Forum der Letteren. Jaargang 1972
(1972)– [tijdschrift] Forum der Letteren– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 108]
| |
Lan Cai-he Een anonieme Chinese komedie uit de 14e eeuw
| |
InleidingDe Lan Cai-he, een anonieme Chinese komedie uit de veertiende eeuw, vertelt hoe Zhong-li Quan de toneelspeler Lan Cai-he bekeert, zodat deze het kluizenaarsleven verkiest en door oefening en werken de onsterfelijkheid bereikt. Deze komedie is niet alleen interessant als een taoistisch verlossingsstuk, maar zij is ook één van onze waardevolste bronnen over het leven van de toneelspelers in de veertiende eeuw. Zowel het taoisme als het confucianisme ontstonden in de periode van de vijfde tot de derde eeuw v. Chr. Het confucianisme trachtte de ordening van de maatschappij, de staat en de familie te bereiken door een correcte definitie van de verantwoordelijkheden van minister tegenover vorst, zoon tegenover vader, jongere broer tegenover oudere broer, vrouw tegenover man, vriend tegenover vriend. Het confucianisme accepteerde religie, i.h.b. de staatscultus van Hemel en Aarde en voorouderverering in de familie, als een onderdeel van correct traditioneel gedrag, maar al zijn aandacht ging uit naar het bestaan van de mens als een sociaal verantwoordelijk wezen in deze wereld; religieuze vragen werden òf als onbeantwoordbaar ontweken òf religie werd verklaard als een fictie, waardevol om het gewone volk in het gareel te houden. Nadat het confucianisme in de tweede eeuw v. Chr. de officiële staatsleer was geworden, veranderde het geleidelijk tot weinig meer dan een verdediging van de bestaande maatschappelijke orde. Het taoisme, zoals het naar voren komt uit de Dao-de jing die wordt toegeschreven aan Lao-zi (6e eeuw v. Chr.) en uit de Zhuang-zi dat de geschriften en gesprekken van Zhuang Zhou (± 300 v. Chr.) zou bevatten, | |
[pagina 109]
| |
kenmerkte zich allereerst door de totale afwijzing van iedere menselijke poging tot maatschappelijke ordening. In plaats daarvan propageerde het de mystieke éénwording van de wijze, door een intuïtief begrip van de Weg, het zo-zijn van de dingen, met de spontane natuur, waardoor hij deelde in haar eeuwig bestaan. De taoist moest zich daartoe vrij maken van alle maatschappelijke banden - in de eerste plaats de familie - die gezien werden als even zovele verkrachtingen van de natuur. Omstreeks het begin van onze jaartelling trad een accentverschuiving op. Het doel van het kluizenaarschap werd om, door een totale onthechting van alle begeren, het leven te verlengen en zelfs de onsterfelijkheid te verwerven. Voor het laatste werden verschillende technieken aangegeven: ademhalingsoefeningen, vegetarisch voedsel, alchemistisch bereide pillen of bepaalde sexuele praktijken. Enerzijds geloofde men door eigen inspanning een onsterfelijke te kunnen worden, anderzijds geloofde men tevens dat dit slechts was weggelegd voor hen die daartoe voorbeschikt waren. Onsterfelijken verenigden zich met allerlei figuren uit het taoistisch volksgeloof tot een onoverzichtelijk pantheon dat de hemel en de gebieden buiten de bekende wereld bevolkte. De hoogste godheden waren de Drie Zuiverheden, van wie Lao-zi er een was. Ook de Gele Keizer, een mythisch heerser uit China's oertijd, werd een van de taoistische goden. In het oosten lagen in de oceaan de eilanden der onsterfelijken, zoals Peng-lai en Lang-yuan. In het uiterste westen regeerde de Koningin-Moeder van het Westen over haar rijk, bevolkt door onsterfelijke vrouwen, ‘feeën’. Staande op de wolken, of rijdend op feniksen of kraanvogels bewogen de onsterfelijken zich tussen deze plaatsen. Op aarde manifesteerden de onsterfelijken zich dikwijls als oude, smerige bedelaars. Numeriek werd het taoisme, zeker vanaf het midden van het eerste millennium van onze jaartelling, overschaduwd door het boeddhisme. Het populaire taoisme ontleende vele elementen aan het boeddhisme, niet alleen het idee van de zielsverhuizing en de figuren van de Tien Hellekoningen waarvan koning Yama de bekendste werd, maar ook organisatievormen zoals het klooster. Voor een buitenstaander, en zeker voor een tegenstander, viel er tussen beiden scholen nauwelijks enig verschil op te merken, voor hem waren boeddhistische en taoistische priesters en kloosterlingen op zijn best onproduktieve elementen die het onnozel volk geld uit de zak klopten door hun angst voor de hel aan te jagen, in 't ergste geval gevaarlijke dwepers die door hun bijgelovige waanideeën het volk tot opstand konden verleiden. In de twaalde en dertiende eeuw kreeg plotseling een groep van Acht Onsterfelijken grote populariteit (die zich tot op de dag van vandaag heeft gehandhaafd). Dergelijke groepen van 10 of 12 onsterfelijken genoten al eerder verering en de Acht Onsterfelijken danken hun plotselinge populariteit voornamelijk aan het feit dat de twee bekendsten onder hen, Zhong-li Quan en Lü Dong-bin, de stichter van een zeer invloedrijke sekte in het taoisme | |
[pagina 110]
| |
uit de twaalfde eeuw, in een droom de ware leer zouden hebben geopenbaard. Deze sekte onderscheidde zich aanvankelijk van het oude taoisme door de afwijzing van alchemistische en andere mechanische technieken om een onsterfelijke te worden, en door de nadruk op de ethische levenswandel van de adept. Het betekende een belangrijke vernieuwingsbeweging binnen het taoisme. Ofschoon van Zhong-li Quan traditioneel wordt gezegd dat hij in de Han tijd (200 v.-Chr. - 200 n. Chr.) werd geboren en het verzamelde werk van Lü Dong-bin steeds omvangrijker werd, heeft geen van beiden waarschijnlijk ooit bestaan; hun namen duiken voor het eerst op in volksverhalen uit de elfde eeuw. In de Yuan-tijd (1280-1364) bestond er nog geen eenstemmigheid over de overige leden van het achttal. De ‘goddelijke grijsaard’ Xu Shou-xin, die in de elfde eeuw leefde, en die in de Lan Cai-he wordt genoemd, verloor later zijn plaats. Han Xiang-zi, die een neef geweest zou zijn van de beroemde anti-boeddhistische staatsman Han Yu (768-824), behield zijn plaats. Sneeuw op de Lan pas, het paard weigert verder te gaan, dat door Lan Cai-he wordt genoemd als een van de stukken op zijn repertoire, moet het verhaal behandeld hebben hoe hij zijn aarts-confuciaanse oom bekeerd zou hebben tot het taoïsme toen deze was verbannen na de boedhhistische gezindheid van de keizer fel te hebben aangevallen. Ook Lan Cai-he zelf behield zijn positie in het achttal. Zijn biografie in de Xü shen xian zhuan (Biografieën van goddelijke onsterfelijken, een vervolg) van Shen Fen (10e eeuw) bestaat geheel uit hagiografische topoi, zonder één feitelijk gegeven. Een vertaling van deze biografie, die waarschijnlijk de auteur van de Lan Cai-he niet onbekend was, vindt men aan het einde van deze inleiding. De gelijkstelling met Xu Jian, een taoistisch kluizenaar uit de 10e eeuw, die alleen in dit stuk voorkomt, mist iedere grond. Er is wel gesuggereerd dat lan-cai-he oorspronkelijk slechts betekenisloze klanken geweest zouden zijn in de stampliederen - zoiets als olé of tralala. Het is niet ondenkbaar dat de auteur van de Lan Cai-he de eerste was die hem een carrière als toneelspeler gaf. Misschien werd hij daartoe geïnspireerd door de vele stukken die de bekering van een lichtekooi tot onderwerp hadden. De lichtekooi laat zich het best vergelijken met de geisha, een jonge vrouw die haar mannelijke gasten o.a. bezighield met haar kunst: dans, zang en toneelspel. Zij geldt in deze stukken als de mens die het meest is gehecht aan de schijn van deze onbestendige wereld door haar vertrouwen op haar eigen schoonheid en haar begeerte naar roem en geld. In later eeuwen werd Lan Cai-he's herkomst als acteur een vast onderdeel van de traditie, op moderne illustraties van de Acht Onsterfelijken wordt hij vaak afgebeeld, gekleed en opgemaakt als een vrouw (vooral in later eeuwen werden vrouwenrollen vaak door mannen gespeeld, vrouwen speelden echter ook wel mannenrollen). Opmerkelijk is de onverwachte nadruk waarmee de nog niet bekeerde Lan Cai-he zich afficheert als een confucianist. Misschien wilde de auteur | |
[pagina 111]
| |
insinueren dat allen die zich confucianist noemden, en dat waren in de eerste plaats de staatsambtenaren, toneelspelers waren. Ondanks de zelfgenoegzaamheid die Lan Cai-he in dit stuk ten toon spreidt, vormden acteurs en actrices in het traditionele China een verachte sociale groep: zij werden beschouwd als personen zonder enig zelfrespect die leefden van vleierij en hoererij. De gegevens die in deze komedie worden verstrekt over het leven van de toneelspelers spreken voor zichzelf en behoeven geen nadere toelichting. Een moderne uitgave van de Chinese tekst geeft Sui Shu-sen, Yan-qu xuan wai-bian, Shanghai 1959, pp. 971-980. De transcriptie volgt de officiële Chinese spelling. | |
Shen Fen (tiende eeuw) Biografieën van goddelijke onsterfelijken, een vervolg: Lan Cai-heLan Cai-he's geboorteplaats is niet bekend. Hij droeg altijd een versleten blauw gewaad. Zijn gordel van zwart hout met zes gespen was meer dan drie duim breed. Aan de ene voet droeg hij een schoen, de andere voet was ongeschoeid. 's Zomers watteerde hij zijn gewaad, 's winters sliep hij midden in de sneeuw en zijn adem leek wel stoom. Wanneer hij over de markten in de steden liep en zong om te bedelen, had hij steeds grote kleppers bij zich van meer dan drie voet lengte (1 chinese voet is ongeveer 20 cm.). Hij was altijd dronken en zong en danste; oud en jong liepen hem allemaal achterna. Hij was gevat en geestig. Als iemand hem iets vroeg, antwoordde hij meteen zodat iedereen omviel van het lachen. Hij leek wel krankzinnig, maar het was geen krankzinnigheid. Wanneer hij liep, stampte hij met zijn geschoeide voet en zei: ‘Dans het Stamplied, Lan Cai-he!
Hoe lang zul je in de wereld zijn?
Je jeugd is de bloesem van één lente,
Je tijd is een spoel, éénmaal geworpen.
De ouden zijn in grote haast heengegaan zonder terug te keren,
De huldigen zijn in opperste verwarring gekomen in nog groter aantal.
's Ochtends rijd ik op een fenikspaar naar het azuren zwerk,
's Avonds zie ik de moerbeivelden bedekt met schuimende golven.
Een eeuwig schijnend licht bestaat aan de hemelrand,
Waar gouden en zilveren paleizen hoog oprijzen.’
Zijn liederen waren uiterst talrijk, en in het algemeen gaven zij alle uiting aan zijn streven naar onsterfelijkheid, maar niemand die dat inzag. Wanneer men hem koperstukken gaf, placht hij die aan een lang snoer te rijgen. Soms verloor hij ze, maar keek er niet naar om, soms zag hij een arme en gaf ze hem, en soms gaf hij ze aan de waard. | |
[pagina 112]
| |
Hij zwierf de hele wereld rond. Er waren mensen die hem zagen toen zij een kleuter waren en toen zij grijsaards waren, maar zijn voorkomen was onveranderd. Later danste en zong hij in het gebied van de Hao en de Liang (Noord Anhwei, en Kaifeng en omgeving). Toen hij eens in een wijnhuis dronken was, verschenen er wolken en kraanvogels en hoorde men de muziek van fluiten. Plotseling werd hij zacht opgenomen in de wolken, hij liet zijn schoen, gewaad, gordel en kleppers vallen en zweefde weg. | |
Lan Cai-HeEerste bedrijf(De tweede man komt, als Zhong-li, op, zegt, een gedicht) De poort die mij baarde, is de deur tot mijn dood. Hoevelen zijn er wakker, hoevelen zijn verlicht? Denk na in de nacht, mannen van staal: Eeuwig leven en onsterfelijkheid kan de mens verwerven.
Ik ben Zhong-li Quan. Mijn roepnaam is Yun-fang. Mijn religieuze naam is Zheng-yang-zi. Op de terugweg van een vegetarische maaltijd in de hemel zag ik uit de benedenwereld een blauwe straal doordringen tot het hoogste uitspansel. Ik onderzocht dit langdurig en zag in het Liang-yuan theater in Loyang een toneelspeler. Hij heet Xu Jian. Zijn artiestennaam is Lan Gai-he. Deze man is voorbestemd een onsterfelijke te worden. Ik ga regelrecht naar het Liang-yuan theater in de benedenwereld om deze man te verlossen. Laat ik wat voortmaken. Ik zal zorgen dat
Hij wordt geschrapt uit de registers van leven en dood van koning Yama, En hij beroemd zal zijn in de purperen paleizen van de hemel. Ik wijs hem het pad langs de uithoeken van de oceaan en de hemelrand, Ik leid de verdoolde naar de Grote Weg. (af)
(De vrouw komt op, met de toegevoegde vrouw, aan het hoofd van de kinderen en de twee schelmen als Wang en Li. De schelmen zeggen) Van ons tweeën is de een orkestleider Wang, de ander is Li Bao-tou. Lan Gai-he is onze broer. Wij treden op in de schouwburg van het Liang-yuan theater. Dit is onze schoonzuster. Wij zijn alvast naar de schouwburg gegaan om alles voor het optreden in orde te maken. Wij openen de poort van de schouwburg. We zullen eens zien wie er komt.
(Zhong-li komt op, zegt) Ik heb mijn wolk laten neerdalen en ben regelrecht naar de schouwburg van het Liang-yuan theater in de benedenwereld gegaan. Daar ben ik al aangekomen.
(ziet de orkestbank en gaat zitten. De schelm zegt) Meester, ga toch op het balkon of in de zaal zitten. Hier zitten de vrouwen te musiceren. Dit is geen zitplaats voor jou. | |
[pagina *9]
| |
China
Een muurschildering van een voltallig komediegezelschap op het toneel van ± 1320, in de Ming-ying-wang tempel bij Hong-zhao in de provincie Shansi, China. De figuur in het midden van de eerste rij speelt ‘de man’ (waarschijnlijk hier gespeeld door een vrouw). De tweede figuur van links is ‘de schelm’, de vierde figuur is waarschijnlijk ‘de oude man’. Op de tweede rij zijn muzikanten te zien met hun instrumenten, kleppers en dwarsfluit. Van achter het gordijn dat het toneel aan de achterzijde afsluit, kijkt een van de medewerksters. Boven het toneel hangt een spandoek met de naam van de voornaamste actrice. Illustratie overgenomen uit Xiju yenjiu 1957, no. 2). Zie blz. 80 e.v. | |
[pagina *10]
| |
China
Reliëf van een toneel met beeldjes van kluchtspelers, uit een graf van 1210, gevonden in 1959 bij de stad Hou-ma in de provincie Shansi, China. Het derde figuurtje van links stelt voor ‘de man’, als ambtenaar, het vierde figuurtje van links is ‘de vrouw’. Het vijfde beeldje van links is ongetwijfeld ‘de schelm’. Het eerste en het tweede zijn waarschijnlijk figuren van ‘de tweede man’ en ‘de rakker’ van het gerecht. Illustratie overgenomen uit Xiju yenjiu 1959, no. 2. Zie blz. 80 e.v. | |
[pagina 113]
| |
(Zhong zegt) Is jullie eerste man, Xu Jian, aanwezig?
(De schelm zegt) Eerwaarde, als u even wacht, komt hij zo. Waarover wilt u hem spreken?
(Zhong zegt) Wanneer hij komt, vertel ik het hèm wel.
(De schelm zegt) Eerwaarde, gaat u maar even zitten. Broer zal zo wel komen.
(De man komt op, zegt) Ik ben Xu Jian. Mijn artiestennaam is Lan Cai-he. Mijn vrouw heet Xi-qian-jin. We hebben één zoon, de kleine Cai-he. Onze schoondochter heet Lan Shan-jing. Broer orkestleider Wang is mijn zwager, broer Li Bao-tou is de man van een van mijn schoonzusters. Wij treden op in de schouwburg van het Liang-yuan theater. Gisteren hebben wij onze bonte affiches overal aangeplakt. Mijn twee broers zijn vooruitgegaan om alles in orde te maken. Ik zal nu ook maar naar de schouwburg gaan. Wij toneelspelers hebben het niet makkelijk!
(xian-lü) (zji stipt haar karmijnrode lippen aan)
(zingt) Ik heb de oude stukken geërfd, De straatartiestenerecode. Ik ben een volleerd acteur, Ik verkoop bakken en ik vertel witzen, Ik weet precies wat ik in dit armzalig vak moet doen en laten.
(de draak die de rivier vertroebelt)
Kijk eens hoe mooi ik het heb geregeld en georganiseerd, Mijn verblijf hier, in de stad Loyang, heeft ongemerkt alweer twintig jaar geduurd. Altijd ben ik voor mijn mensen goed geweest, Heb ik de gasten geholpen. Ik speel één stuk, een nieuwe klucht, met haat en hartstocht, die vermaant tot wijsheid en tot ouderliefde, En ik verdien wat snoeren huishoudgeld die honger en koude verdrijven en mij er warmpjes bij doen zitten. Deze plaats is niet te vergelijken met de andere prefecturen en districten. Eeen beetje dit armzalig vak gestudeerd te hebben Overtreft het bezit van duizend morgen goed akkerland.
(zegt) Ik ben in de schouwburg aangekomen. Broers, zijn er toeschouwers? Het is de geschikte tijd. Maak snel alles in orde.
(De schelm zegt) Toen ik zojuist de poort van de schouwburg opende, ging er een taoïstisch meester op de orkestbank zitten. Ik zei toen: ‘Meester, ga toch op het balkon of in de zaal zitten. Dit is de zitplaats van de vrouwen die musiceren.’ Maar hij schold mij uit. | |
[pagina 114]
| |
(De man zegt) Jij zult hem vast wel hebben beledigd. Ik ga zelf wel kijken.
(begroet hem, zegt) Gegroet, eerwaarde.
(Zhong zegt) Waar heb jij lopen straatslijpen?
(De man zegt) Meester, jij plakt mij een mooi etiket op! - Meester, u kunt het niet weten, maar op straat waren er enige heren die mij uitnodigden om een beker thee te drinken. Daardoor ben ik laat.
(Zhong zegt) Ik heb de hele dag in de schouwburg gezeten en nu kom jij eerst. Het is niet erg dat de muzikanten moeten wachten op de gasten, maar het geeft geen pas dat de gasten moeten wachten op de muzikanten. Ik ben speciaal gekomen om te zien hoe jij komedie speelt. Welke komedie kun jij voor mij spelen?
(De man zegt) Eerwaarde, welke komedie wilt u zien?
(Zhong zegt) Noem alles op wat je kent.
(De man zegt) Ik zal wat stukken opnoemen.
(De Oliekalebas)
(zingt) Patroon, kiest u maar een van de komedies waar u van houdt, het geeft niet welke.
(Zhong zegt) Spreekt uit deze woorden niet teveel inbeelding?
(De man zingt) Hoe zouden wij straatartiesten het wagen ons iets in te beelden?
De stukken zijn eerst recent vervaardigd door het schrijfgenootschap van de dichters.
(Zhong zegt) Als ze door de dichters vervaardigd zijn, vertel dan maar.
(De man zingt) Yu You-zhi Jin-shui ti-hong-yuan, Zhang Zhong-zhe yu-nü bi-pa-yuan.Ga naar eind1
(Zhong zegt) Hoeveel opgestroopte-mouwen-komediesGa naar eind2 speel jij?
(De man zegt) Ik zal een paar opgestroopte-mouwen-komedies opnoemen.
(zingt) Ik speel het stuk De oude generaal, zwaard tegen zwaard. De jonge Yu-zhi, zweep tegen zweep. Of Drie prinsen herstellen in het Lin-hu paleis het gezag.
(Zhong zegt) Nee, dat niet. Speel een ander stuk.
(De man zingt) Het allerbeste is Met poëzie en wijn in de Tuin van de schone lente. | |
[pagina 115]
| |
(vreugde in het rijk)
Of zal ik spelen Sneeuw op de Lan-pas, het paard weigert verder te gaan.Ga naar eind3
(Zhong zegt) Speel een ander stuk.
(De man zingt) Werkelijk, Mijn vermogens zijn beperkt, Ik ben dankbaar voor de barmhartigheid van het publiek.
(zegt) Orkestleider Wang, hang de vlaggen, het spandoek, de balkondraperieën en het achtergordijn allemaal op.
(De schelm zegt) Ik heb alles al opgehangen.
(De man zingt) Aan de ene kant brengt men het opschrift aan op de vlaggen en het spandoek, Aan de andere kant hangt men het achtergordijn op.
(zegt) De toeschouwers die van verweg komen, zullen dit zien en overal rond vertellen dat in de schouwburg van het Liang-yuan theater de eerste man Lan Cai-he optreedt.
(zingt) Ik wil dat de hele wereld mijn naam verkondigt!
(zegt) Eerwaarde, ga in de zaal zitten. De orkestbank is geen zitplaats voor jou. De vrouwen die musiceren zitten hier.
(Zhong zegt) Ik blijf hier op de orkestbank zitten.
(De man zegt) Deze ellendige meester is onverbeterlijk Ik zie dat jij niet iemand uit onze stad bent, maar een zwervend meester. In de rivieren was jij je gezicht, in kapellen slaap je. In een vervallen pannenbakkerij woon je en er is geen klooster waar jij thuishoort, 't Is niet dat ik jou voor de gek wil houden, maar jij bent je leven lang nog niet in een schouwburg geweest.
(Zhong zegt) Wat voor een acteur ben jij, die zo graag beroemd wilt zijn?
(De man zegt) En jij bent ongetwijfeld Guang-cheng-ziGa naar eind4 of Zhong-li uit de Han tijd. Ik hoef niet eens te zien wat jij eet, ik hoef alleen maar te zien wat jij aan hebt. Doe die oude schapenvacht maar eens af.
(het lied van nata)
(zingt) Door je te voeden met voedsel zonder droesem of kaf, Ben jij de Gele Keizer met zijn muts van dunne rotan tegen het lijf gelopen. Ik dacht dat jij schrijlings gezeten op een onsterfelijke vogel ten hemel was gevaren.
(Zhong zegt) Ik heb de hele wereld afgezworven. Nooit heb ik jou gezien als een eerste man. | |
[pagina 116]
| |
(De man zingt) In deze ordelijke tijd dring jij binnen in de beste gelegenheden. De hele wereld heb jij afgezworven, Het voetenpaar klaagt achter jouw rug zijn leed.
(Zhong zegt) Dat jij optreedt en toneelspeelt, is ook alleen maar om de mensen geld af te troggelen.
(de ekster op de tak) (De man zingt) Jij zegt dat ik de mensen geld aftroggel En in het wilde weg zangspelen opvoer.
(zegt) 't Is alleen weggelegd voor ambtenaren, notabelen en rijkelui om voor hun ontspanning naar de schouwburg te gaan. Ik heb van mijn leven nog geen meester gezien die naar de schouwburg ging.
(zingt) Wie heeft ooit gezien dat uit dansers en zangers Een arhat of onsterfelijke voortkwam?
(zegt) Bedel jij maar langs de deuren. Hier is niemand zo goed dat hij jou iets geeft.
(zingt) Bedel bij de massa van gelovige leken maar wat betelnoten en vloszijde.
(zegt) Wanneer bij een grote inzameling elk van de collectanten alles eens optelt en ziet hoeveel geld het eigenlijk is, wordt zijn begeerte onmiddellijk gewekt.
(zingt) En zonder iets af te dragen aan de hier gevestigde monniken verzamel jij een eigen vermogen.
(Zhong zegt) dat jij elke dag moet optreden, is alleen vanwege jouw troep. Wanneer komt er een einde aan? Iemand als ik, die de familie heeft verlaten, heeft meer plezier.
(De man zegt) Wanneer wij gewone mensen willen eten, kunnen wij kiezen uit de meest uiteenlopende fijne spijzen. Willen wij iets aantrekken, dan staan ons duizend kisten damast en brokaat ter beschikking. Als ik zie hoe jullie, die de familie hebben verlaten, genieten!
(het parasiterend kruid) (zingt) Jij, niet ik, eet smakeloze rijst en geeft de voorkeur aan selderij, Ik, niet jij, kies mijn voedsel nauwkeurig en draag telkens iets nieuws. Jij loopt elke dag de theelokalen, de wijnhuizen en schouwburgen af, Met je aarden kruik, houten nap en witgeglazuurde fles Bedel jij wat armzalige kaf en mie bijeen, het afval bij het zeven of het malen.
(zegt) In het ene wijnhuis word je naar buiten geduwd, in het andere theelokaal word je naar buiten gesmeten. | |
[pagina 117]
| |
(zingt) Als jij wat wijn en eten krijgt van fluitspelende en zingende lichtekooien, Zal dat ongetwijfeld het feestmaal zijn naast de Smaragdvijver, met de perziken van het lange leven van de Koningin-Moeder van het Westen!
(zegt) Ellendige meester, eruit! Jij hebt ons nu al de hele dag belet op te treden.
(Zhong zegt) Ik wil jullie optreden zien. Ik ga niet weg.
(De man zegt) Hij wil dus niet weggaan. Orkestleider Wang, doe de poort van de schouwburg op slot.
(De schelm zegt) Broer, akkoord. Ik heb de poort op slot gedaan. Wij zullen eens zien wat hij nu daarbinnen nog uitvoert.
(De man zegt) Ellendige meester, luister! Vandaag heb jij ons belet op te treden. Als jij morgen ons weer bij onze broodwinning hindert, dan zoek ik een paar flinke kerels uit en slaan we jou dood!
(ballade-finale) (zingt) Jij kunt de principes van de heiligen en wijzen niet in acht nemen,Ga naar eind5 Ik kan geen consideratie voor een wildvreemde tonen. Volgens mij zul jij nooit Peng-lai of Lang-yuan bereiken, Hoe zou jij ontsnappen aan de keten van zielsverhuizing? Hier baat jou geen idiote krankzinnigheid.
(zegt) Wij hebben de poort op slot gedaan. We zullen eens zien hoe jij er uit komt.
(zingt) Ook al rijd jij op een wolkenwagen En vaar jij op klaarlichte dag ten hemel, Hoe zou ik het wagen jou in mijn nabijheid te dulden?
(zegt) Als jij mij kwaad maakt, open ik in geen tien dagen de poort en laat ik jou de hongerdood sterven!
(zingt) Maar jouw lichaam is niet sterk, Jij bent zo gerimpeld dat je ogen niet zijn te zien.
(zegt) Als jij dan de familie hebt verlaten, moet je niet naar de schouwburg gaan,
(zingt) Je moet in de leer gaan bij Xu Zhen-junGa naar eind6 en op klaarlichte dag opstijgen naar de blauwe hemel! (samen af)
(Zhong zegt) Vandaag ben ik Lan Cai-he komen verlossen, maar die vent is onnozel en verblind: hij herkende mij niet! Jij hebt de poort van de schouwburg op slot gedaan. Ik zou nu niet naar buiten kunnen? Snel! Poort, ga open! Hoe zou hij bereid zijn de familie te verlaten zolang hij geen ellende ervaart? | |
[pagina 118]
| |
Morgen is zijn verjaardag. Snel! Dong-bin, kom ook naar de benedenwereld!
Zolang hij niet wordt verlost uit het aards bestaan en de gewone wereld, Beseft hij niet dat hij in werkelijkheid een goddelijke onsterfelijke is. Wanneer de oefening is volbracht en het werk voltooid, zal hij de wereld der onsterfelijken ingaan. Op dat tijdstip zal hij op klaarlichte dag opstijgen naar de blauwe hemel, (af) | |
Tweede bedrijf(De twee schelmen komen op, zeggen) Vandaag vieren wij de verjaardag van broer Lan Cai-he. Wij zullen hem geschenken geven. Wij hebben wijn en vruchten klaargezet. Wij wensen hem nog vele jaren. Broer en schoonzuster, kom verder.
(De man komt, met de vrouw, op, zegt) Vandaag is mijn verjaardag. De leden van de troep geven mij geschenken en wensen mij nog vele jaren. Broers, hang de Ster van het Lange Leven op, en ontsteek wierook op de offertafel. Vandaag is een gelukkige dag. Laten wij op ons gemak een paar bekers drinken.
(Nan-LÜ) (één bloesemende tak) (zingt) Een witte lotus steekt in een jade vaas, Geel reukwerk brandt in een gouden drievoet. Een beker wordt volgeschonken om te drinken op een hoge leeftijd, Een afbeelding is opgehangen van de Ster van de Ouderdom. Men komt mij een lang leven wensen, Ik ben geroerd door jullie blijken van achting. Immers, wat zijn mijn vermogens? Doe geen moeite, collega's, buren, straatgenoten, Hartelijk bedankt, familieleden, vrienden, broers.
(zegt) Nu jullie allemaal om mij hierheen zijn gekomen, mogen wij niet dadelijk uiteengaan. Laten we op ons gemak wijn drinken.
(Liang-Zhou) (zingt) Wij drinken zonder ophouden tot de uitwaaierende rode zon in het westen ondergaat, En de felschijnende jade maan in het oosten opkomt. Het spreekwoord zegt: ‘Bij de vijftig kent men het lot’. Mijn jaren zijn voorbij de helft van honderd, Alles heb ik doorgemaakt. De mens is van nature intelligent, Zoals de vogel kan vliegen en zweven. Maar het spreekwoord zegt: ‘In iedere beweging van de zijderups schuilt een intelligentie’, | |
[pagina 119]
| |
Wie zou dan op het toneel over zichzelf tevreden durven zijn?
(zegt) Wij acteurs hebben de kracht van het water begrepen.
(zingt) Wanneer ik, ik, ik op het toneel sta, verander ik het spel al naar gelang het publiek, Wanneer jij, jij, jij streeft naar een hoge positie, stel jij je leven in de waagschaal, Waar wij, wij, wij ook maar gaan, grijpen wij de winst en veroveren wij roem. Als soms tegen ons Een andere tent opbiedt, Hoe kleden wij dan de uitvoering aan op zijn fraaist? Wij verlaten ons op opgemaakte smoeltjes, vijf of zeven op een rij, Wij vertrouwen op de patroons van het schrijf genootschap om een paar goede stukken en liederen te vragen.
(zegt) ‘De edele legt zich toe op het fundament. Als het fundament is gelegd, ontstaat de Weg’.
(zingt) Waarom zou ik me zorgen maken over mijn toekomst?
(De schelm neemt de beker, zegt) Broer drink een beker wijn. Nog vele jaren!
(Zhong-li komt op, zegt) Vandaag is Lan Cai-he's verjaardag. Ik ben op weg om hem te verlossen. Daar ben ik al bij de deur aangekomen.
(weent driemaal, lacht drimaal. De man zegt) Orkestleider Wang, hoorde je dat? Er staat iemand voor de deur te schreeuwen.
(De schelm zegt) Broer, besteed er geen aandacht aan. Weet ik wie het is! Laten wij onze wijn drinken.
(wij feliciteren de bruidegom) (De man zingt) Wie huilt en weent er keer op keer?
(zegt) Ik doe de deur eens open. Het is die ellendige meester. Hij kent ook geen enkel fatsoen!
(zingt) Jij lijkt mijn huis en goed wel te beheksen! Jij bent beslist zo'n dweper die het volk ophitst.
(Zhong zegt) Klaag mij maar aan. Ik ben niet bang voor jou.
(De man zingt) Als ik jou aanklaag bij 't gerecht, kom jij er niet zonder kleerscheuren af.
(zegt) Als ik jou aanklaag zal mijn vader zeggen: Jij bent nu een eerste man die op de bühne staat, maar je bent niet wijzer dan zo'n krankzinnige meester.
(zingt) Uit consideratie voor mijn verjaardag zal ik niet met jou twisten. | |
[pagina 120]
| |
(zegt) Vandaag is mijn verjaardag. Ik ben de Ster van het Lange Leven. Ik zoek geen ruzie met jou.
(Zhong zegt) Wie is de Ster van het Lange Leven?
(De man zegt) Ik ben de Ster van het Lange Leven.
(Zhong zegt) Vandaag ben jij de Ster van het Lange Leven, morgen ben jij zeker de Ster van Rampen.
(De man zegt) Deze meester is onverbeterlijk! Wat voor een ongelukkige woorden zeg jij daar.
(zingt) Jij moet niet zo in het wilde weg handelen, in het wilde weg spreken.
(Zhong zegt) Deze woorden hebben jou toch niet geschaad?
(De man zingt) Deze woorden kun jij niet gebruiken, Deze woorden laten zich niet horen. Jij wilt zeker wat laffe uiensoep bedelen Om de leren zak van je lijf te vullen?
(Zhong zegt) Ik zag dat jij het er van neemt.
(De man zegt) Nou en of.
(zingt) Ik eet grote broden en dikke bami, Jij eet groenterestjes en laffe uiengruwel.
(zegt) Deze ellendige meester belet ons wijn te drinken. Orkestleider Wang, doe de deur op slot. Broers, blijf zitten en drink je wijn.
(Zhong zegt) Hoe zou hij bereid zijn zich te bekeren! Zolang hij geen ellende ervaart zal hij niet bereid zijn de familie te verlaten. Xu Jian, als jij mij volgt en de familie verlaat, zal jouw leven onbekommerd, zorgeloos, vrij en plezierig zijn. En heel wat serener!
(De man zegt) Ik ken de handel en wandel van jullie, onsterfelijken!
(Zhong zegt) Als jij die dan kent, vertel mij dan maar eens.
(vechtende padden) (De man zingt) Je ziet dat mensen, wanneer ze een vegetarisch maal klaarmaken En een meester uitnodigen bij hen thuis missen te lezen, Op de beste plaats een afbeelding hangen van de Drie Zuiverheden. En terwijl de patroons de sutra's reciteren Of haastig het vegetarisch maal gereedmaken, Zie je dat hij de afbeelding van Lao-zi weglegt En een schildering ophangt van de Tien Hellekoningen. | |
[pagina 121]
| |
De tekenaars zijn ook door de wol geverfd, Zij doen precies zoals hun wordt verteld En schilderen ze buitengewoon ijzingwekkend. Waaruit blijkt die kwade trouw? Als ik alleen maar de schilderingen in de tempel van de stadsgodGa naar eind7 zie - hoe kan dat waar zijn? Ketels en vaten kokende olie, En de daarin vastgebonden Talrijke mensenzielen Zijn allemaal wij, leken, Er is geen enkele monnik of meester. Zelfs een goddelijke grijsaard Xu stond daar niet boven! Op deze woorden geef jij geen acht: Ik ben de eerste man die ik ben, Jij bent de meester die jij bent.
(Zhong zegt) Ik zal zorgen dat deze man ellende ervaart. Snel! (af)
(De rakkers komen op) Lan Cai-he, doe open! Bevel van de magistraat! Hij laat jou halen om voor hem op te treden.
(De man zegt) Wie roept er nu weer aan de deur?
(De rakkers zeggen) De magistraat laat je halen om voor hem op te treden.
(De man zegt) Vandaag is voor mij een speciale dag. Laat orkestleider Wang gaan.
(De rakkers zeggen) Die wil hij niet. Hij wil jou.
(De man zegt) Laat Li Bao-tou gaan.
(De rakkers zeggen) Die wil hij ook niet.
(De man zegt) Laat orkestleider Wang gaan met de vrouw.
(De rakkers zeggen) Hij wil niemand anders. Hij wil alleen Lan Cai-he.
(De man zegt) Terwijl ik twintig familieleden onderhoud, moet hij juist mij hebben. Toe dan maar. Ik zal gaan en voor de magistraat optreden zoals ik verplicht ben. (samen af)
(De schelm zegt) Zet de wijn en lekkernijen maar klaar. Wanneer broer terugkomt, zullen we op ons gemak eten en drinken, (af)
(De ambtenaar komt, als de magistraat, op, zegt) Ik ben Lü Dong-bin. Gehoorzaam aan de opdracht van mijn leraar Zhong-li heb ik mij vermomd als de districtsmagistraat. Want er is hier een toneelspeler, Xu Jian, met de artiestennaam Lan Cai-he, die voorbeschikt is een | |
[pagina 122]
| |
onsterfelijke te worden. Ook toen Zhong-li probeerde hem te verlossen, bekeerde hij zich niet. Omdat hij talmde voor mij, de magistraat, op te treden, heb ik de rakkers hem laten arresteren. Rakkers, haal Lan Cai-he hier!
(De man komt op, zegt) Ach, wat nu? Ik talmde om voor de magistraat op te treden. De rechter oordeelt dit een misdrijf. Nu ben ik gearresteerd en moet ik voor hem verschijnen.
(groet en knielt. De ambtenaar zegt) Besef jij de omvang van jouw misdrijf? Ongehoorzaam aan de autoriteiten heb jij geweigerd voor de magistraat op te treden. Pak hem beet en geef hem in de rechtszaal veertig slagen. Hou de grote knuppels gereed!
(ik klaag tot de hoge hemel)
(De man zingt) Ik schrik zó dat ik een hele poos als wezenloos ben, En mijn geest naar ijle verten verdwijnt. Ik ben alleen gewend te horen hoe op het toneel mijn artiestennaam wordt afgeroepen. Ik schrik zó dat mijn ziel naar ijle verten is verdwenen En ik bovendien niet het minste of geringste meer zie. Arrogant heb ik geweigerd voor de magistraat op te treden. Haastig stop ik ieder wat geld in de handen, Direct wil ik een bekentenis afleggen. Zulke forse dorenknuppels dalen neer op mij! Dit is pijnlijker dan de gespeelde klappen in de schouwburg.
(De ambtenaar zegt) Geef hem hier in de rechtszaal veertig slagen. Raak hem goed bij elke slag.
(De man zingt) Jij bent nog warhoofdiger dan rechter Bao! Wie zag ooit een acteur dorens dragen?Ga naar eind8
(Zhong komt op, zegt) Hij is ook snel bang.
(De man zegt) Wie redt mij?
(Zhong zegt) Lan Cai-he, heb jij je nu bekeerd? Ik heb het je wel verteld maar jij geloofde het niet. En nu?
(de kraai krast 's nachts)
(De man zingt) De woorden van deze meester zijn waarlijk betrouwbaar, Inderdaad zei hij dat de Ster van het Lange Leven de Ster van Rampen zou worden. Op dit ogenblik waag ik het niet een stap naar voren te doen, Waag ik het niet mij uit te spreken. Wie druft te zeggen dat hij op de citer tokkelt?Ga naar eind9 | |
[pagina 123]
| |
Ik toonde, dacht ik, een confuciaans gedrag, Hoe besefte ik dat ik de verboden van Xiao HeGa naar eind10 had overtreden?
(zegt) Alles wat de heilige Confucius zei, is ongeloofwaardig.
(zingt) Op geen van zijn woorden Is staat te maken, Alles blijkt gekkentaal en leugenpraat, Zonder nadenken in het wilde weg uitgestoten.
(Zhong zegt) Hoe kom jij hier?
(De man zegt) Omdat ik weigerde voor de magistraat op te treden, laat hij mij in de rechtszaal veertig slagen geven. Eerwaarde, red mij!
(Zhong zegt) Als ik jou heb gered, zul jij mij dan volgen en de familie verlaten?
(De man zegt) Als ik word gered, ben ik van harte bereid de familie te verlaten.
(Zhong zegt) Wacht jij hier.
(groet de ambtenaar, zegt) Excellentie!
(De ambtenaar zegt) Had ik eerder geweten dat u was aangekomen, dan had ik u ver tegemoet moeten gaan. Neem mij mijn verzuim niet kwalijk.
(Zhong zegt) Wat is het misdrijf van Lan Cai-he?
(De ambtenaar zegt) Hij heeft geweigerd voor de magistraat op te treden en dient bestraft te worden.
(Zhong zegt) Ben jij bereid hem aan mij te geven als leerling?
(De ambtenaar zegt) Als u, meester, hem wilt, ben ik van harte bereid hem u te geven. Rakkers, haal hem hier! Lan Cai-he, je leven is gered. Als de eerwaarde niet was gekomen, had ik jou in de rechtszaal veertig slagen laten geven. De eerwaarde wil jou als zijn leerling en ik scheld jou je straf kwijt. Volg de eerwaarde!
(De man zegt) Hartelijk dank, eerwaarde en magistraat. Vandaag zal ik de eerwaarde volgen en de familie verlaten.
(coda) (zingt) Ik zal niet weer de tientallen leden van de troep leiden, Van nu af aan zal ik alleen over de twaalf Smaragdterrassen wandelen: Zoëven was mijn vermogen verstrooid, ik was door ieder verlaten en verdubbelde mijn ootmoedigheid. Bij de aankondiging wordt de muziek aangeheven, Op de bühne roept men mijn artiestennaam. Ben ik nu verward, ben ik nu dom, of ben ik wakker? | |
[pagina 124]
| |
De ellendige roem van Lan Cai-he zal alle streken en steden vervullen: Wie zag ooit dat een komedie spelende rasartiest verlichting bereikte? (af)
(Zhong zegt) Nu vandaag Lan Cai-he zich heeft bekeerd en de familie heeft verlaten, zal ik wachten tot hij zijn oefening heeft volbracht en zijn werk is voltooid om samen met hem naar de Smaragdvijver op Lang-yuan te gaan (af)
| |
Derde bedrijf(De vrouw komt op, zegt) Ik ben de vrouw van Lan Cai-he. Op de dag dat mijn man zijn verjaardag vierde en wijn dronk, werd hij geroepen om op te treden voor de magistraat. Wij hebben hem sindsdien niet teruggezien. Er wordt gezegd dat hij de meester heeft gevolgd en de familie heeft verlaten. Ik moet de beide zwagers roepen om te overleggen wat ons te doen staat.
(De twee schelmen komen op, zeggen) Sinds broer geroepen is om voor de magistraat op te treden, weten wij niet waar hij is. Wat zouden wij moeten doen als hij inderdaad de familie verlaten zou hebben? Vandaag gaan wij hem zoeken, (samen af)
(De man komt, de kleppers slaand, aan het hoofd van kinderen, op, zegt) Sinds ik mijn leraar heb gevolgd en de familie heb verlaten, is mijn leven heel wat serener! De oude streek van Nanking Is mijn eigenlijke geboortestreek. Herhaaldelijk heb ik daar Destijds prins LiGa naar eind11 vermaand. Prins Li heeft niet naar mij geluisterd, En ik werd bang dat ik mij onheil op de hals zou halen. In Nanking bleef ik niet, Naar Kaifeng ging ik regelrecht. In de schouwburg bereikte ik verlichting, Ik zal mij niet weer in hun rijen scharen. Een baret schuins op mijn hoofd, Sla ik mijn kleppers op de terechtstellingsplaats. Om mijn middel is een sjerp gewonden, Mijn gewaad heeft lange wijde mouwen als een dansgewaad. Mijn leven is heel wat serener!
(zheng-gong) (hoe waardig) (zingt) Aan mijn middel bengelen honderd koperstukken, Op mijn hoofd draag ik een vierkante baret. In een groen dansgewaad sla ik mijn kleppers en zing ik luid. Iedere dag loop ik over straat. Hoeveel mensen zijn er die zich met mij bemoeien? | |
[pagina 125]
| |
(de rollende geborduurde bal)
Bah! Jullie kleine galgebrokken! Waarom plagen jullie mij? 't Is niet dat ik ze bij mij roep, Zij schaterlachen blij zodra ze mij zien.
(De kinderen rukken aan het gewaad van de man. De man zingt) Nu hebben jullie mijn kleppers gestolen! Ik was alleen bang dat het snoer koperstukken was losgeraakt. Jullie hebben bijna mijn groen en blauwe hemd kapotgetrommeld, Jullie slaan en stelen maar zodra jullie mij zien. Jullie troep van roze zuigelingen die nog rieken naar de moedermelk, Plaagt Lan Cai-he die geboren werd bij het begin der tijden. Hoe vind ik de rust mijn natuur te cultiveren?
(De kinderen zeggen) Eerwaarde, geef ons een koperstuk!
(De vrouw komt op, zegt) Is dat Lan Cai-he niet? Waar ben jij geweest? Kom naar huis.
(De man zegt) Ik groet u. Wie zijn jullie allemaal?
(De vrouw zegt) Ik ben jouw vrouw. Dit zijn jouw broers. Dit zijn jouw kinderen.
(de candidaat tang)
(De man zingt) Ik wil dat kabaal en krakeel niet meer aan mijn oren horen! Kinderen zijn gouden boeien en jade banden. Zegt men niet: ‘Veel kinderen is veel ongeluk’? Wanneer ik onbezorgd ben, neem ik de kleppers in de hand, Wanneer ik bedrukt ben, hef ik een lied aan. Wie heeft het zo plezierig als ik?
(De vrouw zegt) Ga naar huis terug, maak alles in orde in de schouwburg en geef een paar opvoeringen zodat wij reisgeld hebben. Vertrek dan weer.
(de rollende geborduurde bal)
(De man zingt) Van nu af aan blijf ik alleen, Reken er niet op dat ik het métier weer opneem. Ik ga niet weer met een rotgrime het ritme aangeven en musiceren, Ik ga niet weer op de bühne zonder na te denken aankondigingen uitspreken.
(zegt) Jij wilt weer dat ik orkestleider Wang en Li Bao-tou toeroep: schiet op, schiet op! | |
[pagina 126]
| |
(zingt) Jij wilt weer dat ik de schoondochters, Die hele troep, toeroep: schiet op, ga je snel kammen en kappen! Gesteld dat ik opnieuw optreed, Dan moet ik opnieuw de patroons noden als claque.
(De schelm zegt) Sinds jij, broer, bent vertrokken, komt er geen mens meer naar de schouwburg.
(De man zingt) Waarom is er in de schouwburg zo weinig publiek? Als jouw woorden hun niet bevallen, is iedere zin te veel.
(De schelm zegt) Jij slaat krankzinnige praat uit.
(De man zingt) Wie hier gek is - niet ik!
(De vrouw zegt) Ik zeg jou naar huis te gaan en jij bent niet bereid te gaan. Wat heb jij dan wel van die eerwaarde geleerd?
(De man zegt) Het Heldere Hemellied is was de eerwaarde mij leerde zingen, het Stamplied is wat hij mij leerde dansen.
(De vrouw zegt) Voer het eens voor ons op.
(De man danst, reciteert) Dans het Stamplied, Lan Cai-he! Hoe kort is een mensenleven? Je jeugd is de bloesem van één lente, Je tijd is een spoel, éénmaal geworpen. De een begraaft je direct, De ander stelt het steeds maar uit. Wat is het nut van de pracht en praal van een rijkversierde kist? Wat maakt het uit of je op een brandstapel ligt, in een mat opgerold? Wie bij zijn leven niet bereid is genoegens na te jagen, Laat na zijn dood de anderen de lijkklacht zingen. Wanneer je wijn kunt drinken moet je wijn drinken, Wanneer je kunt lanterfanten, ga dan lanterfanten. Frons je wenkbrauwen niet zo diepbezorgd, Maar schaterlach vrijuit! Ze beulen zich de hele dag af op zoek naar roem en gewin, Zonder er zich om te bekommeren hoe kort het leven is, Hoe kort het leven is! Dans het Stamplied, Lan Cai-he!
(De vrouw zegt) Verlaat de familie niet. Ga met mij mee naar huis.
(plezierig no. 3)
(De man zingt) Gesteld dat eens de dood komt, wat dan?
(zegt) Vrouw, ga alstjeblieft weg. | |
[pagina 127]
| |
(zingt) Wanneer ik nu lanterfanten kan, ga ik lanterfanten. Ik wil van Zhuang-zi leren een lied op de tobbe te trommelen,Ga naar eind12 Het onheil van het verlies van het lichaam te verhinderen.
(De vrouw zegt) Als jij dan de familie verlaat om een onsterfelijke te worden, zal ik ook jou volgen en de familie verlaten. Hoe zou dat zijn?
(De man zegt) Jij kunt de familie niet verlaten.
(zij groeten de keizek)
(zingt) Acteurs vergaren een eigen kapitaaltje om van te kunnen leven.
(De vrouw zegt) Wij zijn allemaal acteurs. Waarom zou jij wat meer geld meenemen? Wij moeten eerlijk delen.
(De man zingt) Waarom maak jij je er zo druk over dat jij zult sterven en ik zal leven?
(zegt) Ik zie hoe de anderen van de ochtend tot de avond zich inspannen voor het familiebedrijf. Zij bedriegen zichzelf.
(zingt) Wie van hen is bereid zich te schikken in zijn lot en te berusten in zijn deel?
(zegt) Wanneer ik nu niets te doen heb, lees ik wat in de Dao-de jing. Als ik moe word doe ik een dutje.
(zingt) Waar ik ze maar sluiten kan, sluit ik mijn ogen, Waar ik maar slapen kan, slaap ik met mijn kleren aan.
(De vrouw zegt) Wij staan hier allemaal voor jou. Jouw broers, jouw jonge zoons, jouw lieftallige schoondochters, al jouw familieleden. Hoe kun jij het over je verkrijgen ons in de steek te laten en de familie te verlaten?
(De man zingt) Daar staan ze op een rij, mijn jonge zoons en lieftallige schoondochters, Mijn talrijke kinderen en kleinkinderen.
(zegt) Ik hoor alleen hoe die dag, toen ik had getalmd voor de magistraat op te treden, ze mij in de rechtszaal veertig slagen wilden geven. Als de eerwaarde mij toen niet had gered!
(zingt) Als dat mijn dood had betekend, wie had er dan mijn plaats ingenomen?
(De vrouw zegt) Als het er zo voor staat, verlos mij dan ook.
(De man zingt) Wacht jij maar! Het geeft geen pas dat ik jou verlos! | |
[pagina 128]
| |
(De vrouw zegt) Ga toch terug. Dit baat je niets.
(De man zingt) Waarlijk, ik zit in de gracht.Ga naar eind13
(De vrouw zegt) Ga toch naar huis. Jij zult toch wel nooit bereiken echt een onsterfelijke te worden.
(coda)
(De man zingt) Ook al zal ik dat niet bereiken, Ik zal jou, mijn vrouw, verlossen. Schik jij je tevreden in je lot, berust in je deel! Slechts één dag ongestoorde rust, En ik ga dood van plezier, (af)
(De vrouw zegt) Jij gaat dus niet naar huis terug. - Laten we naar huis gaan. (samen af) | |
Vierde bedrijf(De vrouw komt, met de schelmen, op. De schelm zegt) Sinds Lan Cai-he de eerwaarde heeft gevolgd en de familie heeft verlaten, zijn alweer dertig jaar verstreken. Orkestleider Wang - dat ben ik - is nu tachtig, Li Bao-tou is zeventig, en schoonzuster is negentig. Wij zijn allemaal oud geworden en we kunnen ons beroep niet meer uitoefenen. De jongeren treden nu op en wij roeren voor hen de trommen. Ik ga alvast de trommen in orde maken. Laten we eens zien wie er komt.
(De man komt op, zegt) Het is al dertig jaar geleden dat ik de eerwaarde heb gevolgd en de familie heb verlaten. De eerwaarde heeft gezegd dat mijn oefening is volbracht en mijn werk voltooid en dat wij vandaag samen naar de Smaragdvijver op Lang-yuan zullen gaan. Daar zal het nog serener zijn!
(shuang-diao) (nieuwwaterwijze)
(zingt) Door rigoureuze oefening beheers ik de kanonieke meditatie van de school van de Weg, Mijn meester heeft een muzikant verlost en tot zijn leerling gemaakt. Mijn meester heeft openlijk zijn magische vermogens getoond, Heimelijk de geheimen der meditatie verklaard. Hij zal met mij naar de Smaragdvijver gaan. Hoe kon ik hopen ooit deze dag te beleven!
(zegt) Ik kwam over een berg en zag een vruchtentuin. De abrikozen stonden in volle bloei. Toen ik mij omdraaide, zag ik een vijver vol waterkastanjes. Hier was alles bedekt met rijp, daar lag alles diep onder de sneeuw. Ik bedacht opeens: de abrikoos betekent lente, de waterkastanje zomer, rijp herfst, sneeuw winter. Hoe kan de volgorde van vier seizoenen zo verloren gaan? | |
[pagina *11]
| |
China
Akrobatiek en dans met muziekbegeleiding, terwijl heren toekijken. Beschilderd aardewerk uit de eerste eeuwen voor Chr., gevonden in Sjantoeng. Illustratie overgenomen uit China pict., nov. 1971. Zie blz. 133 e.v. | |
[pagina *12]
| |
China
De woe-sjeng held uit een zeer modem stuk. Het rijzweepje contrasteert sterk tegengover de natuurlijke achtergrond. Zie ook de strip-tekeningen in de tekst van E. Zürcher. Illustratie overgenomen uit China reconstructs, febr. 1970. Zie blz. 139. | |
[pagina 129]
| |
(feest in dong-yuan) (De schelm maakt muziek op de trom. De man zingt) Het is daar een geweldige drukte.
(zegt) Er klinkt muziek,
(zingt) Het is een troep van straatartiesten. Zij zullen wel staan op een stuk openbaar onland, Met hun lansen, sabels, zwaarden, hellebaarden, Gongen, kleppers en trommen en fluiten, En ook nog spandoeken en vlaggen. Welke familie zouden deze acteurs zijn? Ongetwijfeld is het een onbekend spul.
(zegt) Het is een troep van acteurs. Ik vraag jullie: welke familie zijn jullie?
(De vrouw zegt) Wij zijn de familie van Lan Cai-he.
(De man zegt) Wat voor familie ben jij van Lan Cai-he?
(De vrouw zegt) Ik ben jouw vrouw. Zij tweeën zijn jouw broers, orkestleider Wang en Li Bao-tou.
(De man zegt) Hoe komt het dat jullie allemaal zo oud zijn geworden?
(De schelm zegt) Het is dertig jaar geleden dat jij, broer, bent weggegaan. Ik ben tachtig, broer is zeventig en schoonzuster is negentig. Natuurlijk zijn wij allemaal oud geworden!
(goede wijn kopen) (De man zingt) Ach, uren en dagen jagen te snel voort, Ai, jaren en maanden schieten ijlings voorbij: Het felbegeerde vlietend leven is als een droom. Ik ben nu tot inkeer gekomen, Sta buiten leven en dood, vrij van naam en gewin.
(grote vrede) Wij zijn beslist oudere broers en jongere broers, In onze jeugd vormden wij één groep, trokken wij samen op: Wij deden niets dan het vak leren waar de gelegenheid zich voordeed. Ik ben een paar jaren weggeweest, En de één zegt zeventig, De ander zegt tachtig, Opoe zegt negentig - Maar spelen zullen deze lieden tot op de hoge leeftijd van honderd jaar!
(De schelm zegt) Wie ben jij? | |
[pagina 130]
| |
(De man zegt) Ik ben Lan Cai-he.
(De schelm zegt) Jij bent dertig jaar weggeweest en toch niet ouder geworden. Je ziet er nog precies hetzelfde uit.
(De man zegt) Ik ben maar drie jaren weggeweest. Hoe komt het dat jullie allemaal zo oud zijn geworden?
(De schelm zegt) Wij zijn allemaal oude mensen. Jij bent juist in de kracht van je jaren. Zou het niet aardig zijn als jij een paar dagen in de schouwburg komedie kwam spelen?
(onwrikbaar)
(De man zingt) Je wilt dat ik komedie speel, Opkomst en ondergang uitbeeld, prijs en blaam uitdeel. Je wilt dat ik de trom roer, de fluit blaas, Het ritme aangeef, alles in orde maak. ‘Wees niet tevreden over jezelf, maar span je in en let op!’ ‘Schiet op, sta niet te treuzelen!’
(de zeven broers) Toendertijd, Als ik een concurrent ontmoette, - En ik sta hier niet te pochen - Liet ik hen glimlachend kleden en gewaden, bonte mutsen volledig nieuw aanschaffen. De oude farcen en kluchten kende ik precies, Alles wat een collega kon, kon ik ook allemaal.
(pruimebloesemwijn)
Hoe zouden zij daaraan kunnen tippen? Wie evenaarde mijn regie? Mijn spel was zonder weerga, Ik wist tempo en spanning te doseren.
(De schelm zegt) Broer, met de kostuums en zo waarin jij komedie speelde, is nog niets gebeurd. Broer, trek het gordijn weg en kijk maar eens.
(De man zingt) Nu ik dit hoor, ben ik verheugd, Onwillekeurig glimlach ik. Ik zal het gordijn eens wegtrekken, (trekt)
(Zhong-li en Dong-bin zitten er achter. Zhong zegt) Xu Jian, is je werelds hart nog niet geweken? | |
[pagina 131]
| |
(De man zingt) Ik schrik zó dat mijn ziel naar ijle verten vervliegt. Ik dacht alleen dat het mijn oudere broer en jongere broer waren, Mijn zusters en schoonzusters. Ik lijk opgeschrikt uit een droom van roem en eer.
(de verovering van zuid china)
Ai, Het is Zhong-li uit de Han, die de school stichtte en de leer onderwees, De eerwaarde Dong-bin volgt hem steeds op de hielen. Ik sloeg mijn kleppers op de terechtstellingsplaats en besteeg de trappen, Jullie zijn allemaal hierheen gekomen. De Acht Onsterfelijken leiden mij naar de Smaragdvijver.
(Zhong zegt) Xu Jian, jij bent geen gewoon mens. Jij bent in het tal van de Acht Onsterfelijken Lan Cai-he. Vandaag is je oefening volbracht en je werk voltooid. Samen zullen wij de wereld der onsterfelijken ingaan. Luister:
Xu Jian, twijfel niet in je binnenste, Precies en nauwkeurig vertel ik het jou, Dit is Dong-bin, wiens religieuze naam Chun-yang-zi luidt, Ik ben de onbekommerde lanterfanter, Zhong-li uit de Han.
Titel: Aan het hoofd van kinderen loopt hij overal te schaterlachen, De oude onsterfelijke klapt in zijn handen en zingt dronken het hoogste lied.
Naam: Lü Dong-bin bekeert een toneelspeler, Zhong-li uit de Han verlost Lan Cai-he. |
|