| |
| |
| |
Jan Gielkens
Een Sagan op Hollandse klompen
Vertaling, hype en plagiaat in de jaren vijftig
Plagiaat in de letteren - het komt vaak genoeg voor, zo vaak zelfs dat er alleen al in Nederland een aantal boeken aan is gewijd (Grootaers 1954, Van Straten 1993a, Zaal 2009). Af en toe is een dergelijk geval van diefstal en fraude - want dat is plagiaat - ook grensoverschrijdend, namelijk wanneer het overschrijven van de ene taal in de andere gebeurt. Onlangs kwam op de Facebookpagina met de rare naam ‘Hetmooiste gedicht’ als ‘Daggedicht’ het versje ‘Spleen’ langs: ‘Ik zit mij voor het vensterglas / onnoemelijk te vervelen. / Ik wou dat ik twee hondjes was, / dan kon ik samen spelen.’ Als auteur is Michel van der Plas vermeld, maar in een begeleidende tekst bij de publicatie op Facebook staat ook dit: Van der Plas ‘vertaalde en bewerkte het laatste couplet van het gedicht “Ballade der grossen Müdigkeit” van Friedrich Torberg en nam het op in zijn bloemlezing “Ongerijmde rijmen” waarin hij er als grap de naam van zijn vriend Godfried Bomans onder zette. Die liet zich dat minzaam welgevallen zodat het gedicht heel lang aan Bomans werd toegeschreven’ (Van der Plas 2016). Dat het nog veel ingewikkelder is, werd in 2013 aangetoond (Snel 2013).
Nog zo'n geval, maar dan veel langer geleden. In 1843 stak de vermaarde dichter-dominee en vertaler J.J.L. ten Kate in het vrolijke satirische tijdschrift Braga de draak met zijn oudere collega Jacob van Lennep door middel van de bijdrage ‘Merkwaardig voorbeeld van litterarischen diefstal, door Robert Southey aan Mr. Jacob van Lennep gepleegd’. Het stuk van Ten Kate citeert het gedicht ‘Cataract of Lodore’ van de kort daarvoor overleden Engelse dichter Robert Southey en doet alsof Southey Van Lenneps ‘Hoe stroomt de Dussel door 't hol van Neander’ heeft overgeschreven. Maar het was andersom: Southey schreef zijn gedicht in 1820, Van Lennep het zijne in 1842. De bedoeling was Van Lenneps plagieer-, imitatie- dan wel navolglust aan de kaak te stellen. De geleerden zijn het er geloof ik over eens dat dit allemaal wel meeviel, en dat Ten Kate er ook wat van kon (Grootaers 1954, Van Straten 1993a, Mathijsen 2018).
Southey was overigens een paar keer in Nederland op bezoek bij Willem Bilderdijk, die hij in Engeland had leren kennen. Het had dus best gekund dat hij iets over de Nederlandse literatuur te weten was gekomen en zich aan vertalingen had gewaagd. Want zo werkt dat, die migratie van literatuur van de ene taal in de andere. Al is het natuurlijk wel een verschil of je teksten van anderen in je eigen taal omzet en zo het werk van die anderen publiek maakt, of dat je doet alsof je die teksten zelf geschreven hebt. De italianist en dichter Herman van den Bergh (1897-1967) deed dat laatste diverse keren, niet - voor zover bekend - met Italiaanse poëzie maar wel met Amerikaanse (Wallace Stevens, Stephen Crane) en Portugeestalige (Fernando Pessoa en Carlos Drummond de Andrade). August Willemsen noemde Van den Bergh een ‘literaire kleptomaan’ (Gielkens 2016).
Weer terug naar het heden: eind 2015 werd de Brit Allen Prowle ontmaskerd, die vertalingen door James Brockway en Willem Groenewegen
| |
| |
van enkele gedichten van Rutger Kopland bewerkte, ze als eigen vertaalwerk instuurde voor de Stephen Spender Prize 2015 voor poëzie in vertaling en prompt een prijs won. Het bedrog werd ontdekt, de bekroning werd teruggedraaid en Prowle retourneerde het prijzengeld. Bart F.M. Droog onthulde het allemaal en schreef erover, tweetalig, zodat het Engelstalige publiek ook op de hoogte was (Droog 2015).
| |
Waarom?
Bij alle vormen van plagiaat kun je je afvragen waarom iemand besluit geestelijk eigendom te ontvreemden. In elk geval vroeg ik me dat af bij het boek waarover ik het hier iets uitgebreider wil hebben. Het komt aan de orde in het genoemde plagiaatboek van Hans van Straten, maar dat ontdekte ik pas na verloop van tijd. Ik werd voor het eerst met het boek geconfronteerd zoals een lezer dat eind jaren vijftig van de vorige eeuw zou zijn overkomen. Bij het zien van het voorplat van een boek dat ik uit de overcomplete archiefbestanden van uitgeverij Bruna had gekocht snapte ik de titel niet: Als het morgen krieken. De titelpagina bracht de oplossing: de maker van het omslagontwerp, Dick Bruna, vond het afbrekingsstreepje tussen ‘morgen’ en ‘krieken’ blijkbaar esthetisch zo storend dat hij het wegliet. Als het morgenkrieken dus. De naam van de auteur, Mel d'Orval, zei mij niets, maar ik ben dan ook geen kenner van de Franse literatuur.
De spontane veronderstelling dat het hier om een vertaald boek van een Franse auteur ging werd meteen op losse schroeven gezet door het feit dat op de titelpagina en ook in het colofon de naam van een vertaler ontbrak. Maar dat was ook niet nodig, zo bleek, want Als het morgenkrieken wordt op de flaptekst aldus aangeprezen: ‘In deze, met opvallende gaafheid geschreven eersteling van een Nederlands auteur is een jong meisje, studente te Amsterdam aan het woord, dat binnen kort tijdsverloop in velerlei aspecten de liefde leert kennen.’ De auteur heeft ‘de gevoelsstadia van de hoofdfiguur op even sobere als doeltreffende wijze [...] genoteerd. Een debuut dat de aandacht verdient en verwachtingen wekt.’
Waarom had ik nog nooit van dit boek en van eventueel volgende van deze schrijver gehoord? Was ‘Mel d'Orval’ misschien het exotiserende pseudoniem van een auteur die later onder zijn eigen naam bekend zou worden? We kennen immers Patrizio Canaponi, die later zijn eigen naam A.F.Th. van der Heijden terugkreeg. De overkoepelende bibliotheekcatalogus Picarta gaf in elk geval het in Als het morgenkrieken ontbrekende jaar van verschijnen (1958) en ook de echte naam van de auteur: ‘Theod. Denessen’. En na niet al te veel digitaal zoekwerk zat ik in een uiterst interessant plagiaatgeval. Denessen blijkt de tweede roman van de Franse schrijfster Françoise Sagan, Un certain sourire uit 1956, te hebben gebruikt als blauwdruk voor zijn eigen boek. Het kwam hem op een proces te staan.
De kwestie trok, zo leren Google en Delpher ons, wereldwijde aandacht, niet alleen in Franse kranten maar ook bijvoorbeeld uitgebreid in het Duitse weekblad Der Spiegel en als gemengd bericht in een IJslandse krant. Françoise Sagan (1935-2004) was dan ook een internationale beroemdheid, die met haar debuut op negentienjarige leeftijd, Bonjour tristesse (1954), en vooral met de vrijmoedige inhoud van dat boek de aandacht had getrokken. De boeken en de persoon van Sagan werden een hype die wellicht vergelijkbaar is met die van Fifty Shades of Gray van E.L. James uit 2011. Net als Vijftig tinten grijs zorgde Sagan voor meelopers en naapers, en elk land had zijn eigen Sagan. In Nederland werd Nel Noordzij (1923-2003) een ‘Nederlandse Sagan’ genoemd vanwege haar roman Het kan me niet schelen uit 1955 (Mertens 1994), net als
| |
| |
Conny Sluysmans (1928-1987), die daarnaast vanwege haar afkomst ook de ‘Limburgse Sagan’ werd gedoopt (Van Straten 1958, Gorissen 2017). Ook Algerije had een eigen Sagan: Assia Djebar (1936-2015), wier Franstalige roman De dorst uit 1957 een jaar later bij Bruna verscheen in de vertaling van Margot Bakker (Schyns 2015). De ‘American challenge to Françoise Sagan’ was Pamela Moore (1937-1964), die op dezelfde leeftijd als Sagan in 1956 debuteerde met de roman Chocolates for Breakfast. Dat boek werd in 1957 voor Bruna vertaald door Wijmie Fijn van Draat als Chocolaadjes aan het ontbijt, maar veel wijst erop dat het nooit werd verspreid; de redenen daarvoor zijn voorlopig onbekend (Gielkens 2017).
Terug naar Mel d'Orval. In zijn plagiaatboek uit 1993 besteedt Hans van Straten ruim aandacht aan het plagiaat van Als het morgenkrieken, en dat is niet verwonderlijk: hij bracht de kwestie als journalist van Het Vrije Volk eind september 1958 naar buiten. Hij was door collega's op de redactie van de krant - ‘twee fanatieke lezeressen, buiten kantooruren’ - op de grote overeenkomsten gewezen tussen het net verschenen Als het morgenkrieken en de tweede roman van Françoise Sagan, Un certain sourire uit 1956, waarvan de Nederlandse vertaling van Hubert Lampo onder de titel Als een verre glimlach (in latere drukken Een verre glimlach) al vrij snel na het origineel, in augustus 1956, op de markt was gekomen. Bonjour tristesse was eveneens door Lampo vertaald, die titel was onveranderd gebleven.
Op 29 september 1958 onthulde Van Straten dus de kwestie, de kop van het artikel was ‘Françoise Sagan nageaapt in Nederlandse roman’ en het woord ‘plagiaat’ stond al in de eerste zin. Andere kranten volgden. Het is aan te nemen dat Sagans uitgever voor het Nederlandse taalgebied Manteau, de schrijfster en haar Franse uitgever Julliard waarschuwde, maar het duurde toch nog tot juli 1959 eer uitgeverij Bruna bij deurwaardersexploot werd gesommeerd met de verspreiding op te houden. Het kwam tot een proces, maar de zaak werd pas op 6 april 1961 voor de Utrechtse arrondissementsrechtbank behandeld. Het vonnis, uitgesproken op 24 mei 1961, was helder: er was sprake van plagiaat en de gedaagden, Bruna en Denessen, werden veroordeeld tot het betalen van duizend gulden wegens geleden schade aan Manteau (zij bezaten het vertaalrecht), ook ging duizend gulden naar Sagan wegens ‘onstoffelijke schade’, en de proceskosten van ruim duizend gulden waren voor de gedaagde partij. Het boek van D'Orval mocht niet meer worden verspreid, en de resterende exemplaren moesten naar de eisende partij. Na Chocolaadjes aan het ontbijt was Als het morgenkrieken de tweede mislukte poging van uitgeverij Bruna om te profiteren van de Saganhype. In beide gevallen zijn maar enkele exemplaren bewaard gebleven.
Denessen, zo blijkt uit Het Vrije Volk van 29 oktober 1959, had nog overwogen een tegenproces aan te spannen, want, zo luidde de niet geheel objectieve kop van het artikel: ‘Naäper van Sagan wil eerherstel’. De krant citeert uit een interview dat het Nieuw Limburgs Dagblad de ‘jongeman’ in zijn woonplaats Parijs had afgenomen. Denessen had volgens eigen zeggen ‘talrijke bewijsstukken’ in zijn bezit ‘die zullen aantonen dat hij niet schuldig kan zijn aan plagiaat’. Hij verklaarde Als het morgenkrieken geschreven te hebben ‘onder invloed van een zielstoestand, die ik op dit moment overwonnen heb. Dat betekent niet, dat ik mijn interpretatie van het behandelde onderwerp onzedelijk acht. Dit heb ik nooit gewild of beoogd. Maar het betekent wel, dat ik ditzelfde boek vandaag niet meer zou durven schrijven.’ Hij schermt ook met een door hem afgewezen ‘aanbod van een Franse uitgever om een vertaling van het boek te verzorgen’. De anonieme auteur van het Vrije Volk-artikel (Hans van Straten?) voegt daar gemeen aan
| |
| |
toe: ‘dit zou dus een terugvertaling worden’. Denessen claimde in het Nieuw Limburgs Dagblad overigens dat Sagan nog geen aanklacht had ingediend, maar kranten, bijvoorbeeld De Telegraaf op 3 september 1959, hadden al gemeld dat dat wel degelijk het geval was en dat uitgeverij Bruna Als het morgenkrieken op advies van haar advocaat ‘voorlopig’ uit de handel had genomen. Denessen voorzag het lot van zijn boek vermoedelijk al, want in het interview laat hij weten ‘dat hij de overgebleven 125 exemplaren van zijn boek bij de uitgever heeft opgekocht. “Ik wil niet, dat er nog ooit een exemplaar van dit boek wordt verkocht.”’ De advocaat van Françoise Sagan is, volgens Het Vrije Volk, op zoek naar het adres van de aangeklaagde schrijver: zijn adres ‘schijnt door de betrokkenen zorgvuldig geheim te worden gehouden. Blijft de man onvindbaar, dan zal er een dagvaarding worden uitgebracht tegen hem, “met onbekende verblijfplaats”’ (Het Vrije Volk 1959 resp. De Telegraaf 1959).
| |
Hollandse klompen
De rechtbank ging in haar vonnis helemaal mee in de redenering van de deskundige die de eisende partij had ingeschakeld: de schrijver, journalist en vertaler (van o.a. Georges Simenon) Pierre H. Dubois (1917-1999), cultuurredacteur bij het Haagse dagblad Het Vaderland (Kruithof 2000). In het archief van Dubois bevindt zich een klein dossier met onder andere twee schoolschriftjes waarin niet Dubois zelf, maar diens vrouw Simone Dubois-de Bruyn (met af en toe een bijdrage van Pierre), de overeenkomsten tussen de twee boeken naast elkaar noteerde. Wellicht was de grotere bekendheid van Pierre Dubois als kenner van de Franse en de Nederlandse literatuur er de reden van dat alleen hij als auteur van het rapport wordt vermeld; Simone Dubois-de Bruyn zou pas vanaf midden jaren zestig bredere bekendheid krijgen, als kenner van het werk van Isabelle de Charrière/ Belle van Zuylen, maar ook als vertaalster - van onder andere drie boeken van Françoise Sagan (Sagan 1970, 1972 resp. 1974).
Voor de rechtszaak tegen Denessen werden de schoolschriften uitgewerkt tot een getypt rapport van negen pagina's, dat zich ook in het dossier bevindt, evenals een kopie van het vonnis en een samenvatting van proces en vonnis, wellicht van Dubois - of diens vrouw. Het rapport is getiteld ‘Rapport van onderzoek, ingesteld naar de vraag betreffende de mate van oorspronkelijkheid van de roman “Als het morgenkrieken” door Mel d'Orval ten aanzien van “Un certain sourire” door Françoise Sagan’ en gedateerd op 21 juni 1959 (Dubois 1959).
De rechtbank was vermoedelijk al na twee bladzijden van het rapport overtuigd, want daar vat Dubois - zo zullen we het echtpaar kortheidshalve maar noemen - de inhoud van de twee boeken samen. Die van Un certain sourire ziet er zo uit: ‘Dominique, een jeugdig meisjesstudent in Parijs, wordt geplaagd door de verveling. Zij bezit een vriend, Bertrand, met wie zij een verhouding heeft, maar van wie zij toch niet genoeg houdt om werkelijk aan hem gehecht te zijn. Deze Bertrand neemt haar op een dag mee naar zijn oom Luc.’ Dominique en Luc raken op elkaar gesteld, ze maken samen een uitstapje naar Cannes. Dubois weer: ‘De escapade speelt zich afwisselend in bed, aan het strand of in een of andere bar af.’ Na de escapade ontstaan er thuis problemen, maar ‘Dominique hervindt haar rust op een ochtend, wanneer zij uit een naburige radio muziek hoort, “évoquant comme toujours l'aube, la mort, un certain sourire”’. In de vertaling van Lampo klinkt dat zo: ‘Het was een heerlijk andante van Mozart, dat voor mij, zoals steeds, als een verre glimlach het morgenkrieken en de dood opriep.’
| |
| |
Dan de samenvatting van het boek van D'Orval/ Denessen in de woorden van Dubois: ‘Denise, een jeugdig meisjesstudent in Amsterdam, wordt geplaagd door verveling, waardoor ze genoeg heeft van haar vrienden, speciaal van de aan haar gehechte Michael.’ Ze komt in aanraking met Lucien, die haar meeneemt naar zijn vader Jim. Denise en Jim raken op elkaar gesteld, ze maken samen een uitstapje naar Blankenberge. ‘De escapade speelt zich afwisselend in bed, aan het strand of in een of andere bar af.’ Na de escapade ontstaan er thuis problemen, maar ‘Denise hervindt het leven op een ochtend wanneer zij uit de radio een stuk cool jazz hoort: “Softly, as in a morning sunrise”,’ en dat klonk, zo citeert Dubois uit het boek, ‘als het krieken van de morgen na een lange nacht, als het aanstormen van nieuw leven na een dood seizoen.’
Het feit dat het toch minder gangbare woord ‘morgenkrieken’ in beide boeken voorkomt had menigeen vermoedelijk al kunnen overtuigen van het plagiaat, maar het rapport gaat nog een tijdje door. Na de opsomming van een aantal overeenkomsten wat verhaallijn, personages en opbouw betreft - beide boeken bestaan bijvoorbeeld uit drie delen - noemt Dubois ook voorbeelden van overeenkomsten in wat hij ‘persoonlijke inhoud’ noemt, zoals de sfeer van verveling en de erotische hunkering. Daarvan geeft hij weer drie pagina's voorbeelden, en de toon wordt steeds cynischer: ‘Dat beide paren onder de warme zon in een auto met neergeslagen kap naar zee rijden, is misschien een toevalligheid, maar wat te denken van het feit dat beiden, resp. in Cannes en in Blankenberge naar “un gigantesque hôtel”, “een groot en indrukwekkend hotel” gaan, waar ze beiden ongerust een grote hal in gaan, waar in beide gevallen de beide heren even met de man van de receptie moeten beraadslagen, terwijl beide dames zich inmiddels weinig op hun gemak voelen?’ De betreffende geparafraseerde passages uit de beide boeken zien er naast elkaar gezet zo uit (met Sagan in de vertaling van Hubert Lampo):
En langzaam gleden we door de avond, terwijl vlakbij het water tot lichtgrijs verbleekte. Te Cannes stopte hij op de Croisette voor een indrukwekkend hotel, waarvan de hall mij met afschuw vervulde. [...] Luc onderhandelde met een hooghartig heerschap achter een toonbank. (Als een verre glimlach, p. 99)
Toen wij eindelijk Blankenberge binnenreden viel de schemering in. Jim zette de wagen stil voor een groot en indrukwekkend hotel met een renaissance-gevel, waarvan de weelderig versierde top nog baadde in een laatste restje weemoedig zonlicht. Wij gingen de grote hall binnen, die met haar vele spiegels met geweld op mij aanstormde, waar hij mij een paar minuten achterliet om in de receptie een kamer te bespreken. Het ontging mij niet, dat de man van de receptie mij van achter de glazen wand gedurende een ogenblik monsterend opnam. (Als het morgenkrieken, p. 107)
Een ander voorbeeld van Dubois in citaten:
In de badkamer trok ik met trillende handen mijn pyama aan. Het was een pyama, die er nogal schoolmeisjesachtig uitzag, maar ik bezat geen andere. Toen ik de slaapkamer binnenkwam, lag Luc reeds in bed. [...] / ‘Trek toch die pyama uit, gek meisje, je gaat hem helemaal kreuken.’ [...] / Hij nam me in zijn armen en trok voorzichtig mijn pyama uit [...]. (Als een verre glimlach, p. 102)
In de badkamer borstelde ik mijn tanden en haren. Daarna bekeek ik mijzelf aandachtig in de grote spiegel. De nieuwe pyama, die ik mij
| |
| |
voor ik met Lucien op vakantie was gegaan veroorloofd had, bleek het eensklaps niet zo best meer te doen. Ik had volstrekt niets meer van een filmster, de gevallen engel, die ik mij zojuist nog gedroomd had te zijn. Ik was maar een heel gewoon meisje [...]. Met lood in de schoenen liep ik de kamer binnen, waar Jim reeds in bed bleek te liggen. [...] / Met een wanhopige gelatenheid, alsof ik mij te schikken had in een grote en onvermijdelijke ramp, ging ik naar mijn zijde van het grote bed. Jim sloeg het laken terug. Ik zag, dat hij niet eens een pyama aanhad. / ‘Ik zal je even helpen, mijn diertje’, zei hij, terwijl hij rechtop ging zitten en met onhandige vingers de knopen van mijn pyama begon los te maken. (Als het morgenkrieken, p. 110-111)
De conclusie op de voorlaatste van de negen pagina's van het rapport is ‘dat, ofschoon Als het morgenkrieken niet klakkeloos overgeschreven is in de zin van nagenoeg vertaald naar Un certain sourire van Françoise Sagan, er hier naar mijn mening als literair criticus zonder aarzeling moet worden gesproken van de ongeoorloofde toe-eigening van een vreemd werk, welke als plagiaat pleegt te worden aangeduid’.
De raadsman van Sagan en de haren, de Haagse advocaat mr. Arie Mout, had een paar jaar eerder, in 1952, Willem Frederik Hermans succesvol verdedigd bij diens godslasteringsproces naar aanleiding van de roman Ik heb altijd gelijk uit 1951 (Hermans 2008). Hij kon tijdens de behandeling van de zaak Denessen/Sagan met zo'n rapport bij de stukken met een gerust hart constateren dat Als het morgenkrieken een ‘Sagan op Hollandse klompen’ was. Denessen gaf toe dat er overeenkomsten waren, maar hield vol dat hij Un certain sourire niet kende toen hij het boek schreef. Zijn raadsman vond het niet onwaarschijnlijk dat Denessen zonder haar werk te hebben gelezen op dezelfde thema's was gekomen als Sagan, ook betoogde hij dat een schrijver niet geacht kon worden de hele wereldliteratuur te kennen. Maar het eerder genoemde afrondende oordeel van de rechtbank was helder: ‘Rechtdoende in naam der Koningin’ werd vastgesteld dat Als het morgenkrieken inbreuk maakte op het auteursrecht van de eisers. Bruna en Denessen gingen niet in beroep en ze betaalden de boetes en de kosten. In zijn necrologie van Mout noemde Pierre Dubois het proces later ‘practisch een novum’, omdat dit plagiaat niet plaatsvond ‘door het letterlijk overnemen van passages in vertaling, maar door een soort van mimetisme dat in de zin van inbreuk op het auteursrecht slechts zelden onder de aandacht van de rechtbank komt’ (Dubois 1982).
| |
Bekoring
In het artikel waarmee Hans van Straten deze plagiaatkwestie onthulde noemde hij ‘Mel d'Orval’ eerder een ‘beklagenswaardig dan een kwaadaardig geval. Hoe verschrikkelijk naïef moet hij wel zijn te menen, dat wij hem niet ogenblikkelijk door zouden hebben! Maar dat is het noodlot van de plagiaris: hij kiest altijd boeken uit, die iedereen kent. Zou hij wat origineler zijn, hij ware geen plagiaris.’ De ‘boeken die iedereen kent’ zijn in dit geval die van Françoise Sagan, die voor een al enkele jaren durende hype had gezorgd, want, aldus Van Straten, van haar gaat ‘een bekoring uit, waaraan sommige jongeren zich niet kunnen onttrekken’, te weten de ‘sfeer van vrije erotiek’ in de boeken en het succes en de rijkdom van de schrijfster. Van Straten noemt Conny Sluysmans als voorbeeld, maar die had volgens hem tenminste door middel van eigen verhalen en romans met de sfeer en de thematiek van Sagan voor opschudding gezorgd, en dat geldt ook voor de hierboven genoemde Sagan-navolgers in de diverse landen.
| |
| |
Theodor Denessen schreef, zij het niet letterlijk, een Frans boek in het Nederlands over, en dat kunnen we, als we in ruime termen over vertalen denken, een vertaling noemen. In elk geval verdient deze plagiaatkwestie een plaats in het grotere verhaal van de Nederlandse en internationale receptie van het werk van Françoise Sagan. Voor Denessen was Als het morgenkrieken het einde van een wellicht gedroomde carrière, want ik heb verder geen literaire sporen van hem kunnen vinden. Wel had hij volgens het eerder in Het Vrije Volk geciteerde interview ‘een nieuwe roman geschreven, maar voor hij die naar een uitgever stuurt, wil hij de nieuwe roman van Francoise Sagan, Aimez-vous Brahms? uitvoerig bestuderen. “Je kunt nooit weten”’. Als Denessens bedrog niet was ontdekt, was hij wellicht een tweede Limburgse Sagan geworden, want hij was afkomstig uit Tegelen in het noorden van de provincie. En hij had ook roem kunnen vergaren als mannelijke Sagan, als hij zich niet had vermomd als een Sagan op Hollandse klompen.
| |
Geraadpleegde bronnen
Droog, Bart F.M. 2015. ‘Kopland-vertalingen geplagieerd en bekroond. Plagiator geeft bedrog toe en trekt “vertalingen” terug’, op: www.bartfmdroog.com/droog/kopland.html. |
Dubois. 1959. ‘Rapport van onderzoek, ingesteld naar de vraag betreffende de mate van oorspronkelijkheid van de roman “Als het morgenkrieken” door Mel d'Orval ten aanzien van “Un certain sourire” door Françoise Sagan’, archief-Pierre H. Dubois, Literatuurmuseum, Den Haag. |
Dubois, Pierre H. 1982. ‘Arie Mout. 's-Gravenhage 17 september 1900-'s-Gravenhage 14 september 1978’, in: Jaarboek van de Maatschappij der Nederlandse Letterkunde te Leiden, 1980-1981. Leiden: Brill (ook op www.dbnl.org/tekst/_jaa003198101_01/_jaa003198101_01_0023.php). |
Gielkens, Jan. 2016. ‘“Wat loopt er toch al zoo rond in de litteraire wereld!”’, op: www.textualscholarship.nl, 2011, opnieuw op: http://jangielkens.blogspot.nl/2016/07/watloopt-er-toch-al-zoo-rond-in-de.html. |
Gielkens, Jan. 2017. ‘Waar zijn de chocolaadjes gebleven?’, op: www.tijdschrift-filter.nl/webfilter/vrijdag-vertaal-dag/2017/week-15-jan-gielkens.aspx. |
Gorissen, Adri. 2017. ‘Sluysmans, Constance José (1928-1978)’, in: Digitaal Vrouwenlexicon van Nederland (http://resources.huygens.knaw.nl/vrouwenlexicon/lemmata/data/Sluysmans). |
Grootaers, Jan. 1954. Maskerade der muze. Vervalsing, namaak en letterdiefstal in eigen en vreemde letterkunde. Amsterdam: G.J. Ruys Uitgeversmaatschappij. |
Hermans, Willem Frederik. 2008. Volledige werken 2. Romans. Ik heb altijd gelijk. De God Denkbaar Denkbaar de God. Drie melodrama's. Amsterdam: De Bezige Bij/Van Oorschot. |
Kruithof, Jacques. 2000. ‘Pierre Hubert Dubois. Amsterdam 2 juli 1917-'s-Gravenhage 24 maart 1999’, in: Jaarboek van de Maatschappij der Nederlandse Letterkunde te Leiden, 1998-1999. Leiden: Maatschappij der Nederlandse Letterkunde. |
Mathijsen, Marita. 2018. Jacob van Lennep. Een bezielde schavuit. Amsterdam: Balans. |
Mertens, Anthony. 1994. ‘“Aardig bijwerk”. Over de verhalen in 1954’, in: Erna Staal & Murk Salverda (eds.), 1954. Een literaire doorsnee. Amsterdam/Den Haag: Querido/Nederlands Letterkundig Museum en Documentatiecentrum (ook op: www.dbnl.org/tekst/salv007195401_01/salv007195401_01_0008.php). |
D'Orval, Mel. 1958. Als het morgenkrieken. Utrecht: A.W. Bruna & Zoon. |
Plas, Michel van der. 2016. ‘Spleen’, op: www.facebook.com/notes/hetmooiste-gedicht/daggedicht-michel-van-der-plas-1927-2013-spleen/608301182710379. |
Sagan, Françoise. 1956. Als een verre glimlach. Vertaald door Hubert Lampo. Brussel: A. Manteau. |
Sagan, Françoise. 1970. Een beetje zon in het koude water. Vertaald door Simone Dubois. Brussel/Den Haag: Manteau. |
Sagan, Françoise. 1972. Blauwe plekken op de ziel. Vertaald door Simone Dubois. Amsterdam/Brussel: Elsevier. |
Sagan, Françoise. 1974. Een verloren profiel. Vertaald door Simone Dubois. Amsterdam/Brussel: Elsevier. |
Schyns, Désirée. 2015. ‘Bij de dood van de Algerijnse schrijfster Assia Djebar (1936-2015)’, op: www.tijdschrift-filter.nl/webfilter/vrijdag-vertaaldag/2015/week-10-desiree-schyns.aspx. |
Snel, Jan Dirk. 2013. ‘Twee hondjes - Over een rijmpje van Michel van der Plas’, op: https://jandirksnel.word-press.com/2013/07/23/twee-hondjes-over-een-rijmpje-van-michel-van-der-plas/. |
Straten, Hans van. 1958. ‘Françoise Sagan nageaapt in Nederlandse roman’, Het Vrije Volk, 29 september. |
Straten, Hans van. 1993. Opmars der plagiatoren. Handleiding voor de praktijk. Amsterdam: Bas Lubberhuizen. |
De Telegraaf. 1959. Anoniem, ‘Sagan klaagt Ned. Schrijver aan’, De Telegraaf, 3 september. |
Het Vrije Volk. 1959. Anoniem, ‘Naäper van Sagan wil eerherstel’, Het Vrije Volk, 29 oktober. |
Zaal, Wim. 2009. Valsheid in geschriften. Literaire vervalsingen en mystificaties. Soesterberg: Aspekt. |
|
|