| |
| |
| |
Jeske van der Velden
‘Stellingen, standjes en strapatsen’
Mythos vertaald
In zijn twee meest recente boeken, Mythos en Heroes, waagt Stephen Fry zich aan de Griekse mythen. Mythos, het eerste deel van de twee, draait om de ontstaansgeschiedenis van het Griekse pantheon, en daarnaast komen hervertellingen van verschillende mythen uit onder andere de Metamorfosen van Ovidius en De gouden ezel van Apuleius aan bod. In de Britse pers werd Mythos weliswaar positief besproken, maar de ontvangst was verder lauwtjes. Een voor de hand liggende verklaring kan zijn dat het boek in eigen taalgebied moest concurreren met een keur aan bekende, soms zelf klassiek geworden hervertellingen, zoals die van Nathaniel Hawthorne, Edith Hamilton, Robert Graves en Simon Russell Beale. Een recensent in The Guardian vraagt zich af of de Britse markt niet ietwat overvoerd is. In Nederland daarentegen konden Fry's mythen in vertaling wel degelijk op een enthousiaste ontvangst rekenen. Toch kun je moeilijk beweren dat er in het Nederlands geen concurrerende vertellingen bestonden; de geliefde boeken van Imme Dros bijvoorbeeld, of Ilja Leonard Pfeijffers De Griekse Mythen, dat in 2015 verscheen, of de vele, al dan niet geïllustreerde bewerkingen voor kinderen. Waarom groeide Mythos dan toch uit tot zo'n fenomeen? Heeft het Nederlandstalige leespubliek een onstilbare honger naar Griekse mythen, zijn we simpelweg idolaat van Fry, of is er (ook) iets anders aan de hand?
De verkoop van de vertaling werd ongetwijfeld geholpen door een uitzonderlijk goede timing. Op 8 maart 2018 zond DWDD een special uit voorafgaand aan de Boekenweek, in de vorm van een reprise van het legendarische boekenprogramma Hier is... Adriaan van Dis. Maar liefst een halfuur gaat op aan een interview met Stephen Fry, waarin niet alleen Mythos, maar ook Fry's opvattingen over allerlei aspecten van de hedendaagse samenleving worden besproken. Bovendien vertelt Fry openlijk over persoonlijke zaken, zoals zijn manisch-depressieve stoornis. Fry vermaakt het publiek met een paar woorden aandoenlijk vermangeld Nederlands, maar eigenlijk palmt hij de kijkers vooral in met zijn enthousiasme en zijn bereidheid zijn kwetsbare kant te laten zien. Van Dis houdt ondertussen de vertaling van Mythos in zijn handen, die de dag voorafgaand aan de uitzending verschenen is. In de weken daarna klimt Mythos snel in de bestsellerlijsten, en het staat zelfs twee weken lang op de eerste plaats. Het boek krijgt lovende besprekingen in de Nederlandse pers. Nog steeds verkoopt Mythos gestaag, en ook het volgende deel zag in ons taalgebied onder de titel Helden het licht; hoog tijd dus om meer aandacht te besteden aan deze bestsellende vertaling.
| |
De vertalers
De Nederlandstalige Mythos is een uitgave van Thomas Rap, een imprint van De Bezige Bij, de uitgeverij die eerder Fry's romans in vertaling publiceerde. Rap staat sinds de oprichting bekend als uitgever van humoristische lectuur, maar publiceert de laatste jaren steeds meer non-fictie. Aan Mythos werkten maar liefst vier vertalers: Henny Corver, Ineke van den Elskamp, Pon
| |
| |
Ruiter en Frits van der Waa. Deze vier zijn geen onbekenden van elkaar; ze werkten al meerdere keren samen, in wisselende formatie. Zo verzorgden Corver, Ruiter en Van der Waa eerder twee vertalingen voor Thomas Rap: biografieën van Mick Jagger en Paul McCartney. Corver verzorgde in 2011 eveneens de vertaling van een van Fry's memoires voor Rap, The Fry Chronicles.
Wat verder opvalt is dat het hier gaat om vier vertalers met een lange staat van dienst, een lijvig oeuvre en gelijksoortige interessegebieden. In de jaren tachtig vertaalde Corver veel thrillers en detectives, maar de laatste jaren richt ze zich vooral op non-fictie: populairwetenschappelijke titels, biografieën en memoires voor De Bezige Bij, Atlas Contact, Maven Publishing en Thomas Rap. Ineke van den Elskamp vertaalde sinds begin jaren negentig vooral thrillers, waarvan veel titels in de reeks Zwarte Beertjes. Inmiddels richt ook zij zich op non-fictie, voor onder andere Maven Publishing en De Bezige Bij. Pon Ruiter leverde sinds de jaren zeventig vele sciencefiction- en fantasyvertalingen af voor onder meer Elsevier en Meulenhoff, maar onder zijn recentere werk zijn evengoed thrillers en non-fictietitels voor een keur aan uitgeverijen. Ook Frits van der Waa vertaalde eerder fantasy en non-fictie, maar met een duidelijke voorkeur voor teksten over muziek, een onderwerp waarover hij als muziekwetenschapper en recensent regelmatig in de Volkskrant schrijft. Voor alle vertalers geldt dat hun productiviteit opvallend hoog is, met gemiddeld zo'n drie à vier titels per jaar.
Hoewel we nu het een en ander weten over de voorgeschiedenis van de vertalers, blijft het gissen naar de tijdsdruk waaronder zij aan dit vertaalproject hebben gewerkt en de invloed daarvan op hun wijze van samenwerken. De vertaling verscheen vier maanden na de publicatie van de Engelstalige Mythos, wat in combinatie met het aantal vertalers doet vermoeden dat er sprake was van enige haast, wellicht om te kunnen publiceren vóór het interview met Van Dis en de Boekenweek.
| |
Britse humor
De kans is groot dat Anglofiele lezers die gevraagd worden om met een schoolvoorbeeld van Britse humor op de proppen te komen, al snel zullen denken aan een persoonlijke favoriet uit het oeuvre van Stephen Fry. Dan betreft het hoogstwaarschijnlijk niet alleen zijn boeken (verschillende romans, autobiografische werken en non-fictietitels) maar ook zijn werk als acteur, komiek, tv-presentator en geliefde publieke persoonlijkheid. Hij wendt zijn populariteit graag aan om onderwerpen die hem na aan het hart liggen onder de aandacht te brengen, niet alleen op Twitter (waar hij meer dan twaalf miljoen volgers heeft verzameld) maar ook in zijn non-fictieboeken en documentaires; zijn brede interesse in cultuur, techniek en wetenschap, en zijn jarenlange presentatorschap van het quizprogramma QI, hebben hem de reputatie opgeleverd van intellectuele alleskunner. Niet alleen in Groot-Brittannië, maar ook elders in de wereld geldt Fry als boegbeeld van de Britse cultuur, of liever gezegd, de Britse cultuur zoals veel mensen die zich het liefst voorstellen: welbespraakt, bescheiden en beleefd, met een sterke maar nooit te luid verkondigde liefde voor tradities in alle vormen en maten, een nostalgische liefde waaraan een scherp zelfbewustzijn en al even puntige zelfkritiek weinig afdoen, en een bijpassend gevoel voor humor. In Groot-Brittannië is de status van Fry zo iconisch, dat internationale passagiers op Heathrow sinds 2016 zelfs door hem persoonlijk worden verwelkomd via een schertsend introductiefilmpje over excentrieke inheemse etiquetteregels.
Maar waaruit bestaat dat Britse, of fryaanse,
| |
| |
gevoel voor humor eigenlijk? In een interview heeft Fry weleens opgemerkt dat Britse humor zich volgens hem kenmerkt door een voorliefde voor mislukkelingen, voor personages die weliswaar een beter leven nastreven, maar continu tegenslagen en teleurstellingen te verwerken krijgen en in hun waardigheid worden aangetast. Wat ze willen is meestal hogerop komen, geaccepteerd worden in een klasse die keer op keer net te hoog gegrepen blijkt. Het respect waar ze voor ijveren valt hen maar zelden ten deel. Het is niet moeilijk in deze omschrijving iets te herkennen van de Griekse goden, althans, van de goden zoals ze zich in Mythos gedragen. Als atheïst en humanist geeft Fry naar eigen zeggen de voorkeur aan de feilbare, menselijke goden uit de Griekse oudheid boven een al te ongenaakbare monotheïstische god. Het is dus niet verbazingwekkend dat de meest levendige en humoristische passages in Mythos juist die momenten betreffen waarop de Olympiërs worden gedwarsboomd of door eigen toedoen de mist ingaan. De echte helden in Mythos zijn de stervelingen - en de onsterfelijken - die het lef hebben om de goden te trotseren of hen een loer te draaien. Zo wordt de sluwe Sisyfus in Fry's vertelling ondanks zijn wandaden een sympathieke antiheld, een heroïsch voorbeeld zelfs van ‘mankind's courage, resilience, fortitude, endurance and self-belief’ (282).
| |
Register en dialogen
De passages waarin het wel, maar vooral het wee van de goden aan bod komen kenmerken zich door humoristische dialogen. Fry speelt met contrasterende registers, en stelt het plechtige taalgebruik dat we met het antieke en het heilige associëren tegenover de joviale, informele, soms zelfs hysterische toon waarin goden en stervelingen vervallen wanneer hun waardigheid hen even in de steek laat. Engelse sociolecten vormen duidelijk een belangrijke inspiratiebron voor de stemmen van bepaalde goden en helden, vooral upper class- en middle class-Engels. Hoewel dit spel met - soms sterk aangezette - sociolecten in Britse komedies in veel opzichten een cliché is, hier komisch door de antieke setting, zijn de klassen in het Nederlands misschien iets minder streng gescheiden, wat het treffen van een toon met vergelijkbaar komisch effect in de vertaling lastig kan maken. Een mooi voorbeeld is het hoofdstuk over de geboorte van de god Hermes, die als begaafde, nogal zelfingenomen pasgeborene zijn verbouwereerde moeder en een boze Apollo al in goed upper class-Engels te woord staat. Als Apollo verhaal komt halen nadat zijn kleine broertje zijn heilige vee heeft gestolen, leidt Hermes hem eerst af met zijn nieuwste uitvinding (de lier) en stelt zich vervolgens voor:
‘Put it there, Pol. Delighted to meet you. Hermes, latest addition to the divine roster. You'll be my half-brother, I think? Mother Maia here took me through the family tree last night. What a nutty bunch we are, eh? Eh?’ (107)
In de vertaling drukt Hermes zich als volgt uit:
‘Geef me de vijf, Pol. Aangenaam en zo. Hermes, nieuwste aanwinst in het goddelijk gezelschap. Jij bent mijn halfbroer, als ik het wel heb. Moeder Maia heeft vannacht de familiestamboom met me doorgenomen. Maf stel zijn we bij mekaar, hè? Hè?’ (116)
In het Engels zijn het idioom (‘Delighted to meet you’, ‘nutty bunch’) en een aantal herkenbare uitdrukkingen (‘Mother Maia’, ‘eh? Eh?’) in dit korte stukje tekst voldoende om vast te stellen dat het gaat om een upper class-spreker, en in
| |
| |
combinatie met de joviale toon is meteen duidelijk dat het gaat om een bijzonder tenenkrommend exemplaar. In de Nederlandse vertaling verliezen sommige van de herkenbare woorden en uitdrukkingen echter hun signaalfunctie en daarmee lijken ze aan betekenis in te boeten. De spreekwijze van Hermes lijkt in de vertaalde tekst minder consequent en is daardoor niet onmiddellijk te herleiden tot een bepaald sociolect of typetje, en hierdoor gaat een betekenislaag verloren die in het Engels bijdraagt aan het neerzetten van Hermes als personage en aan het komische effect. Dat wil niet zeggen dat de passage als geheel in de vertaling niet grappig is, maar wellicht hadden de vertalers zich hier en daar wat meer vrijheid kunnen veroorloven om tot een beter resultaat te komen.
Ook in de vertellerstekst zorgt de afwisseling van een statig register met hedendaags upper middle class-Engels en allerlei platitudes voor een luchtig effect, maar ook hier worstelen de vertalers soms met het treffen van de juiste toon. Zo besluit de verteller zijn uitleg van het idee ‘Chaos’ met de woorden: ‘It screws with the head, but there it is’ (4), waar in de Nederlandse vertaling te lezen valt: ‘Het kost wat knarsen met je kop, maar het is niet anders’ (20). Een ander voorbeeld is een zin waarin de godin Limos wordt beschreven: ‘Limos had, according to Ovid, rather let herself go’ (248). In de vertaling staat: ‘Limos had zich, volgens Ovidius, aardig laten verlopen’ (251). Deze voorbeelden laten zien dat waar Britse dooddoeners vertaald worden met plat Nederlands, dit wat geforceerd kan aandoen in contrast met de anders zo beschaafde vertelstem.
| |
Taalfoefjes
Een vaak aangehaalde reden om Mythos te lezen is Fry's herkenbare stem - humoristisch, verontschuldigend, ietwat pedant maar altijd charmant - die zo duidelijk doorklinkt in die van de verteller. De taalminnende verteller bedient zich graag van allerlei taalfoefjes, waaronder naast afwisselende registers ook woordspelingen, grappige vergelijkingen en extra zwierige alliteraties. Deze taalspelletjes zijn soms opzettelijk flauw en soms bijzonder elegant, maar dragen hoe dan ook bij aan de geestige toon. Fry's vertelstem wekt de indruk dat hij kan genieten van het gevoel en de klank van woorden en de mogelijke combinaties ervan die tot zijn beschikking staan, maar dat hij ook doordrongen is van de eigenaardigheid - voor sommige lezers althans - van zijn soms koddige taalkneepjes.
Zeker wat alliteraties betreft is merkbaar dat er in de Nederlandse tekst verschillende strategieën zijn gebruikt. In sommige passages zijn de talrijke alliteraties veelal niet met alliteraties vertaald, wat gevolgen kan hebben voor de geestige toon. Bijvoorbeeld in de passage over de wedstrijd tussen Marsyas en Apollo, als Marsyas de god bijna letterlijk tegen het lijf loopt. Hier wordt in de Engelse tekst met behulp van alliteratie een komische metafoor extra sterk aangezet:
Marsyas skidded to a halt, the assorted satyrs, fauns and Maenads behind bumping into him and each other in a concertina of confusion. (288)
Marsyas kwam slippend tot stilstand, en de saters, faunen en Mainaden achter hem botsten tegen hem en elkaar op als een chaotisch in elkaar schuivende trekharmonica. (290)
In de vertaling is weliswaar ook een alliteratie te vinden, aan het begin van de zin, maar het komische effect van de metafoor zoals Fry hem gebruikt lijkt in het Nederlands minder sterk. In andere vertaalde passages, met name in de ver- | |
| |
halen uit de Metamorfosen tegen het einde van het boek, komen alliteraties aanmerkelijk vaker voor, zoals in deze zin in het verhaal van de maangodin Selene en de slapende Endymion, waarin de verteller zich maar niet afvraagt hoe een slapende geliefde vijftig kinderen kan verwekken:
I will let you picture the physical practicalities, postures and positions which allowed that. (316)
Ik laat het graag aan jou over om je een beeld te vormen van de lichamelijke stellingen, standjes en strapatsen die dit mogelijk konden maken. (318)
In deze zelfde passages wordt vaker met klank gespeeld dan in eerdere hoofdstukken het geval is. Hierdoor lijkt het alsof je de hand van verschillende vertalers kunt herkennen, die ieder hun eigen strategie hebben aangehouden.
In de passages waarin minder tot geen alliteraties of klankspel te bekennen zijn komen andere komische taalfoefjes ook iets minder uit de verf. Zo concludeert de verteller na het verhaal van Ixion uit de doeken te hebben gedaan:
Many of the Greek myths lead to cascades of consequences. As we have already seen, leading figures in one story will go on to marry and found dynasties from whom are born yet more legendary heroes. And there are plenty of subsidiary myths that spin off from the Wheel of Ixion. (259)
Veel Griekse mythen leidden tot een vervolg, en vaak tot meer dan een. Zoals we al zagen, treden hoofdpersonen uit het ene verhaal in een volgend verhaal in het huwelijk en stichten ze dynastieën die nog legendarischer helden voortbrengen. En er zijn talloze kleinere mythen die een spin-off zijn van het Rad van Ixion. (262)
Opnieuw maakt een beeldende alliteratie - of allitererende metafoor? - plaats voor een nogal droge omschrijving, maar wat verder opvalt is de keuze van de vertaler waar het gaat om de woordspeling met de letterlijke en figuurlijke betekenis van to spin off (‘ronddraaien’ en ‘voortrollen uit’). In de vertaling wordt heel expliciet een link gelegd met ‘spin-off’ als term voor een op een andere serie gebaseerde televisieserie. Maar vergeleken met de naadloze wijze waarop het grapje in de Engelse tekst is ingebed in een vloeiende zin, doet het in het Nederlands opnieuw wat geforceerd aan. Dit komt wellicht omdat de vertaler ervoor gekozen heeft vast te houden aan de Engelse woordvolgorde.
In een ander voorbeeld, uit het hoofdstuk waarin de Olympische goden worden voorgesteld, wordt gespeeld met anagrammen van de naam ‘Hera’. Hier is niet alleen een aantal tussenkopjes weggevallen, waardoor Hera en Demeter onder het kopje ‘Poseidon’ worden geschaard, ook de voetnoot verdwijnt en de eerste regel over Hera wordt verkort:
Hera came out of Rhea second to last.*
[...]
* Anagrammatically ‘Rhea’ does indeed come out of ‘Hera’; at least so I hear, but we won't chase that hare. (66)
En dan Hera. (78)
Op dit soort momenten hadden de vertalers wat creatiever te werk kunnen gaan, of ervoor kunnen kiezen het wegvallen van een lastig te vertalen grapje of alliteratie elders met humor te com- | |
| |
penseren. Er zijn echter ook passages te noemen waar de vertaling wel degelijk een zeer geestige indruk maakt, zoals het latere verhaal van Echo, waarin Hera, die door een vink wordt ingefluisterd dat Zeus weer eens vreemd is gegaan, zich van haar meest jaloerse en verbolgen kant laat zien:
Hera greep het vogeltje bij zijn snavel, zodat het nauwelijks nog lucht kreeg, en stond op het punt het op zo'n vreemde en verschrikkelijke manier te straffen dat ons beeld van vinken voorgoed en ingrijpend veranderd zou zijn, maar op dat moment fladderde zijn vrouwtje om haar oren en haar haar en piepte dapper: ‘Maar gevreesde vorstin, hij vertelt de waarheid! Ik heb koning Zeus daar zelf gezien. Op hetzelfde moment dat u met die nimf Echo stond te praten lag hij nog geen vijfhonderd meter verderop te rollebollen met een najade [...].’ (337)
| |
Weetjes en wijsheden
Behalve aan woordgrapjes en alliteraties is de geestige verteltoon ook te danken aan Fry's inzet van verwijzingen, citaten en historische en etymologische weetjes, zowel in de lopende tekst als in de voetnoten. Die noten zijn in zeer verschillende mate relevant voor het verhaal - maar ze zijn dan ook niet allemaal even serieus bedoeld. Bij de passage over Hermafroditos valt bijvoorbeeld in een serieuzere voetnoot te lezen dat hermafroditische beelden door veel westerse musea lang verborgen zijn gehouden, maar nu wat vaker te zien zijn, wat Fry in verband brengt met veranderende genderopvattingen. Dergelijk commentaar heeft duidelijk als doel te benadrukken dat er in veel van de Griekse mythen ook nu nog iets belangwekkends schuilt, en dat er van de oude Grieken nog het een en ander te leren valt, vooral waar het onze houding met betrekking tot gender en seksualiteit betreft.
In andere gevallen onderstreept Fry de doorwerking van Griekse mythen in de westerse cultuur - en in de Engelse taal - op luchtige wijze. Wat Fry's gebruik van intertekstualiteit en weetjes komisch maakt is de manier waarop ‘klassieke’ voorbeelden worden afgewisseld met hedendaagse. Verwijzingen naar popliedjes, stripboeken en Hollywoodfilms contrasteren met citaten van canonieke Engelstalige dichters als Shakespeare, Tennyson en Byron. Zo lezen we dat de zonen van Poseidon onder anderen Theseus en Percy Jackson waren, en draagt de passage over koning Midas de titel ‘Goldfinger’. Ook in het geval van verwijzingen en citaten is het moeilijk een duidelijke strategie in de vertaling aan te wijzen, en lijkt het aannemelijk dat de vertalers onafhankelijk van elkaar hebben gekozen voor een bepaalde aanpak. Dit is bijvoorbeeld zichtbaar in de manier waarop is omgesprongen met citaten uit Engelstalige gedichten. Die worden in de eerste helft van het boek in zowel het Engels als het Nederlands gegeven, met de Nederlandse vertaling onder de Engelse regels afgedrukt. Daarna wordt de Nederlandse vertaling als het een voetnoot betreft tussen haakjes gezet; vanaf het verhaal over Eos en Tithonos - grofweg de laatste honderd pagina's van het boek - worden alleen Nederlandse vertalingen gegeven.
De hierboven genoemde keuzes hebben niet direct gevolgen voor de leeservaring, maar onderstrepen dat er door de tekst heen duidelijke verschillen in aanpak zijn, wat met name stoort waar het verschillen in toon en stijl oplevert. Ook andere verwijzingen en weetjes worden overigens wisselend aangepakt. Wat opvalt is dat in de voetnoten regelmatig toevoegingen en weglatingen te bespeuren zijn. Naast de eerdergenoemde noot over Hera is een klein
| |
| |
aantal voetnoten weggelaten, vooral die waarin etymologische weetjes aan bod komen die specifiek zijn voor de Engelse taal. In het geval van de verwijzing naar Percy Jackson wordt een voetnoot ingevoegd, waarin de vertalers een korte toelichting geven voor Nederlandse lezers die misschien niet bekend zijn met de reeks aan hem gewijde boeken en films. In een andere voetnoot wordt een weetje van Fry aangevuld met specifieke informatie voor het Nederlandse leespubliek:
Strange that ‘Oxford’ and ‘Bosporus’ mean exactly the same thing. (192)
Grappig dat Bosporus, Oxford en Ossendrecht (en Coevorden!) alle vier dezelfde betekenis hebben. (198)
Ook in de voetnoot waarin de oorsprong van het woord anthropos wordt besproken, heeft de vertaler meer vrijheid genomen om de informatie toe te spitsen op Nederlandse lezers. Iets vergelijkbaars gebeurt in het nawoord, waarin Fry de uitspraak van Griekse namen bespreekt. Kortom, het lijkt alsof de vertalers zich de para- en periteksten soms meer hebben durven toe-eigenen dan het verhaal zelf, al is dat niet overal het geval; de voor Nederlandse lezers nogal obscure verwijzing naar een Iers toneelstuk in de noot die voorafgaat aan die over de Bosporus wordt de lezer zonder toelichting voorgezet.
| |
Conclusie
Stephen Fry een passende Nederlandse vertelstem geven is niet niks, niet alleen vanwege zijn zwierige taalfoefjes, maar ook omdat zijn humor diep wortelt in een Britse culturele identiteit, zelfs in een boek dat niet over Britse, maar Oudgriekse personages gaat. In het algemeen valt aan de vertaling op dat in bepaalde passages nogal wat voorbeelden van niet of net niet idiomatisch taalgebruik te vinden zijn. Zo wordt in het deel over de ontstaansgeschiedenis van de goden gesproken over de ‘verspillende bloeddorstigheid’ van de Titanen en wil Hera trouwen met Zeus om ‘haar positie als door iedereen erkende Koningin van de Hemel vast te leggen’ (82). Metis leert Zeus ‘hoe hij kon vaststellen of een plan moest worden veranderd of worden verlaten’ (49). Rhea en haar kinderen ontsnappen ‘onder dekking van het duister’ (57) en als de Cyclopen zich tijdens de Titanenstrijd tegen Kronos keren moet deze ‘boeten voor zijn eigen stommiteit om hen op te sluiten in de spelonken van de Tartaros’ (58). Dit onidiomatische taalgebruik komt vaak voort uit de woordelijke vertaling van Engelse uitdrukkingen en constructies. Het komt de vertelstem niet ten goede in een boek dat draait om toegankelijkheid en leesplezier, zoals de auteur zelf benadrukt in het voorwoord, en dat daarmee vraagt om een vertaling in vloeiend Nederlands. Maar in het voorbeeld van de ‘spin-off’ en de dialoog tussen Hermes en Apollo hebben we gezien dat deze neiging om woordelijk te vertalen ook gevolgen kan hebben voor de humoristische toon, het meest kenmerkende aspect van Fry's hervertelling. Dat is jammer, want als de vertalers in de voetnoten iets meer vrijheid nemen om opmerkingen en verwijzingen toe te spitsen op het Nederlandse doelpubliek, wordt de vertaling er beter en geestiger op.
De vertaling van Mythos kan misschien het beste omschreven worden als onevenwichtig. Dat wil niet zeggen dat er geen mooie, grappige en vloeiende Nederlandstalige passages in staan. Maar daartegenover staan passages waarin Fry's humor voor een deel verdwijnt door het wegvallen van alliteraties en onhandig of onidioma- | |
| |
tisch taalgebruik, waardoor geestige zinnen en woordgrapjes niet uit de verf komen, en door het soms sneuvelen van het spel met register en sociolect. In een voetnoot bij Fry's nawoord verantwoorden de vertalers de keuze om overwegend de Griekse spelwijze van namen te gebruiken in de Nederlandse tekst. Ik denk dat deze vertaling veel baat gehad zou hebben bij méér onderling beraad tussen de vertalers, die toch geen van allen onervaren zijn, ook niet op het gebied van co-vertalingen. Wellicht heeft tijdsdruk een rol gespeeld. Hoe dan ook is het jammer om te moeten vaststellen dat een slimme marketingstrategie meer invloed lijkt te hebben op de geboorte van een bestseller dan de kwaliteit van de vertaling. Ik stel me voor dat vertalers in een aangenamer boekenklimaat een even belangrijke rol zouden spelen als Adriaan van Dis, maar willen we dat het werk van vertalers vaker voorrang krijgt, dan is het misschien eerst nodig dat het leespubliek en recensenten meer van vertalingen gaan verwachten. Het verhaal van Mythos maakt in ieder geval nieuwsgierig naar het tweede deel van Fry's hervertelling: Helden.
Stephen Fry, Mythos. Vertaald door Henny Corver, Ineke van den Elskamp, Pon Ruiter en Frits van der Waa. Amsterdam: Thomas Rap, 201914.
| |
Bronnen
Fry, Stephen. 2018. ‘DWDD Heimwee: Hier is... Adriaan van Dis.’ De Wereld Draait Door. BNNVARA, NPO1, 8 maart 2018. <https://dewerelddraaitdoor.bnnvara.nl/media/383003> |
Fry, Stephen. 20182. Mythos. London: Penguin Books. |
|
|