te worden, het laatste wat ik wil zijn en al helemaal niet in de geest van Cervantes' speelse denktrant. Ik weerde het Romaans uit mijn Nederlands als het er niet al voor Napoleon in zat, u begrijpt waarom hoop ik, anders wordt het zo'n verhaal. Tot mijn gezond verstand en de schrijver in me mij met vereende krachten terugfloten en zeiden ‘ben jij gek geworden’ en ik verder kon in mijn rol als postiljon tussen toen en nu, hem en mij. Vertalen is weten wat je niet weet en dat vervolgens uitzoeken, de juiste boeken en juiste adviseurs raadplegen, dat leert een universitaire studie je wel, en verder is het een kwestie van goochelend herscheppen tot er iets nieuws hetzelfde staat. Leve de argeloosheid uiteindelijk, echt.
De grootste stommiteit in de vertaalkritiek is fouten zoeken. Let wel: zóéken, fouten kom je altijd tegen als je wilt. In het verlengde daarvan ligt in feite het zoeken naar vondsten, al doe ik er hierboven voor de gelegenheid aan mee. Op de Vertaaldagen van 2008 heb ik bijvoorbeeld ook al eens over dat fenomeen gesproken en erop gewezen dat iedere vertaling één en al vondst is, op allerlei niveaus, en dat het isoleren van een vondst aan dat gegeven afbreuk doet. In dezelfde trant kun je ook volhouden dat een vertaling één en al fout is, want vertalen = verraden, we weten het, het is gewoon zo, talen verschillen.
Maar dit blijft theoretische praat zonder voorbeelden, dus kom je onder inwendig gemor toch tot het noemen van een zogenaamde vondst, en dat was ook bij die gelegenheid in Utrecht mijn gewiekste oplossing voor ‘quiero’ in de gevleugelde beginzin van Don Quichot en misschien noemde ik in één moeite door ook nog die ‘hond in de pot’ in plaats van spek met eieren, ik ga dat niet nalezen, het doet er niet toe, het heeft al te veel gewicht, hopelijk kunt u erom lachen. De meeste gevallen van hoe je wikt en weegt bij het vinden wat je goeddunkt vergeet je met de tijd genadig. Stel je voor dat ons hoofd vol zat met de restanten van al onze werkprocessen, dan kunnen we meteen het gesticht in. Maar een paar gevallen onthoud je, bijvoorbeeld omdat je er nauwkeurig verslag van hebt gedaan, zoals ik heb gedaan over die twee boeiende twistpunten uit het begin van Don Quichot.
Was het noodslacht, zoals de negentiende-eeuwse C.L. Schuller tot Peursum vertaalde? Waren het rode ingewanden of bonen met tomatensaus wat de Don op zaterdag at? Ik heb er de koks in La Mancha weken over aan de kop gezeurd, ook op dat wat malle Don Quichot-diner in Alcalá de Henares, waar niet eens voorzien was in de eikels die de Don bij voorkeur at, zie Cervantes & co, of gelooft u me op mijn blauwe ogen. Een beetje vertrouwen is de basis van plezier in elkaar. Je moet er niet aan denken dat een gewichtig doende wetenschapper zo'n feestelijk boek met z'n spek & eieren-stelligheden zou aanpakken. Ja, en hou er nu maar over op.
Ach die fouten, ach die vondsten. Ach die muggen die olifanten worden terwijl het niet eens muggen zijn. Ach dat gesteggel over de hoofden van de lezers heen. Ach de droge kloten van de foutenzoekers, let wel zóékers. Iedereen maakt kleine, grotere, malle, slordige, grappige of verbazende fouten en het siert ons. Het mag verbazend heten dat er medeschepselen rondlopen die daarvan opkijken en wie weet blaken van aha-gevoel. Maar genoemde voorbeelden zijn dus geen fouten en misschien ook geen vondsten, maar gewoon het resultaat van wikken, wegen, enz.
Aangezien ik geen gekooide deskundige wil zijn, hoogstens een ervaringsdeskundige uit liefde voor een bepaalde auteur voor wie geen moeite je te veel is, mag ik van een enkeling wellicht niets vertalen, ik heb immers geen wetenschappelijk brevet, vier jaar vertaalcollege geven kan