Forum der Letteren. Jaargang 1972
(1972)– [tijdschrift] Forum der Letteren– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 35]
| |
Een korte bibliografie van het Japanse toneel
| |
[pagina 36]
| |
1907; Sakanishi Shio, Kyôgen, Comic Interludes of Japan, Boston, 1938 en A.L. Sadler, Japanese Plays: Nô, Kyôgen, Kabuki, Sydney, 1934. Ook N. Pen vertaalde elf stukken in zijn eerder vermeld werk Le Nô. Bleef het Nô drama eeuwenlang het toneel van de samoerai en de landheren, Bunraku en Kabuki werden daarentegen het theater van de bourgeoisie en het volk. Het Bunraku-poppentheater, in het Japans meestal Ningyô-jôruri (‘Poppen-ballades’) genoemd, ontstond in de zestiende eeuw, toen de drie elementen marionettenspel, Jôruri (ballades) en shamisenGa naar voetnoot*-muziek bij elkaar gebracht werden. De beroemde toneelschrijver Chikamatsu Monzaemon (1653-1724), de ‘Japanse Shakespeare’, en de Jôruri-zanger Takemoto Gidayû (1651-1714) maakten van het poppenspel een toneelvorm van hoog niveau. Bunraku is de naam van een gezelschap dat in 1872 opgericht werd te Osaka. De Bunrakumarionetten, die ongeveer 80 cm groot zijn en bewogen moeten worden door drie mannen, zijn uiterst geperfectioneerd. Toch geniet een kenner meer van de vertolking door de Jôruri-zanger(s) en de shamisen-speler(s), die het poppenspel begeleiden. Een uitstekend boek over Bunraku is D. Keene, Bunraku, the Puppet Theatre of Japan, Tôkyô & Palo Alto, 1965: een voortreffelijke inleiding en prachtige, waardevolle foto's. Een ander goed werk is C.J. Dunn, The Early Japanese Puppet Drama, London, 1966. De beste vertalingen van Chikamatsu zijn (in chronologische volgorde) Miyamori Asatarô, Masterpieces of Chikamatsu, the Japanese Shakespeare, New York, 1926; Monzaëmon Tjikamats, Dramatische Verhalen, vert. door S. van Praag, Santpoort, 1927; D. Keene, The Battles of Coxinga, Chikamatsu's Puppet Play. Its Background and Importance, London, 1951; D.H. Shively, The Love Suicide at Amijima (Shinjû Ten no Amijima). A Study of a Japanese Domestic Tragedy by Chikamatsu Monzaemon, Cambridge, 1953 en D. Keene, Major Plays of Chikamatsu, New York & London, 1961. Goede vertalingen van Chûshingura (De Schatkamer van Loyale Vazallen), een van de beroemdste stukken van het Bunraku en Kabuki repertoire, zijn D. Keene, Chûshingura (The Treasury of Loyal Retainers). A Puppet Play by Takeda Izumo, Miyoshi Shôraku and Namiki Senryû, New York & London, 1971 en Shioya Sakae, Chûshingura: An Exposition, Tôkyô, 1940. Kabuki waren populaire toneelvoorstellingen die in het begin van de zeventiende eeuw gegeven werden in de droge rivierbedding van de Kamo te Kyôto. Oorspronkelijk werden deze vertoningen gegeven door vrouwen, later door jongens. Toen vrouwen en jongens niet meer mochten optreden, werden alle rollen uitsluitend door mannelijke spelers vertolkt. Ook nu nog worden de vrouwelijke rollen gespeeld door de zogenaamde ‘Onnagata’, acteurs gespecialiseerd in het uitbeelden van vrouwen. Het Kabuki-toneel ontleende veel aan de Nô en aan het Bunraku-poppenspel. Om hun repertoire | |
[pagina 37]
| |
te verrijken, namen de Kabuki-gezelschappen de succesnummers van Chikamatsu Monzaemon en andere Jôruri-stukken over. Men onderscheidt twee soorten drama's in Kabuki: de jidaimono of historische en de sewamono of burgerlijke toneelstukken. Standaardwerken over Kabuki zijn E. Ernst, The Kabuki Theatre, New York, 1956; A. & G. Halford, The Kabuki Handbook, A Gulde to Understanding and Appreciation, with Summaries of Favourite Plays, Explanatory Notes and Illustrations, Rutland & Tôkyô, 1956; B. Ortolani, Das Kabuki- theater. Kulturgeschichte der Anfänge, Tôkyô, 1964; A.C. Scott, The Kabuki Theatre of Japan, London, 1955 en Toita Yasuji, Kabuki: The Popular Theater, transl. by Don Kenny, New York & Tôkyô, 1970. Een korte en nuttige inleiding geeft Miyake Shûtarô, Kabuki Drama, Tôkyô, 1961 (Tourist Library No. 7). Een waardevol werk is Gunji Masakatsu & Yoshida Chiaki, Kabuki, Tôkyô & Palo Alto, 1969. Op het eind van de negentiende eeuw kwam het Shimpa (‘nieuwe richting’) theater, een overgangsvorm tussen Kabuki en westers toneel, tot stand. Naast de drie klassieke genres en dit Shimpa toneel zijn er in Japan nu ook theaters die uitsluitend moderne westerse en inheemse toneelstukken opvoeren. Over het Japans toneel in de 19e en 20e eeuw kan men zich oriënteren in het werk van P. Arnold, Le Théâtre Japonais. Nô, Kabuki, Shimpa, Shingeki, Paris, 1957. Verdere literatuur vindt men in Mori Arimasa, ‘Le Dramaturge japonais: Kinoshita Junji’ in: Théâtres d'Asie, réunies et présentées par Jean Jacquot, Paris, 1961, 185-199; Iwasaki Yôzan & G. Hughes, New Plays from Old Japan, New York, 1930; Hikaka Noboru, The Passion by S. Mushakôji and Three Other Japanese Plays, Honolulu, 1933; Kinoshita Junji, ‘Twilight Crane’, transl. by A.G. Scott in: Five Plays for a New Theatre, Norfolk, 1956, 129-159; Mishima Yukio, Five Modern Nô Plays, transl. by Donald Keene, New York, 1957 en Mishima Yukio, Vijf moderne Noh-spelen, vert. door Jef Last, Amsterdam, 1966. Voor een goed algemeen overzicht van het Japans toneel kan men raadplegen P. Amott, The Theatres of Japanee, London/Melboume/Toronto, 1969; F. Bowers, Japanese Theatre, New York, 1952; E. Ernst, Three Japanese Plays from the Traditional Theatre, London, 1959 evenals de bovengenoemde werken van P. Amold en A.L. Sadler. Interessante gegevens over de muziek en de instrumenten van het toneel bevat onder meer W.P. Malm, Japanese Music and Musical Instruments, Rutland & Tôkyô, 1959. |
|