 49 benedictijnen- en 33 cisterciënzerabdijen gebundeld en toegelicht. Vijf goed gedocumenteerde bijdragen leiden de iconografie in. Daarin wordt o.a. aandacht besteed aan de Albums als dusdanig en aan het abdijleven, de architectuur en de invloed van de abdijen op de omgeving. Een bijzonder fraai geïllustreerd en goed gedocumenteerd boek. (L.V.)

Mythologie en Nord: actes du IVeme Congrès International de Mythologie, Lille, août 1989. - Beauvais: Société de Mythologie Française, 1990. - 287 p.

Les conférences du quatrième congrès international de mythologie, rassemblées ici en volume, ne contiennent, contrairement à ce que laisse entendre le titre, qu'un certain nombre de thèmes concernant le nord de la France. Dans ‘A la recherche des monts Gargan dans le Nord’ (pp. 55-62) B. Coussée parvient à situer trois de ces collines (notamment le Mont Pévèle). Ph. Gabet constate dans ‘Les saincts sauroctones dans le nord de la France’ (pp. 129-133) une large diffusion du symbole du dragon et renvoie à ce propos à la grande influence du culte de Saint-Amand dans la région. Enfin B. Sergent (pp. 247-261) creuse l'origine mythologique de Bavay. S'appuyant en particulier sur des données éthymologiques, l'auteur cherche une relation avec le dieu

[p. 248]

du feu et distingue à ce propos des influences tant grecques que celtiques (irlandaises). (L.V)

●

De referaten van het vierde internationaal congres voor mythologie, die hier zijn gebundeld, bevatten, in tegenstelling tot wat de titel zou doen vermoeden, slechts een aantal thema's met betrekking tot Noord-Frankrijk. In ‘A la recherche des monts Gargan dans le Nord’ (p. 55-62) slaagt B. Coussée erin drie van deze heuvels te situeren (o.a. de Pevelenberg). Ph. Gabet stelt in ‘Les saincts sauroctones dans le nord de la France’ (p. 129-133) een grote verspreiding van het draaksymbool vast en wijst in dit verband op de grote invloed van de Sint-Amandsverering in de streek. Tenslotte peilt B. Sergent (p. 247-261) naar de mythologische oorsprong van Bavay. Op basis van o.a. etymologische gronden zoekt de auteur een verband met de vuurgod en onderscheidt daarin zowel Griekse als Keltische (Ierse) invloeden. (L.V.)

Nord: revue de critique et de creation litteraires du Nord-Pas-de-Calais, n^o 17, (juin 1991). (Société de littérature de Nord, Lille)

Le numéro de juin de cette revue littéraire est consacré à deux écrivains résidant en France mais originaires de Flandre belge: Suzanne Lilar et Françoise Mallet-Joris. Après une courte introduction bibliographique, on accorde un large intérêt à leur oeuvre. Le numéro comporte un court article inédit de Mallet-Joris sur ‘Les Flandres’. Signalons aussi que ce numéro présente une ‘petite bibliothèque picarde’, où l'on s'intéresse cette fois à l'écrivain picard Henri Carion. (D.v.A)

●

Het juni-nummer van dit literaire tijdschrift is gewijd aan twee, in Frankrijk wonende maar uit Vlaanderen afkomstige auteurs: Suzanne Lilar en Françoise Mallet-Joris. Na een korte bibliografische inleiding wordt er uitvoerig aandacht besteed aan hun werk. Het nummer bevat ook een korte ongepubliceerde bijdrage van Mallet-Joris over ‘Les Flandres’. We vermelden bovendien dat ook dit nummer een ‘petite bibliothèque picarde’ bevat, waarin ditmaal aandacht wordt besteed aan de Picardische auteur Henri Carion. (D.v.A.)

Prévoyance Sociale. Passé et present, n^o 7 (avril 1990), n^o 8 (septembre 1990, n^o 9 (janvier 1991) (Comité Régional Nord-Pas-de-Calais d'Histoire de la Sécurité Sociale, Aubers)

L'association présidée par l'historien lillois L. Trenard, a pour but d'étudier l'histoire de la Sécurité Sociale dans le nord de la France et de pousser à lui consacrer des études. La revue reprend de courts articles qui traitent de divers aspects de l'histoire de la Sécurité Sociale. C'est ainsi qu'on trouve notamment ici des articles sur les caisses de maladie, les grèves, la vaccination de la population, l'histoire de la législation sociale, etc. La revue paraît à intervalles irréguliers. (D.v.A.)

●

De vereniging, die onder het voorzitterschap staat van de Rijselse historicus L. Trenard, heeft tot doel de geschiedenis te bestuderen van de Sociale zekerheid in Noord-Frankrijk en van studies over de Sociale zekerheid te stimuleren. In het tijdschrift worden korte bijdragen opgenomen die aspecten van de geschiedenis van de Sociale zekerheid behandelen. Zo kan men hier o.a. bijdragen vinden over de geschiedenis

[p. 249]

van ziekenfondsen, stakingsacties, de vaccinatie van de bevolking, de geschiedenis van de sociale wetgeving, enz. Het tijdschrift verschijnt op onregelmatige tijdstippen. (D.v.A)

Revue du Nord: archéologie, LXXII (1990) n^o 286, 204 p.: ill. (Université Charles de Gaulle, Lille III; Sciences humaines, Lettres et Arts).

Le numéro archéologique de la Revue du Nord va son propre chemin: il prend son indépendance et paraît dorénavant en grand format. Du point de vue du contenu, il varie peu. Ce premier né présente cinq articles liés à l'archéologie du nord de la France et une chronique numismatique. Quatre articles sont consacrés à Bavay. Y. Cabuy (pages 7-28) y expose en outre les fouilles et découvertes de l'époque du fer dans le département du nord: Bray-Dunes, Bavinchove, Hondeghem et Houplin-Ancoisne où, exceptionnellement, on a découvert de la céramique de la période de Hallstatt qui présente des rapports avec le site du Mont Kemmel. P. Leman (pp. 175-178) rend compte d'une étude d'une équipe de l'université de Manchester sur la localisation de Quentovic. On y trouve enfin des articles sur le culte de Mithra à Boulogne et sur une motte féodale à habitation fortifiée à Avesnes. (L.V.)

●

Het archeologie-nummer van de Revue du Nord gaat zijn eigen weg: het krijgt een zelfstandig karakter en wordt voortaan op groot formaat uitgegeven. Inhoudelijk verandert er weinig. Deze eersteling brengt negen artikelen in verband met de archeologie in Noord-Frankrijk en een numismatische kroniek. Vier bijdragen zijn gewijd aan Bavay. Verder licht o.a.Y. Cabuy (p. 7-28) de recente opgravingen en ontdekkingen uit de IJzertijd in het Noorderdepartement toe: Bray-Dunes, Bavinckhove, Hondeghem en Houplin-Ancoisne waar, uitzonderlijk, keramiek uit de Hallstatt-periode werd ontdekt dat in verband staat met de site op de Kemmelberg. P. Leman (p. 175-178) brengt verslag uit over het onderzoek van een ploeg van de universiteit van Manchester met betrekking tot de lokalisatie van Quentovic. Tenslotte volgen er nog bijdragen over de Mithras-cultus in Boulogne en over een feodale heuvel met versterkte woning in Avesnes. (L.V.)

Revue du Nord: histoire & archéologie, LXXII (1990) n^o 287/288; LXXIII (1991) n^o 289 (Université Charles de Gaulle, Lille III; Sciences humaines, Lettres et Arts).

La livraison 287 est devenue un numéro en l'honneur de l'historien Guy Fourquin, décédé en 1988. Elle est constituée d'articles sur l'histoire de la campagne au cours du moyen âge. B. Delmaire (pp. 443-470) étudie un recueil du XIII^o siècle rassemblant des baux de fermes de l'abbaye d'Auchin. E. et S. Curveiller (pp. 497-510) creusent la rivalité entre Bergues et Dunkerque à la fin du XIV^o siècle pour le contrôle des voies d'eau. M. Sommé (pp. 511-530) évoque les interventions princières dans la gestion de la forêt de Nieppe à la fin du moyen âge. D. Clauzel et S. Calonne (pp. 531-574) jettent une nouvelle lumière sur l'industrie textile de la fin du moyen âge en établissant la complémentarité en la matière de la ville de Lille et de la campagne environnante, notamment la région de la Lys. L'étude d'A. Derville (pp. 575-592) se tourne vers les moulins de la fin du moyen âge essentiellement en Flandre romane et l'activité économique connexe. P. Delsalle (pp. 593-598) souligne l'enracinement médiéval de l'industrie textile dans la région de Roubaix-Tourcoing. La livraison 288 est un numéro consacré tout entier au thème de l'histoire du Pas-de-Calais des Atrébates à nos jours. Dans les quatorze articles, la part du lion revient à l'histoire la plus récente. Dans le

[p. 250]

numéro 289, E. Dejonghe (pp. 87-101) étudie le rôle des délégués à la propagande dans le Nord de la France (1942-1944). Ils se présentaient comme une ‘nouvelle élite’ et ne tardèrent pas à entrer en conflit avec les structures existantes. (L.V.)

●

Aflevering 287 is een huldenummer geworden voor de in 1988 overleden historicus Guy Fourquin met bijdragen over de plattelandsgeschiedenis tijdens de middeleeuwen. B. Delmaire (p. 443-470) onderzoekt een bundel 13de-eeuwse pachtbrieven van hoeven van de abdij Anchin. De rivaliteit tussen Sint-Winoksbergen en Duinkerke aan het einde van de 14de eeuw inzake de macht over de waterwegen wordt door E. en S. Curveiller (p. 497-510) uitgediept. M. Sommé (p. 511-530) heeft het over de vorstelijke interventies in het bosbeheer van het woud van Nieppe tijdens de late middeleeuwen. D. Clauzel en S. Calonne (p. 531-574) werpen een nieuw licht op de laatmiddeleeuwse textielnijverheid door de complementariteit op dit gebied aan te tonen tussen de stad Rijsel en het omringende platteland, met o.a. het Leiegebied. Het onderzoek van A. Derville (p. 575-592) richt zich op de laatmiddeleeuwse molens in vooral Waals-Vlaanderen en de economische activiteit die daarmee samenhangt. P. Delsalle (p. 593-598) onderstreept de middeleeuwse wortels van de textielnijverheid in de regio Tourcoing-Roubaix. Aflevering 288 vormt een themanummer over de geschiedenis van de Pas-de-Calais vanaf de Atrebaten tot heden. Het leeuwenaandeel van de veertien artikelen is aan de meer recente geschiedenis gewijd. In aflevering 289 onderzoekt E. Dejonghe (p. 87-101) de rol van de afgevaardigden voor de propaganda in Noord-Frankrijk (1942-1944). Deze dienden zich aan als een ‘nieuwe elite’ en kwamen al vlug in conflict met de bestaande machtsstructuren. (L.V.)

Revue du Nord: cent ans de catholicisme social dans la région du Nord, LXXIII (1991) n^o 290-291. (Université Charles de Gaulle, Lille III; Sciences humaines, Lettres et Arts).

La double livraison 290-291 de la ‘Revue du Nord’ rassemble les actes du colloque qui s'est tenu les 7 et 8 décembre 1990 à Lille sous le titre ‘Cent ans de catholicisme social dans la région du Nord’. Il est très positif qu'il se soit passé si peu de temps entre la colloque et la publication des actes. Le lecteur peut y trouver plus de 30 articles - dus exclusivement à des auteurs français - groupés autour de cinq thèmes: l'encyclique Rerum Novarum et son effet immédiat; le catholicisme social dans la région au début du XX^o siècle; autour de Quadragesimo anno; éléments pour un bilan au cours de l'entre-deux-guerres; témoignages. Lille III et les Facultés catholiques étaient conjointement responsables de l'organisation de ce colloque qui s'inscrivait dans un projet d'étude plus ambitieux sur le catholicisme social. Cette publication nous renseigne sur le dernier état de la recherche scientifique sur ce courant directement confronté dans la région à l'idéologie socialiste. (M.N.)

●

De dubbele aflevering 290-291 van de ‘Revue du Nord’ bevat de handelingen van een colloquium dat op 7 en 8 december 1990 te Rijsel plaats vond onder de titel ‘Cent ans de catholicisme social dans la région du Nord’. Dat er maar een korte tijdsspanne was tussen het colloquium en de publikatie van de handelingen is erg positief. Meer dan 30 bijdragen - uitsluitend door Franse auteurs geschreven - kan de geïnteresseerde lezer nazien, gegroepeerd rond een vijftal thema's: de encycliek Rerum Novarum en haar onmiddellijke weerslag; het sociaal-katholicisme in de regio in het begin van de 20e eeuw; rondom Quadragesimo anno; elementen voor een balans tijdens het interbel-

[p. 251]

lum; getuigenissen. Lille III en de ‘Facultés Catholiques’ stonden samen in voor de organisatie van het colloquium, dat kaderde in een groter opgezet studie-project over het sociaal-katholicisme. Door deze publikatie worden we ingelicht over de laatste stand van zaken in het wetenschappelijk onderzoek omtrent deze stroming, die in de regio sterk geconfronteerd werd met het socialistische ideeëngoed. (M.N.)

J. Savigneau, Marguerite Yourcenar: l'invention d'une vie. - (Paris): Gallimard, 1990 - 542 p.: ill. - (NRF Biographies).

Cette première grande biographie de Marguerite Yourcenar est devenue un livre particulièrement volumineux. Journaliste, l'auteur a connu personnellement Yourcenar et a pu en outre disposer d'une partie de ses archives. Consciemment, l'auteur a choisi de ne se livrer ni à une analyse ni à un commentaire de son oeuvre littéraire. La reconstruction du récit de sa vie était déjà à elle seule un défi. Les papiers personnels de Yourcenar comportaient en effet quantité de contradictions que la biographe a essayé de résoudre au mieux. L'ouvrage comporte en feuillet réussi de photos en noir et blanc et une ample bibliographie (d'oeuvres de et sur Yourcenar). (L.V.)

●

De eerste grote biografie van Marguerite Yourcenar is een bijzonder lijvig boek geworden. De auteur heeft als journaliste Yourcenar persoonlijk gekend en kon bovendien gebruik maken van een gedeelte van haar archief. Bewust koos de auteur ervoor in deze biografie geen analyse van en commentaar op haar literaire werk te brengen. Het reconstrueren van haar levensverhaal was ongetwijfeld al een uitdaging op zich. Uit Yourcenars persoonlijke papieren kwamen immers tal van tegenstrijdigheden aan het licht, die de biografe naar beste vermogen heeft proberen op te lossen. Het boek bevat een geslaagde katern zwart-wit foto's en een uitgebreide bibliografie (werk van en over Yourcenar). (L.V.)

J. Thiebaut, L'architecture médiévale du Nord/Pas-de-Calais: les églises. - Lille: Centre national de documentation pédagogique, Centre régional de documantation pédagogique de Lille, 1991. - 106 p.: ill..

La richesse en églises médiévales du nord de la France est bien mise en évidence dans cet ouvrage de conception didactique. La première partie expose les caractéristiques générales de l'église médiévale: le plan d'ensemble, les étages, la couverture et la construction extérieure. Celles-ci sont confrontées dans la seconde partie à 24 églises du nord de la France, lesquelles donnent toutes ensemble un bon aperçu des diverses variantes de styles. Pour chacune des églises abordées on donne le plan d'ensemble, à quoi s'ajoute une diapositive en couleur annexée au livre. (L.V.)

●

De rijkdom aan middeleeuwse kerken in Noord-Frankrijk wordt treffend door dit didactisch opgevatte boek tot uitdrukking gebracht. In een eerste gedeelte komen de algemene kenmerken van de middeleeuwse kerk aan bod: het grondplan, de verdiepingen, de dakbedekking en de buitenbouw. Dit wordt in een tweede gedeelte getoetst aan 24 kerken uit Noord-Frankrijk, die samen een goed overzicht geven van de verschillende stijlvarianten. Van elk van de besproken kerken is een grondplan afgebeeld en bevindt zich een kleurendia in bijlage bij het boek. (L.V.)

[p. 252]

M. de la Torre, Nord: histoire, géographie, nature, arts. - Paris: Desglosis-Lacoste, 1991. - Non paginé: ill. - (Villes et villages de France).
M. de la Torre, Pas-de-Calais: histoire, géographie, nature, arts. - Paris: Desglosis-Lacoste, 1991. - Non paginé: ill. - (Villes et villages de France).

Ces deux petits guides donnent un aperçu encyclopédique de toutes les communes et localités des départements Nord et Pas-de-Calais. Pour chaque commune, on donne la superficie, le nombre d'habitants, une courte histoire et une liste des monuments. (L.V.)

●

Deze twee, kleine gidsen bieden een encyclopedisch overzicht van alle gemeenten en plaatsen van de departementen Nord en Pas-de-Calais. Van elke gemeente wordt de oppervlakte en het bevolkingsaantal, een korte geschiedenis en een opsomming van de monumenten gegeven. (L.V.)

Travaux & Documents du Laboratoire de Géographie Humaine: Serie Notes & Documents: Géographie Historique du Tourisme, n^o 8 (juillet 1991). (Université des Sciences et Techniques de Lille Flandres Artois).

Cette publication remonte aux sources du tourisme de masse dans le nord de la France. Le numéro comporte six articles, dont trois sont de la main de Jean-Michel Dewailly. Le premier traite de Boulogne-sur-Mer, le second de Mayville et le troisième de Merlimont-Plage. E. Flamant parle de la côte picarde, E. Auphan des lignes de chemin de fer touristiques. Ce numéro comporte encore pour finir un article de A. Barre sur le ‘Guide des Chemins de France’ de Charles Estienne (1552) qu'on peut qualifier de précurseur de nos guides touristiques modernes. (D.v.A.)

●

In deze publikatie wordt gepeild naar de wortels van het massatoerisme in Noord-Frankrijk. Het nummer bevat zes artikelen, waarvan drie van Jean-Michel Dewailly. Het eerste handelt over Boulogne-sur-Mer, het tweede over Mayville en het derde over Merlimont-Plage. E. Flamant heeft het over de Picardische kust, E. Auphan behandelt de toeristische spoorlijnen en tenslotte bevat dit nummer nog een bijdrage van A. Barre over ‘Le Guide des Chemins de France’ van Charles Estienne (1552), die men een voorloper van onze huidige toeristische gidsen kan noemen. (D.v.A.)

J. Valynseele (et) N. Dreneau, La parentèle de Charles et Yvonne de Gaulle: histoires de familles. - Paris: L'intermédiaire des chercheurs et curieux, (1990). - 220 p.: ill., 2 pages dépliables

Il peut paraître curieux qu'il n'ait pas encore paru d'étude généalogique sur Charles de Gaulle et son épouse. Cet ouvrage comble cette lacune et les deux auteurs se sont d'emblée lancés dans une étude approfondie. La généalogie proprement dite est dépassée par les nombreux textes marginaux qui redonnent couleur à l'histoire de la famille et la situent dans un cadre plus large. S'il arrive qu'on affirme que de Gaulle était né ‘par hasard’ à Lille, cette étude montre que par sa mère (Jeanne Maillot) il a de solides racines dans les Pays-Bas français (surtout à Dunkerque).

Le tissu familial de son épouse Yvonne Vendroux (^o Calais) se situe par son père jusque dans la seconde moitié du XVIII^e siècle à Calais. Un feuillet de photos et un index détaillé des toponymes et patronymes viennent compléter cet ensemble. (L.V.)

●

[p. 253]

Het lijkt eigenaardig dat een genealogische studie van Charles de Gaulle en van zijn vrouw nog niet eerder het licht zag. Dit werk voorziet in een leemte en beide auteurs hebben het onderzoek meteen grondig aangepakt. De zuivere genealogie wordt overstegen door de talrijke randteksten die de familiegeschiedenis inkleuren en in een breder kader plaatsen. Wordt van de Gaulle wel eens beweerd dat hij ‘per toeval’ in Rijsel werd geboren, dan toont deze studie aan dat hij via zijn moeder (Jeanne Maillot) diepe wortels heeft in de Franse Nederlanden (vooral Duinkerke). Het familiaal weefsel van zijn vrouw, Yvonne Vendroux, (^o Calais) bevindt zich via haar vader tot in de tweede helft van de achttiende eeuw in Calais. Een katern met foto's en een gedetailleerde index op de plaats- en familienamen maken van deze studie een afgerond geheel. (L.V.)

Vereniging/Stichting Zannekin, Jaarboek 12. - Ieper, Mijdrecht: Vereniging/Stichting Zannekin, 1990. - 192 p.: ill.

Het jaarboek Zannekin brengt jaarlijks een verzameling artikelen die betrekking hebben op het randgebied van het Nederlandse cultuurgebied. Vijf van de zeven bijdragen in deze bundel hebben betrekking op de Franse Nederlanden. Nogal wat aandacht gaat uit naar de invloed van de Nederlandse taal: A. Lowyck (p. 91-146) brengt in zijn reeks over Nederlandstalige schrijvers in Frans-Vlaanderen materiaal samen over Hazebroek, C. Moeyaert (p. 19-54) levert een kritische bijdrage over de invloed van het Nederlands in Sint-Omaars, terwijl L. Rienks (p. 55-72) de taalevolutie aan de hand van toponiemen nagaat. Biografisch van aard zijn de bijdragen van P.J. Verstraete (p. 5-18) over Robrecht van Kassel en van W. Corsmit (p. 169-180) over de volksverteller Charles Deulin (1827-1877). (L.V.)

●

Les annales Zannekin publient chaque année une collection d'articles portant sur les confins du domaine culturel néerlandais. Cinq des sept articles de cette livraison concernent les Pays-Bas français. L'influence de la langue néerlandaise recueille un large intérêt: A. Lowyck (p. 91-146), dans sa série sur les écrivains néerlandophones de Flandre française, rassemble des matériaux sur Hazebrouck, C. Moeyaert (p. 19-54) signe un article critique sur l'influence du néerlandais à Saint-Omer tandis que L. Rienks (p. 55-72) suit l'évolution de la langue à partir de toponymes. Les articles de P.J. Verstraete (p. 5-18) sur Robert de Cassel et de W. Corsmit (p. 169-180) sur le conteur Charles Deulin (1827-1877) présentent tous deux un caractère biographique. (L.V.)

Vereniging/Stichting Zannekin, Jaarboek 13. - Ieper, Mijdrecht: Vereniging/Stichting Zannekin, 1991. - 191 p.: ill.

Het 13de jaarboek bevat zes bijdragen die betrekking hebben op de Franse Nederlanden. In zijn reeks over de Nederlandstalige schrijvers in Frans-Vlaanderen is A. Lowyck aan Sint-Winoksbergen toegekomen (p. 51-80). De oogst is zo groot, dat hij zich in een eerste bijdrage beperkt tot de 16de- en de 17de-eeuw (27 auteurs). L. Camerlynck (p. 5-12) schetst een biografisch portret van de calvinistische predikant Petrus Dathenus(Kassel, 1531-1588). Er zijn twee literair-historische studies opgenomen: de reisnotities van Charles Dickens krijgen de aandacht van W. Corsmit (p. 111-114), terwijl P.J. Verstraete (p. 115-134) een biografisch portret brengt van Georges Blachon, wiens ‘Pourquoi j'aime la Flandre’ door Stijn Streuvels werd vertaald. In ‘Bouwsteen voor de toekomst’ pleit J. Van Herreweghe (p. 135-142) voor

[p. 254]

het overschrijden van de ‘Belgische’ context in het geschiedenisonderwijs. Tenslotte brengt C. Moeyaert (p. 149-162) enkele kritische kanttekeningen bij het hoofdstuk over de vroege middeleeuwen (L. Milis) in het in 1988 verschenen eerste deel van de ‘Histoire des Provinces du Nord’. (L.V.)

●

Les treizièmes annales comportent six articles qui concernent les Pays-Bas français. Dans sa série sur les écrivains néerlandophones de Flandre française, A. Lowyck en est arrrivé à Bergues (p. 51-80). La moisson est si abondante qu'il se limite dans un premier article aux XVI^e et XVII^e siècles (27 écrivains). L. Camerlynck (p. 5-12) brosse un portrait biographique du prédicateur calviniste Pieter Daten (Cassel, 1531-1588). On y trouve deux études d'histoire de la littérature: les notes de voyage de Charles Dickens bénéficient de l'attention de W. Corsmit (p. 111-114) tandis que P.J. Verstraete (p. 115-134) brosse un portrait biographique de Georges Blachon dont le célèbre ‘Pourquoi j'aime la Flandre’ fut traduit par Stijn Streuvels. Dans ‘Bouwsteen voor de toekomst’ (Matériau pour l'avenir), J. Van Herreweghe (p. 135-142) plaide le débordement du cadre belge dans l'enseignement de l'histoire. Enfin C. Moeyaert (p. 149-162) émet quelques remarques critiques à l'égard du chapitre sur le haut moyen âge (L. Millis) dans le premier tome, paru en 1988, de l'‘Histoire des Provinces du Nord’. (L.V.)

M. Watelet, De militaire topografische cartografie van de Geallieerden in Frankrijk en België (1815-1818): cognitieve benadering en overzicht van de fondsen en verzamelingen. - In: Gemeentekrediet: driemaandelijks tijdschrift, XLIV (1990) n^o. 174, p. 33-49, ill.

Naar aanleiding van de nederlaag van Napoleon te Waterloo hield een geallieerd leger (Rusland, Engeland, Pruisen en Oostenrijk) tussen 20 november 1815 en 19 oktober 1818 het noorden, het noordoosten en het oosten van Frankrijk bezet. Tijdens die drie jaar ontplooiden topografen een intense activiteit. In de departementen Nord en Pas-de-Calais waren vooral Engelsen aan het werk. Het resultaat, een schat aan topografisch kaartenmateriaal, bleef jarenlang onbekend en werd pas vanaf 1985 stukje bij beetje ontdekt. De auteur geeft een relaas van de zoektocht naar deze kaarten in verschillende archieven en wijst op de historische en geografische informatie die ze bevatten (L.V.)

●

Suite à la défaite de Napoléon à Waterloo, une armée alliée (Russie, Angleterre, Prusse et Autriche) occupa du 20 octobre 1815 au 19 octobre 1818, le nord, le nord-est et l'est de la France. Au cours de ces trois années, les topographes déployèrent une intense activité. Dans les départements du Nord et du Pas-de-Calais, c'étaient surtout les Anglais qui étaient à l'oeuvre. Le résultat, un trésor de cartes topographiques, resta inconnu pendant de longues années et ne fut découvert petit à petit qu'à partir de 1985. L'auteur raconte sa quête de ces cartes dans divers dépôts d'archives et attire l'attention sur les informations historiques et géographiques qu'elles recèlent. (L.V.)

[p. 255]

Nog andere interessante werken verschenen sedert de laatste bibliografie. Op enkele van deze werken komen we allicht in een volgende aflevering terug.

●

Il y a encore d'autres ouvrages intéressants qui sont parus depuis la dernière bibliographie. Nous reviendrons très probablement sur tel ou tel dans une prochaine livraison.

j. beal, Hommes et combats en Picardie: 1939-1945. - Martelle: Secrétariat d'Etat aux Anciens Combattants, 1990. - 159 p.

h. bernard, Bataille de Belgique-Dunkerque: 10 mai-4 juin 1940. - Louvain-la-Neuve: Duculot, 1990. - 183 p.: ill.

g. bossenga, The politics of privilege: old regime and revolution in Lille. - Cambridge: Cambridge University Press, 1991. - 263 p.

g. dawson e.a., Pas-de-Calais: hier, aujourd'hui, demain. - (S.l.): De Borée, 1990. - 159 p.: ill.

p. demolon e.a., Documents d'évaluation du patrimoine archéologique des villes de France: Douai. - Tours: Centre national d'archéologie urbaine, 1990. - 71 p.: 15 plans.

f. desportes e.a., Mercuriales d'Amiens et de Picardie, I: Amiens, XVIe siècle. - Amiens: Centre d'histoire des sociétés de l'Université de Picardie, 1990. - 188 p.

m. houvenaghel, Boeschepe: mon village. - Steenvoorde: Foyer culturel de l'Houtland, 1990. - 203 p.: ill.

j. hurtrelle e.a., Les débuts du second âge du fer dans le Nord de la France. - Givenchy-en-Gohelle: Gauheria, 1990. - 252 p.

institut charles de gaulle, Nouvelle bibliographie internationale sur Charles de Gaulle: 1980-1990. - Paris: Plon, 1990. - 358 p.

Le Nord-Pas-de-Calais en 2010: rapport final. - Lille: Conseil Régional du Nord-Pasde-Calais, 1990. - 36 p.

m. loosen, Bergues aux remparts dut temps. - Steenvoorde: Foyer culturel de l'Houtland, 1991. - 292 p.

a. spicer, The Sohiers of Valenciennes and Southampton: a Walloon family in the diaspora, in: Proceedings of the Huguenot Society of London, XXV (1990), p. 157-166.

i. van 't spijker, Als door een speciaal stempel: traditie en vernieuwing in heiligenlevens uit Noordwest-Frankrijk (1050-1150). - Hilversum: Verloren, 1990. - 191 p.

j.-p. visse, Mai 1940: sang et larmes sur le Nord: témoignages et souvenirs. - Lille: La Voix du Nord, 1990. - 163 p.

(Traduit du néerlandais par Jacques Fermaut).