Barber van de Pol
Vertalen als levensstijl
Op een maandagmorgen begin april, tijdens een min of meer interactief gastcollege in Leiden, kwam die vraag: ‘Hoe bedoelt u dat vertalen voor u een levensstijl is? Hoe zien uw dagen eruit als u bezig bent met vertalen?’
‘Pardoes’: gebruiken we dat woord nog? Of de uitdrukking ‘een borende vraag’?
De studenten hadden Cervantes & co gelezen en een van hen had die bewering, dat vertalen mijn levensstijl zou zijn, in het boek zien staan. Dan zal ze er wel iets mee bedoelen, moet de logische gedachte zijn geweest, maar wat precies? Laat haar dat maar eens even uitleggen, kunnen we lachen. Nee, dat laatste dacht de vragenstelster denk ik niet; ze keek nieuwsgierig uit haar ogen, ze wou het gewoon weten. Wat préttig kan een werkgroep evengoed zijn, zeker met de gegarandeerde support van een docent als Wim van Anrooij.
‘Goede vraag,’ zei ik routineus, maar ik was van m'n stuk, of liever: bevreemd. Wat werd me daar toch in de schoenen geschoven? ‘Bezig zijn met’ is om te beginnen een uitdrukking die ik nooit gebruik in die zin, ik herinner me hoe die manier van zeggen mode werd en de frequentie me deed huiveren. En dan: zo geïsoleerd klonk de teruggekaatste opmerking alsof ik m'n ziel en zaligheid voor de poort van Petrus moest verdedigen, een kwestie van nu of nooit, hemel of hel.
Het is altijd confronterend wanneer iemand je met een typering, meestal in de vorm van één krachtdadig adjectief, en dat meestal voorafgegaan door de afstandelijke nuancering ‘zo’ - ‘je bent zo hoofs / koppig / ingewikkeld’ - in je diepste wezen probeert te treffen, maar dit was anders. Tot wat me werd voorgehouden had ik zo te horen zelf aanleiding gegeven, ik was er om de een of andere reden ooit over begonnen, op papier dan, omkleed met context, al had mijn geheugen die maandagmorgen zo gauw niks paraat. Toch kwam het me vertrouwd voor en ja, daar glommen al de contouren op van het onmiskenbare reageerbeest dat ik was en ben. Daar moest ik het zoeken. Daarover had ik bij het uitluiden van het tijdschrift Raster ook al eens een lezing gehouden (opgenomen in Filter 17:4), die ik opdroeg aan Jacq Vogelaar, de drijvende kracht, toen nog onder de levenden.
Toe juf, vertel ons over uw beroepsmatige constante, we willen van u leren. Hier lag een verzoek om een praktisch lesje functioneren, en dat was legitiem. Noem ik zelf niet graag als derde thema in de literatuur naast dat van dood en leven de vraag hóé te leven? Een moderne vraag, eentje die wijst op overbewustzijn en te veel vrije tijd, het lijkt wel een linkse hobby, ja, maar toch. Hoe zien of zagen uw dagen eruit, waar bent u of was u zo onverdroten mee bezig, juf, en was het wat, achteraf? Eigenlijk was het een vraag die ik mezelf eindelijk eens moest stellen. Dus zat ik bij wijze van spreken daar in het lokaal tussen de anderen en keek afwachtend naar mezelf. Hé jij, hoezo is vertalen je way of life? Aan jou het podium, poets op dat imago.
Legitiem of niet, essentieel of luxe, de vraag veroorzaakte kortsluiting in m'n hoofd en ik