Het oude lied
Veel hoort men tegenwoordig klagen over het gebrek aan een boekenkopend publiek en over het wegkwijnen van het geslacht der verzamelaars.
Moge het voor hen, die reden hebben tot deze klacht, een troost zijn, dat deze zelfde grieven altijd bestonden en juist ook in die tijd (honderd jaar en vijftig jaar geleden), die zij menen zozeer te moeten benijden.
Toen in 1897 de Zeitschrift für Bücherfreunde zijn eerste jaargang met een ‘Einführung’ begon, was deze afgestemd op het thema: ‘Der Deutsche liest gern, aber er kauft keine Bücher’. Niet zonder jaloezie werd daarbij naar vele andere landen, ook naar Nederland gekeken.
In Engeland had reeds in 1864 John Ruskin aanleiding tot de volgende ontboezeming:
I say first we have despised literature. What do we, as a nation, care about books? How much do you think we spend altogether on our libraries, public or private, as compared with what we spend on our horses? If a man spends lavishly on his library, you call him mad - a biblio-maniac. But you never call any one a horsemaniac, though men ruin themselves every day by their horses, and you do not hear of people ruining themselves by their books. Or, to go lower still, how much do you think the contents of the book-shelves of the United Kingdom, public and private, would fetch, as compared with the contents of its wine-cellars? What position would its expenditure on literature take, as compared with its expenditure on luxurious eating? We talk of food for the mind, as of food for the body: now a good book contains such food inexhaustibly; it is a provision for life, and for the best part of us; yet how long most people would look at the best book before they would give the price of a large turbot for it! Though there have been men who have pinched their stomachs and bared their backs to buy a book, whose libraries were cheaper to them, I think, in the end, than most men's dinners are. We are few of us put to such trial, and more the pity; for, indeed, a precious thing is all the more precious to us if it has been won by work or economy; and if public libraries were half as costly as public dinners, or books cost the tenth part of what bracelets do, even foolish men and women might sometimes suspect there was good in reading, as well as in munching and sparkling; whereas the very cheapness of literature is making even wise people forget that if a book is worth reading, is it worth buying.
No book is worth anything which is not worth much; nor is it serviceable, until it has been read, and reread, and loved, and loved again; and marked, so that you can refer to the passages you want in it, as a soldier can seize the weapon he needs in an armoury, or a housewife bring the spice she needs from, her store. Bread of flour is good; but there is bread, sweet as honey, if he would eat it, in a good book; and the family must be poor indeed which, once in their lives, cannot, for such multipliable barley-loaves, pay their baker's bill. We call ourselves a rich nation, and we are filthy and foolish enough to thumb each other's books out of circulating libraries!
| |
Of de redactie van de Zeitschrift für Bücherfreunde zoveel reden had de Nederlandse boekhandel te benijden, kan men beter beoordelen, als men zich herinnert, wat Daniël Kiehl, (die misschien te grondig vergeten werd) hierover zegt (in de Natuurlijke Historie van den Filistijn, 1, 1895, blz. 527-528):
Lezer, buiten den boekhandel staande, zooals ik er tot voor korten tijd buiten stond - en ik weet er nog niet veel van - moet gij wel de meening aankleven dat de Hoogleeraren onzer Univerziteiten tot de beste Afnemers op onze Boekenmarkt behooren. Als die toch geen boeken koopen, van wie zou men dat dan kunnen verwachten? Geene meening, lieve lezer, is echter ongegronder. Wel zijn Hoogleeraren gewoonlijk omringd van overstelpende stapels boeken over hun vak, maar zij hebben die voor het allergrootste deel kosteloos uit Staats- of Univerziteitsfondsen, te leen uit de Akademische bibliotheek, of van de schrijvers cadeau. Die boeken, tijdschriften en brochures koopen zij dus nooit, die over andere vakken, of bellettristische - onder het al-of-niet gegronde voorwendsel geen tijd te hebben aan iets anders te doen dan aan hun vak - nog veel minder; en ten slotte is in den regel hunne boekenrekening vrij wat lager dan die voor sigaren of van de Societeit. Wilt gij weten, lieve lezer, welk artikel - volgens aan mij gedane mededeeling van een boekhandelaar uit een der Akademiesteden - datgene is wat op de rekening der Hooggeleerden welke die boekhandel tot zijne clientèle telt den belangrijksten post uitmaakt? Voordat ik zelf Uwe vraag beantwoord, zal ik er U een weinig naar laten raden.
Wanneer den voornaamsten post op de boekverkoopersrekening van zoo'n Hooggeleerde niet uitmaken boeken, hetzij betreffende zijn vak, hetzij betreffende andere wetenschappen, hetzij bellettristische werken, dan zijn het misschien, denkt gij, studieboeken voor de jongeluî? Misgeraden, lieve lezer, dat artikel maakt wel een post uit op de rekening - den op-een-na grootsten - maar niet den hoogsten. Dames- of Kinderboeken dan, voor cadeaux? - Idem ook wel een post, maar slechts een postje. - Kookboeken dan, menu's, spoorboekjes, modejournalen, waschlijsten, fotografiën, portretlijstjes, nieuwjaars- en kerstmiskaartjes, speelkaarten, bouwkartons, poppetjes? Mis, mis, mis, lieve lezer, al deze artikelen vormen postjes, en aardige postjes, op zoo'n boekverkoopersrekening; maar niet den hoogsten. De hoogste post op de boekverkoopersrekening van zoo'n Hooggeleerde, die ƒ 6000.- traktement 's jaars geniet - haast evenveel als een Minister - is, is, is, (altijd volgens mijn boekverkooper, lieve lezer)... CLOSET-PAPIER.
Als men dit leest, blijkt, dat in de laatste vijftig jaar misschien toch niet alles ten slechte veranderd is.
|
|