Elies Smeyers
Où sommes-nous?
‘Waar zijn we?’ (Wajsbrot 2019: 27) Het is een van de kernvragen in het relaas van de verteller in Cécile Wajsbrots novelle Caspar David Friedrichstrasse, vertaald uit het Frans door Eva Wissenburg (*1990). In zijn hoedanigheid van gerenommeerde Duitse dichter houdt de verteller een toespraak naar aanleiding van de inhuldiging van een nieuwe straat in Berlijn: de Caspar David Friedrichstrasse. De vraag lijkt zijn leven te beheersen en hij verzoekt zijn toehoorders om er ook even bij stil te staan. Hoe verhouden we ons tot het verleden? Welke impact heeft deze verhouding op onze toekomst? Die vraag heeft naast een temporele ook een ruimtelijke dimensie, want onze herinneringen aan het verleden zijn vaak onlosmakelijk verbonden met plaatsen, gebouwen, gedenktekens, straatnamen. Zeker in een stad als Berlijn, waar zelfs de aanduidingen oost en west nooit een neutrale, louter geografische betekenis zullen hebben, zijn dergelijke lieux de mémoire alomtegenwoordig.
De schuldvraag die het Duitse collectieve geweten beheerst(e) is in deze oorspronkelijk Franstalige novelle nooit ver weg, maar de verteller maant ook aan om vooruit te kijken, de toekomst tegemoet te treden. De val van de muur heeft volgens hem een einde gemaakt aan de verlammende vicieuze cirkel waarmee het verleden het heden en de toekomst volledig in zijn greep had. De tijd is opnieuw gaan lopen, een toekomst werd weer mogelijk. Om vooruit te gaan, blijft herinneren niettemin noodzakelijk - zo stelt de verteller -, maar het verleden mag het heden en de toekomst niet verstikken. Terugblikken op een verder verleden, op de tijd waarin Caspar David Friedrich zijn schilderijen maakte, een periode vóór de muur, vóór de oorlog, vóór het nazisme met zijn kwaadaardige uitwassen, biedt volgens de verteller mogelijk soelaas doordat zo duidelijk wordt ‘dat er niet één enkel verleden bestaat, maar dat er meerdere zijn’ (idem: 111). Ook dat andere, in dit geval verdere verleden maakt deel uit van een gedeelde geschiedenis, en kan helpen om los te breken uit het verlammende trauma van recentere herinneringen.
Elk hoofdstuk van deze novelle is vernoemd naar een schilderij van Caspar David Friedrich, dat telkens het aanknopingspunt vormt voor de gedachtegang van de verteller. Zo vervlecht hij de kunst en levensloop van de schilder met de geschiedenis van Duitsland, met zijn eigen persoonlijke levensverhaal en uiteindelijk zelfs met de condition humaine. Het is precies in de particulariteit van zijn eigen verhaal dat universele dimensies naar boven komen, ‘want ieder van u heeft zo'n verhaal, zo'n geheim’ (idem: 88). De oproep van de dichter-verteller om stil te staan bij onze plaats in de geschiedenis, bij de impact van onze daden op anderen, op onze directe leefwereld, maar ook daarbuiten en op langere termijn, blijkt op dit eigenste moment uitzonderlijk pertinent. De Nederlandse vertaling mag dan pas zeventien jaar na de originele verschijningsdatum het licht hebben gezien, ze bewijst het tijdloze en universele karakter van Wajsbrots novelle, die nog steeds niets van haar actualiteit heeft verloren en die nu ook rechtstreeks tot de Nederlandstalige lezer kan spreken.