een zinsdeel bij de voorgaande of volgende zin. Heel af en toe, en ik besef dat dit bij literaire romans anathema is, laat ik een bijzinnetje dat het ritme al te zeer verstoort onvertaald. Dit probeer ik resoluut, maar spaarzaam te doen, zonder de stijl van het origineel te bruuskeren. Daarna ga ik stilistisch tweaken: kunnen termen of uitdrukkingen beter, passen ze ritmisch en hebben ze de juiste nuance? Hierbij maak ik gebruik van een Van Dale e-n uit het papieren tijdperk (1984), waarin idiolect van vroeger te vinden is. Het onvolprezen Het juiste woord biedt een veelvoud aan (soms heerlijk exotische) synoniemen die je zelf niet paraat hebt, maar wel herkent als, eh, het juiste woord. Een laatste strenge revisie dient om onterecht veroorloofde vrijheden terug te schroeven en de laatste puntjes op de i te zetten. Leidraad bij deze hele procedure is de ‘stem’ van de auteur tot uitdrukking te brengen, alsof hij of zij je toespreekt, met alle emoties en nuances die in een stem vervat zijn.
Na de correctie door de persklaarmaker - zij zijn de unsung heroes van het vertaalproces - loop ik de hele tekst nog eens door; hetzelfde geldt voor de drukproef.
Zo'n uitgebreide werkwijze is alleen mogelijk als je er de tijd voor kunt nemen (geen financiële druk) en als je er de tijd voor krijgt (een redelijke oplevertermijn). Dat laatste is niet altijd het geval en dat is jammer, want een gedrukte tekst staat er voor altijd; dan dient die ook optimaal te zijn.
Contact met auteurs heb ik zelden. De enkele keer dat ik een auteur moet raadplegen, loopt dat via de bureauredacteur en de agent van de auteur, die doorgaans van harte meewerkt. Eén keer hoopte ik op een verhelderend woord over een abstruus zinnetje, maar mailde de agent terug dat de auteur geen vragen over haar werk meer beantwoordt.
Misschien heb ik gewoon heel veel geluk, maar uitgevers en redacteuren ken ik niet anders dan als bevlogen en hartelijk. Mails worden snel beantwoord, verzoeken - ook onmogelijke - worden zo aardig gebracht dat je ze met plezier inwilligt. Je hebt, kortom, het gevoel samen te werken aan een zo mooi mogelijk product.
Soms, vanwege een krappe deadline bijvoorbeeld, is een boekvertaling groepswerk. Samenwerken met collega's is, hoe je vertalershart ook kreunt als een tekst bruut in stukken moet worden gehakt, altijd plezierig en vruchtbaar. Met een stel partners in crime onder idiote tijdsdruk een klus tot een goed einde brengen geeft een enorme kick. Essentieel daarbij is dat je onderling goede afspraken maakt én dat iemand de regie voert. Als primus inter pares het werk van medevertalers redigeren vind ik lastig. Mijn gevoel verantwoordelijk te zijn voor een degelijk eindproduct levert wel eens ingrepen op die voor de vertaler frustrerend zijn en belerend overkomen. Zelf kritiek incasseren, de andere kant van de medaille, vind ik niet gemakkelijk, maar gaat me beter af nu ik heb geleerd dat die eigenlijk altijd terecht is.
In vierenhalf decennium ben ik van jonge hond die driest in elke opdracht dook geëvolueerd tot een vertaler die zonder fanfare, maar nog steeds met hart en ziel een auteur een Nederlandse stem probeert te geven. Is het nog steeds het leukste vak op aarde? Het wordt er alleen maar leuker op.