omringende landen.
In ons land heeft het bewaren als openbare bibliotheekstukken een vlucht genomen die zoo machtig is, dat de verzamelaar voor goed in de schaduw daarvan zal moeten zitten.
Met het bovenstaande wordt echter geenszins gezegd, dat de musea en bibliotheken geen zeer groote cultureele functie zouden hebben, doch het is de bedoeling uitsluitend te wijzen op een ontwikkelingsgang dezer instellingen waarbij het openbare verzamelen en bewaren van al hetgeen voor onze cultuur van belang is, van een middel tot het kweeken en behoeden van inzicht, belangstelling en liefde voor die cultuur en haar uitingen, geworden is tot het verzamelen om der wille van het verzamelen, waarbij tenslotte deze instellingen hun doel voorbijstreven.
Momenteel toch is de toestand in ons land zoo, dat in de openbare verzamelingen zulk een onschatbare hoeveelheid schilderijen, graphiek, aardewerk, meubelen, boeken en ontelbare andere zaken vergaard is, dat van een nuttig gebruik daarvan voor en door de belangstellenden geen sprake meer kan zijn. Iedere openbare verzameling tracht voor zich steeds vollediger materiaal te verwerven en op steeds uitgebreider gebieden, en het is dit streven wat mijns inziens funeste gevolgen heeft voor de werkzaamheid van den liefhebber en verzamelaar op bijkans ieder gebied. Twee facetten van deze toestand zou ik gaarne iets nader willen beschouwen.
In de eerste plaats is daar de - wellicht eenigszins materialistische - overweging, dat het aan twijfel onderhevig is of de in deze openbare verzamelingen opgehoopte waarden een rendement geven dat evenredig is met die waarde en het ware te wenschen dat hieromtrent eens cijfers verstrekt werden. Op het terrein waarop Folium zich denkt te zullen bewegen zou nagegaan kunnen worden, welk gebruik er gemaakt wordt en door wien van welke boeken. In de tweede plaats zou ik gaarne de vraag, of het bewaren alleen om te bewaren zin heeft, in discussie willen brengen. Of anders gesteld of het noodzakelijk of wenschelijk is dat groote hoeveelheden kunstschatten aan de intieme omgang met geinteresseerden onttrokken worden en blijven alleen om aan het nageslacht, voorzoover dat nog geinteresseerd mocht zijn, dezelfde negatieve sensatie te geven.
Voor mij staat vast dat de intieme omgang, die ook kan bestaan in het met smaak en liefde vergaren van voorwerpen die om bepaalde - van verzamelaar tot verzamelaar wisselende - redenen belangstelling wekken, het verzorgen en behoeden van zoo'n collectie en ook de verantwoordelijkheid die de liefhebber door de verwerving op zich laadt, de betrokkene op een cultureel hooger peil brengt, en ik stel ook dat deze winst bevruchtend doorwerkt