| |
| |
| |
Akrobatiek en de opera van Peking
Gan, Tjiang Tek
Samenvatting. - De schrijver laat zien dat reeds tweeduizend jaar lang akrobatische vertoningen een geliefde vorm van amusement zijn geweest in China. Vervolgens gaat hij in op de populariteit van oudsher onder de boerenbevolking van de ‘woe-sjoe’: het akrobatische turnen, met een sterke nadruk op typische zelfverdedigingstechnieken. De boerenbevolking vormde ook de overgrote meerderheid van het publiek bij de opvoeringen van de lokale opera's, zoals de Peking-opera, waarin van de militaire (woe) rollen een grote akrobatische vaardigheid werd geëist. Tenslotte wijst de auteur op de belangrijke rol die de akrobatiek heeft behouden in de revolutionaire Peking-opera. (Red.)
De oudste sporen van akrobatische spelen in China dateren uit de eerste eeuwen voor de Christelijke jaartelling. In graven heeft men op stenen wanden reliëfs aangetroffen die ons enig inzicht geven in het leven van de mensen uit de Han-periode (206 v. Ghr. - 219 A.D.). Er zijn scenes bij van artiesten die allerlei kunstjes uitvoeren; de gastheer en zijn uitgenodigden kijken op de grond gezeten toe. Een orkestje zorgt voor muzikale begeleiding. Vele nummers zijn zonder veel moeite te herkennen: dansen op het strakke koord, jongleren met vlammende dolken en zwaarden, buitelen en springen. Andere nummers zijn nu niet meer bekend zoals het dansen op omgekeerde schalen van keramiek. Er zijn ook afbeeldingen van meisjes die op tijgerachtige dieren rijden. (Het is niet duidelijk of het hier om echte wilde dieren gaat of dat er paarden, in tijgervermomming, in het spel zijn. Het is nu bekend dat in oude tijden paarden een groot bronzen masker op het voorhoofd droegen, dat een woeste tijgerkop voorstelde. Het berijden van het machtigste dier in de Chinese fauna, de grote tijger, heeft blijkbaar zeer tot de verbeelding van de mensen gesproken.) Ook onder de aardewerk figuren die men de doden meegaf om ze hun oude, vertrouwde omgeving niet te laten missen, zien we dwergen, clowns, dansers en muzikanten.
Uit de T'ang-tijd (618-906 A.D.) zijn muurschilderingen in de grottempels van Toenkwang bewaard gebleven. Sommige fresco's beelden spelen af die heden ten dage nog in China worden vertoond. Zeer vele T'ang-graffiguren stellen personen voor uit de showbusiness zoals dansers, muzikanten, boksers, kunstpaardrijders. Op zeer duidelijke wijze is bij sommigen de gelaatstrekken van vreemdelingen weergegeven. Dit illustreert wat uit de literatuur reeds bekend was; n.l. dat spelers, dansers en muzikanten uit vreemde landen zeer welkom waren in het T'ang-rijk. De afbeeldingen in twee of drie dimensies
| |
| |
geven de indruk dat de mensen op echt vermaak uit waren; ruwe bloedige spelen, waarbij gewonden of doden bij mens of dier moesten vallen, zijn tot nu toe niet gevonden.
Wij kunnen ons afvragen uit welke kringen de artiesten voortkwamen en hoe hun sociale positie was. Tot voor kort werd in China elk optreden voor publiek niet-passend geacht voor de burgers in het algemeen en in het bijzonder voor de leden van de gentry-klasse, dat zijn de geletterden die de vergelijkende, literaire examens hebben afgelegd, samen met hun familieleden. Deze gentry gaf met het hof als apex in cultureel opzicht de toon aan. Na deze eerste stand van mensen die met letteren te maken hebben, kwam de stand van de boeren, planters, kwekers en verbouwers. Dan kwam. volgens de traditie de stand van handwerkslieden en hierna de stand van allen die zich met handel, verkeer en distributie onledig hielden. Showbusiness. mensen werden bij geen enkele stand gegroepeerd. Ze stonden, samen met andere categorieën zoals bedelaars, courtisanes, prostituées, enz. als het ware buiten de maatschappij. Officieel waren ze uitgesloten van deelname aan de keizerlijke examens. Slechts als ze konden aantonen dat de familie reeds vele generaties achtereen niet meer zulke afkeurenswaardige beroepen had uitgeoefend, kon deze ban voor hen worden opgeheven.
Sociale afkeuring van optreden voor toeschouwers gold, zoals eerder vermeld, het zwaarst voor de mensen uit de eerste stand. Slechts een zeer beperkt aantal recreatie-handelingen werd hun toegestaan, zoals musiceren op de Chinese luit, berijden van paarden, jagen en schieten met pijl en boog, het verrichten van lichaamsoefeningen in een of ander religieus kader. (In moderne tijden kon het optreden op het toneel voor een liefdadig doel worden geaccepteerd). Vanzelfsprekend gold de sociale taboe van het bedrijven van tonende kunsten voor publiek minder zwaar naar gelang men tot een lagere stand behoorde. Toch zijn in de geschiedenis voorbeelden bekend van voorname lieden die zich niets van deze taboe hebben aangetrokken. Zo wordt van de eerste keizer van het T'ang-Huis vermeld, dat hij op een tokkelinstrument muziek maakte, terwijl zijn zoon, keizer T'ai-tsoeng, danste ten aanschouwe van de hele hofhouding. Een later keizer uit dit Huis, de zeer kunstzinnige Sjuan-tsoeng of Ming-hwang, was verzot op zelf voetballen en soms nam hij bij opera-opvoeringen de functie waar van de dirigent van het orkest.
Het is zeer merkwaardig dat in China volksdansen, gescheiden of gemengd, haast niet voorkwamen. Misschien dat daarom het turnen zo populair was bij het volk? Gedurende het lange winterseizoen, wanneer er in Noord-China weinig te doen was op het veld, moest men naar andere bezigheden omzien. Men repareerde dan de landbouwwerktuigen; men vlocht manden. In beapaalde dorpen is het traditie van de bevolking om in de winter bonte blokprenten te vervaardigen. Deze z.g. Nieuwjaarsprenten worden op de markt te koop aangeboden. In de woningen worden ze tijdens de donkere dagen, bij
| |
| |
wijze van versiering, op deuren, muren en kasten geplakt. Een ander soort versiering wordt, eveneens als bijverdienste, in de wintertijd gemaakt, n.l. het knippen of snijden van figuren van gekleurd papier. Men plakt zulke knipsels op deuren, ramen, spiegels. Soms bezigen boerinnen een knipfiguur als patroon bij het borduren op stof.
Genoemde winterbezigheden vormen een welkome bijverdienste, maar ze moeten toch als werk in de familiesfeer worden beschouwd. De turnoefeningen daarentegen zijn een plezierige recreatie waarbij men ook nog andere mensen kan ontmoeten. Uit praktisch oogpunt bekeken vindt men dit turnen verantwoord, omdat men zich ermee in goede conditie houdt voor het werk op het land in het naderende voorjaar. De aangeleerde verdedigingsmethoden mochten bovendien wel eens nodig blijken te zijn om in geval van nood het dorp tegen overval van bandieten en rovers te verdedigen.
Men oefent meestal op de gemeenschappelijke dorsvloer of op het plein voor de dorpstempel onder leiding van een oude boksmeester. (Met de term ‘boksen’ wordt hier het traditionele Chinese turnen woe-sjoe bedoeld; er bestaan streeksgewijs verschillende scholen van.) In het begin, bij het aanleren van de ‘figuren’, oefenen de pupillen in groepsverband. Later, als de diverse slag- en springtechnieken er geheid in zitten, wordt men in tweekamp tegenover elkaar gesteld.
Dit trainen onder de boksleraar is in twee soorten te onderscheiden. Men oefent gewoon in een ‘open club’, dan doet men het voor het plezier in de sport en voor de omgang met anderen. Of men is georganiseerd als vereniging of bond, waarin men slechts na inwijding opgenomen kan worden. In het laatste geval is de band tussen de leden onderling zeer hecht. Bij het turnen in zulk een verenigingsverband legt men zich zeer serieus toe op vechtmethoden om eventueel zichzelf of de broederschap te kunnen verdedigen. Het oefenen vergt vele jaren. Naar gelang men zich heeft bekwaamd in graden van vechttechniek, kan men, naast gebruik van de blote vuist, zich specialiseren in het gebruik van één bepaald wapen. Als wapen kunnen gewone voorwerpen dienen waar men in het dagelijkse leven het meest mee te maken heeft. Zo oefenen markskramers zich in het hanteren van ellestok en schaar als wapen. Lastdragers streven ernaar om het draagjuk waaraan de manden hangen als wapen te kunnen hanteren. Boeren oefenen zich met schoppen, spaden en vorken. Er zijn zelfs lieden die met eindeloos geduld zich oefenen in het bliksemsnel en accuraat werpen met muntstukken, opdat tegenstanders door een muntstuk als projectiel in het gezicht getroffen, buiten gevecht gesteld kunnen worden.
Naast het oefenen in een min of meer geheim genootschap bestaat, zoals reeds gezegd, het oefenen in een open verband. Dikwijls is er geen betaalde meester, de ouderen helpen de jongeren. Bij deze manier van sporten kan men zich louter voor het plezier aan akrobatiek wijden. Als turntoestellen en oefenapparaten zijn er op het boerenerf allerlei zaken voorhanden: er zijn altijd
| |
| |
wel neerhangende touwen, waar in de zomertijd de zware unster voor het wegen van de oogst of de grote zeef voor het zeven van meel aan worden bevestigd. Zulke touwen zijn ideaal om er allerlei oefeningen aan te verrichten, waarvoor in een turnzaal in het westen de ringen moeten dienen. Door de hoepels van zeven van verschillende diameter kan men leren springen en buitelen. Op de grote voorraadpotten van steengoed kan men balanceren. Wagenwielen of zware molenstenen aan een losse as zijn prachtige halters. Eén oefenapparaat zij hier tot in details toegelicht. Voor het oefenen van de spieren van schouders, armen en handen neme men een waterketel en binde een meter touw aan het hengsel. Het andere touweind gaat door een gaatje in een houten stok en deze stok moet men met gestrekte armen trachten rond te draaien, zodat het touw, met de waterketel als ballast, om het stokje wordt gewonden. Dan langzaam terugdraaien. Na een periode wordt deze oefening te licht bevonden. Om de spieren nog genoeg weerstand te kunnen bieden, zou men de oefening eindeloos moeten herhalen. Het is echter praktischer om de repetities beperkt te houden, maar de oefening te verzwaren door het gewicht van de ballast te vermeerderen. Nu, de ketel kan hiervoor met de nodige hoeveelheid water worden gevuld en men kan de zwaarte van deze oefening zeer fijn doseren.
Ook meisjes kunnen meedoen. Het is vanzelfsprekend, dat ze leren werken met bankjes, kommen, schalen, haspels, enz.
Bij feesten en optochten kan de groep, schitterend uitgedost en begeleid met luide trom- en bekkenmuziek, prachtig voor de dag komen met de moeilijke kunstjes die zo vlijtig zijn ingestudeerd. De toekijkers zijn meestal terzake kundig genoeg om zeer kritisch te kunnen oordelen; de meesten hebben zelf vroeger ook getraind of ze hebben op zijn minst zeer vaak op de oefenplaats toegekeken.
Werd een familie door de nood - natuurrampen, werkeloosheid, bevolkingsdruk - gedwongen om het land te verlaten, dan kon men proberen om door kunstenmaken de kost te verdienen. Zo zullen de families van beroepsakrobaten, leeuwendansers, buitelaars, worstelaars, enz. zijn ontstaan. Ze liepen dan kermissen, markten en vermaakcentra af om er te kunnen optreden. Nooit hebben deze kermisklanten de rijkdom en het sociale prestige van bijvoorbeeld de grote circusdynastieën in Europa weten te bereiken.
Wij hebben gezien dat het beoefenen van akrobatiek en sport als recreatie in de slappe wintermaanden zeer geliefd was bij de bevolking. Ten langen leste werd deze volkse bezigheid in de opera - eveneens een typisch volksvermaak - opgenomen. Voor de duidelijkheid zullen wij ons hier moeten beperken tot de Opera van Peking en zullen wij de ingewikkelde wordingsgeschiedenis van deze opera slechts zeer in het kort moeten aangeven.
Onder Tsjing-sji, beste vertaling: Opera van Peking, verstaan wij het theatergebeuren in de hoofdstad, zoals het zich na ongeveer 1800 heeft geconsolideerd. De Pekingse opera is een eindprodukt van de vermenging van
| |
| |
de diverse - meestal veel oudere - operastijlen uit verschillende streken van China. Al deze operastijlen - vele bestaan nu nog - verschillen van elkaar in de manier van zingen, in de keuze van de taal (literaire of gewone spreektaal), de begeleidende muziekinstrumenten, costumering, enz. Wat ze met elkaar gemeen hebben is de indeling van roltypen en min of meer een gemeenschappelijke bron van repertoire.
De acteurs van alle soorten opera moeten zich hebben bekwaamd in zang, dans, acteerkunst, mimiek, declamatie en in woe-sjoe. De opleiding van de toekomstige acteurs en actrices is zeer veelzijdig, want ze moeten alle eerdergenoemde kunsten volledig hebben leren beheersen voordat zij zich mogen specialiseren in bijvoorbeeld hoofdzakelijk zang of dans of akrobatiek.
In de Opera van Peking is het akrobatische element zeer veel sterker naar voren gekomen dan in de oudere operastijlen van Centraal- en Zuid-China.
De stukken en rollen van de Chinese opera zijn in twee grote groepen te onderscheiden: n.l. in wên (civiel) en woe (militair). De voornaamste rollen zijn, zeer in het kort, de volgende:
Lau sjêng |
de man-met-baard, met natuurlijke zangstem, krachtige, maar vloeiende bewegingen, en ‘natuurlijke’ maquillage. Sjêng-rollen kunnen keizers, geletterden, burgers en boeren voorstellen. |
Sjiau-sjêng |
de jonge man zonder baard. De zangstem is een hoge falsetto, de loop- en dansbewegingen zijn sierlijker, de maquillage is ‘natuurlijk’. Deze rollen beelden studenten, generaals, burgers uit. |
|
Beide sjêng-rollen kunnen slechts goede, moreel acceptabele personen voorstellen. |
Tsjing |
de geverfde rol, d.i. de acteur met een fantastische, soms zeer bonte maquillage. De stem is zwaar en rauw, de bewegingen abrupt. Tsjing-rollen kunnen goed of slecht zijn: keizers, generaals, burgers, boeren, enz. |
Tan |
de vrouwen-rol. In de Opera van Peking tot in deze eeuw gespeeld door mannen. De zangstem is een zeer hoge falsetto, de loop- en danspassen - soms op korte stelten die de gebonden voetjes moeten imiteren - zijn gracieus, vrouwelijk. Voorgesteld zijn keizerinnen, hofdames, courtisanes, bediendes en boerinnen. |
Tsjoou |
de clownsrol, met een bijzondere opmaak van het gelaat, waarbij de witte vlek op de neus vooral opvalt. De zangstem moet soms vals kunnen klinken. Zeer belangrijk is dat de tsjoou-rol niet gebonden is aan het overgeleverde libretto. Hij spreekt de gewone omgangstaal en hij kan inhaken op de politieke gebeurtenissen van de eigen tijd. Een goede tsjoou-acteur is vaak de hoogstbetaalde van het gezelschap. Hij loopt ook het meeste gevaar, want door alle tijden heen hebben autoriteiten alle moeite gedaan om zijn grollen en grappen te controleren, terwijl het publiek juist |
| |
| |
|
spitsvondigheden uit zijn mond verwacht, die desnoods onbarmhartige kritiek op besluiten en daden van het bestuur inhouden. Tsjoou-rollen kunnen voorstellen: keizers, ambtenaren, generaals, burgers, boeren, bedienden, enz. |
Van bovengenoemde roltypen hebben de woe-weergaven het meest met tweekampen, vechtballetten, enz. te maken.
In het na-oorlogse China zijn sport (woe-sjoe en Europese) en de opera zeer populair. De sociale status van de vroegere kermisklanten is vanzelfsprekend radicaal verbeterd, de levensomstandigheden, de voorzorgsmaatregelen tegen ongevallen en tegenslagen tijdens optreden zijn duidelijk vooruitgegaan. Voor opvoeding, scholing wordt ingestaan. Er is getracht het repertoire van de Opera te zuiveren van alle reminiscenties aan oude afkeurenswaardige toestanden. Stukken die voornamelijk handelden over keizers en keizerinnen, vooraanstaande ambtenaren en hun vrouwen en concubines, over courtisanes, over goden, geesten en demonen zijn geschrapt. Na een korte opbloei, waarbij de beroemde speler van vrouwenrollen, Mei Lan-fang, vele triomfen vierde, en er vele documentaire films werden vervaardigd over de Chinese opera's, begint in de zestiger jaren de vervanging van het repertoire door nieuwe stukken.
De schitterende, geheel op toneeleffect berekende costuums werden vervangen door meer gewone kleedij, die de werkelijkheid benadert. De zeer typische, fantastische maquillage van de Tsjing-rollen verdween om plaats te maken voor Westerse make-up. Er komen decors, coulissen en natuurlijke aa.nkleding van de toneelruimte. De techniek van belichting, geluidsbegeleiding, op- en neerhalen van het doek wordt geheel modern, zodat nu de abstraherende, gestyleerde bewegingen van de acteurs geheel overbodig zouden worden. In feite zou men kunnen stellen dat nu eindelijk bereikt is waar de jonge intellectuele vernieuwers na de val van het Mandsjoe-Huis steeds naar hebben gestreefd: n.l. het afschaffen van de oude, ‘feodale’ en ‘primitieve’ opera's. De nieuwlichters van zowel het rechtse als het linkse kamp - die bijna zonder uitzondering zonen uit de gentry-klasse waren - hebben de in hun ogen vulgaire opera willen vervangen door het moderne, geheel op Westerse leest geschoeide toneel, Westers ballet incluis. Slechts de immense populairiteit van de opera bij het volk heeft het van een snelle dood gered. De tijd zal moeten uitmaken of de opera's in oude stijl in de Volksrepubliek of in de Chinese gemeenschappen daarbuiten nog een lang en gezond leven beschoren zal zijn.
In de Volksrepubliek zijn in de loop der jaren enige stukken naar voren gekomen, die misschien de plaats bij het volk kunnen innemen, die vroeger gereserveerd was voor de stukken uit het oude repertoire, waarmee men geheel vertrouwd was, omdat ze immers dezelfde personen en handelingen ten tonele voerden, die in de verhalen, legenden en romans werden beschreven.
| |
| |
De Opera van Peking portretteert nu niet meer oververfijnde studenten en hun liefjes, maar heldhaftige boeren, arbeiders en soldaten van beiderlei kunne. In plaats van de romantiek van rozegeur en maneschijn komt nu die van bloed, zweet en triomfgezang.
Gedurende een rondreis in eind 1964 verkeerde schrijver in de gelukkige omstandigheid om in Peking, Si-an, Sjanghai en Kanton eenzelfde stuk opgevoerd te zien. Oorspronkelijk was Loe-tang hwo-tsjoeng ( = Vonken tussen het riet) of Sja-tsjia-pang zoals het later heette naar de naam van de plaats van handeling, in Sjanghai ontstaan als een modern, Westers stuk, handelend over het verzet tegen de Japanse bezetters en hun Kwomintang-collaborateurs. De hoofdpersoon is een vrouw van middelbare leeftijd Ah-tsjing-sau die een theehuis aan het meer drijft. Dit stuk werd tenslotte als vanzelf in een Peking-opera-versie gegoten en de populariteit ervan kon schrijver afleiden uit het feit dat een winkelmeisje uit Lioelitsjang - een oude straat in Peking - in een amateurgroepje de rol van Ahtsjingsau bleek te spelen; ze zong voor ons even een aria voor. De schurken uit het stuk (de oude warlord, de Japanse militair en de perfide tolk-intellectueel) waren nog gemakkelijk te herkennen als typeringen volgens de oude Peking-opera, respectievelijk als Tsjing, woetsjing en tsjoou en wel des te duidelijker naarmate het stuk verder van Peking en Sjanghai - in casu Si-an en Kanton - was opgevoerd.
De akrobatiek kwam volledig aan zijn trekken bij de massale overval door de als koks, bedienden, serveersters vermomde verzetshelden op de boosdoeners tijdens een huwelijksfeest van de oude schurk-warlord-landeigenaar in één persoon. Alle bozen, hun running-dogs incluis, werden na een langdurig en verwoed gevecht overmeesterd.
De illustratie t.o. blz. 129 toont ons de held uit een ander modern stuk ‘De Verovering door middel van list van de Tijgerberg’ Yang Zzê-roeng met een rijzweepje van de Peking-opera in zijn rechterhand. Een dergelijk zweepje - in de kleur van het paard - duidt aan dat de speler aan het rijden is. Hij maakt de bewegingen die het bestijgen, het in toom houden van het steigerende ros verbeelden. De acteur die Yang Tzê-roeng uitbeeldt moet kunnen zingen, dansen en feilloos schermen, springen en buitelen naast acteren en voordragen.
De tijd zal leren welke moderne stukken blijvend door het publiek zullen worden geaccepteerd, welke moderne veranderingen en toevoegsels zich op harmonische wijze tot een artistiek geheel laten versmelten. Zo te zien heeft de Opera van Peking genoeg veerkracht om nog vele stormen te weerstaan.
|
|