Vincent Hunink
Groot groter grootst
Als vertaler schuwt Piet Schrijvers (1939) het grote gebaar niet. Vaak kiest hij voor de hoogst gewaardeerde Romeinse schrijvers uit de klassieke oudheid: Lucretius, Vergilius, Horatius. Of minstens voor auteurs die zichzelf in dat rijtje plaatsten, zoals de ambitieuze dichter Lucanus. De vertalingen die Schrijvers van zulke beroemdheden publiceert zijn vervolgens ook letterlijk groot. De complete Horatius, de gehele Aeneïs van Vergilius, de volle zes boeken Lucretius, tweetalig en in fors bemeten, monumentale uitgaven van de Historische Uitgeverij. Te zwaar om in handen te houden, de lezer moet ervoor plaatsnemen aan een tafel of bureau.
Inhoudelijk en stilistisch behoren Schrijvers' vertalingen tot de top. Over de academische onderbouwing en omlijsting van zijn teksten hoeft niemand zorgen te hebben (Schrijvers is emeritus hoogleraar Latijn). Zijn Nederlands is veelzijdig, flexibel, fijnzinnig, en verraadt een duidelijk talent voor poëzie. Niet voor niets vertaalt Schrijvers bij voorkeur dichters. En niet voor niets kreeg hij voor zijn werk zowel de kleine maar fijne Oikos Publieksprijs (2007) als de prestigieuze Martinus Nijhoffprijs (2011).
Ook na dat prijzengeweld is Schrijvers gewoon blijven vertalen. De allergrootste Romeinse dichters waren weliswaar gedaan, ofwel door hemzelf, ofwel, zoals in het geval van Ovidius en zijn vermaarde Metamorfosen, door anderen, maar er bleken toch nog lacunes. Een van de meest markante daarvan was wel het werk van Seneca (ca. 4 v.Chr.-65 n.Chr.)
Niet Seneca's filosofische proza, waarvan intussen het meeste is vertaald en ook telkens opnieuw aandacht krijgt, maar zijn tragedies. Een tiental tragedies in dichtvorm staat op Seneca's naam. Donkere, woeste stukken, waarin juist de gruwelijkste Griekse mythen (Medea, Thyestes) in alle details worden uitgewerkt. Broeder- en kindermoord, incest, verzengende jaloezie of gekrenktheid, kannibalisme: het kan niet extreem, niet heftig, niet morbide genoeg. Groot, groter, grootst. En in die grootheid doemen vervolgens peilloze afgronden op. Seneca's tragedies tonen, lijkt het, een volkomen tegendeel van zijn streng rationele wijsgerige proza. Namelijk sterk uitvergrote excessen van menselijke emoties. Ter lering ende vermaak, of in ieder geval als waarschuwend voorbeeld, nemen we maar aan. Vermoedelijk is Seneca's oeuvre toch echt één samenhangend geheel, al hebben veel lezers moeite met dat idee doordat die tragedies zo mateloos en, let's be honest, tamelijk ongenietbaar zijn.
Ook als Senecavertaler kiest Schrijvers niet voor half werk. Groot moet het worden! De complete tien tragedies, tweetalig en met ruimhartige inleidingen en toelichtingen. In drie losse delen, dat dan wel. En dit maal ook in een hanteerbaar boekformaat en met eenvoudige kaften, zodat lectuur in de trein of op het strand een optie wordt. In 2013 verscheen het eerste deel, met de ‘vrouwentragedies’ Medea, Phaedra en Trojaanse vrouwen, gevolgd in 2015 door een tweede deel met de ‘mannentragedies’ Thyestes, Agamemnon, Oedipus, en Hercules. Deel drie met de rest houden we nog tegoed.