Gerard Koolschijn
Verborgen vonk
Verplicht in de schoolbanken spitste ik zelden de oren. Drieënzestig jaar geleden, eerste klas gymnasium, zeven uur Latijn. Tweede klas, tien uur Latijn en Grieks. Nooit een woord over de vraag waarvoor we al die thema's maakten, net zomin als de wiskundeman iets losliet over de zin van de vierkantsvergelijking.
Plotseling stond daar, in de derde klas, dr. L.J. Elferink. Grieken, hield hij ons voor, waren geen antiquiteiten, maar mensen als wij, in hun tijd even jong of oud als wij nu. Zij schreven niet als dominees of president-curatoren, maar prachtig en levendig over wat hen bezielde. Hun boeken moesten we vooral in hun geheel lezen, al was het maar in vertaling - een vloek voor classici in die tijd.
Elferink bracht mij ertoe met twee klasgenoten te beginnen aan een vertaling van de hele Anabasis van Xenofon, op school een saaie oefening, in feite een meeslepend militair avontuur van dertienduizend Griekse huurlingen om in het hart van het Perzische rijk de keizer van de troon te stoten, dat uitliep op een legendarische terugtocht door de besneeuwde bergen van Koerdistan en Armenië. Lang na ons eindexamen zag mijn medevertaler Tjit Reinsma (= Nicolaas Matsier; de derde vertaler was afgevallen) een aankondiging van de klassieke plannen van uitgeverij Fibula-van Dishoeck. Hij wierp onze vertaling in de strijd. Zo verscheen in 1971 De tocht van de tienduizend, met een omslag van Hans G. Kresse, de schepper van Eric de Noorman. Voor het geld hadden we het niet gedaan. We kregen, geloof ik, 750 gulden, die we misschien ook nog moesten delen.
Intussen was ik klassieke talen gaan studeren. Nog minder reden de oren te spitsen, literatuur werd er kapot gepraat. Uit frustratie stortte ik me op de vertaling van Plato's politieke hoofdwerk Politeia. Achteraf bekeken met een dubbel doel. Duidelijk maken dat Plato beter schreef dan de bestaande vertalingen weergaven. En Plato's boodschap overbrengen.
Dr. Corn. Verhoeven schreef in een korte bibliotheekrecensie tot mijn schrik en opluchting: ‘Wie toegang heeft tot de Griekse tekst zal telkens fronsend het origineel ter hand nemen om te zien of hier niet Bach gespeeld wordt op een mondharmonica. Hij kan dan nog eens ontdekken dat ook Plato's eigen tekst over de pagina's danst.’
En wat Plato's boodschap betreft, in de jaren zestig was er een milieubeweging op gang gekomen. Begin jaren zeventig publiceerde de Club van Rome zijn rapport Grenzen aan de groei: de aardbol werd aangetast door de ongeremde drang geld te verdienen. Plato wilde al bewijzen dat de menselijke soort niet gebaat was bij onbeperkte zelfverrijking. Een politieke gemeenschap moest niet welvaart maar welzijn als hoofddoel kiezen. Misdadig egoïsme maakte niet gelukkig, ook al bleef het onbestraft.
De Grieken hebben alles al gezegd. Euripides bracht de gevolgen van oorlog en de trieste keuzen van de menselijke geest op het toneel. Thucydides, een generatie later, analyseerde de