Antoine Berman
Hervertaling als ruimte van de vertaling
(Uit het Frans vertaald door Henri Bloemen en Winibert Segers)
‘Hervertaling als ruimte van de vertaling’ is het thema van deze bijdrage. De ruimte is de vervullingsruimte. Vertaling wordt wezenlijk gekenmerkt door het onvervulde. Enkel hervertalingen kunnen af en toe het vervulde bereiken.
Waarom wordt een hervertaling gemaakt? Het antwoord op die vraag is gewoonlijk vrij mysterieus: Originelen blijven eeuwig jong (het belang van de originelen, hun culturele nabijheid of afstand spelen geen rol). Vertalingen ‘verouderen’. Ze stemmen overeen met een gegeven toestand van de taal, literatuur, cultuur en vaak niet meer met de volgende toestand. Dan moet er worden hervertaald, want de bestaande vertaling brengt niets meer aan het licht en deelt niet meer mee. We kunnen het ook heel anders bekijken: geen enkele vertaling is ‘de’ vertaling. De mogelijkheid en de noodzaak van de hervertaling zitten dus in de structuur van het vertalen zelf. Elke vertaling die na een eerste vertaling wordt gemaakt, is een hervertaling.
Hervertalen is nodig omdat vertalingen verouderen en omdat geen enkele vertaling dé vertaling is. Vertalen is onderworpen aan de tijd. Vertalen heeft een eigen tijdelijkheid, die van het verval en van de onvoltooidheid.
Die opmerkingen zijn juist. Maar de zaken zijn niet zo eenvoudig: Waarom veroudert een vertaling? Waarom geeft een origineel aanleiding tot verschillende vertalingen? De redenen die worden aangehaald, brengen niet echt duidelijkheid. Originelen kunnen niet verouderen en sterven. Daar is geen uitzondering op. Vertalingen verouderen en sterven. Maar daarop zijn wel belangrijke uitzonderingen. Er zijn vertalingen die blijven voortbestaan en die langer de glans behouden dan originelen. Die vertalingen kunnen we ‘grote vertalingen’ noemen.
De Vulgaat van Hiëronymus, de Bijbel van Luther, de Authorized Version zijn grote vertalingen. Maar ook Amyots Plutarchus, Gallands Mille et Une Nuits, Schlegels Shakespeare, Hölderlins Antigone, Tiecks Don Quixote, Miltons Paradis perdu door Chateaubriand, Poe door Baudelaire, Baudelaire door Stefan George. Dat zijn grote vertalingen. Het lijstje is uiteraard niet exhaustief. Die vertalingen verouderen niet. Zelfs als het aantal lezers van de Vulgaat beperkt is, blijft die vertaling, zoals Valery Larbaud, Julien Green en Meschonnic het elk op hun manier hebben gezegd, een weergaloze vertaling. Zelfs als de Bijbel van Luther soms moet worden ‘gemoderniseerd’, blijft die vertaling weergaloos. Zelfs als Plutarchus ons niet meer boeit, blijft Amyots vertaling een levende vertaling.
Die vertalingen verouderen niet. Hebben ze iets gemeenschappelijks? Waarom zijn die vertalingen ‘grote’ vertalingen? Kan de categorie ‘grote vertaling’ concreet worden ingevuld?
Zeker.
Een ‘grote vertaling’ heeft de volgende kenmerken:
- | Ze is in de eerste plaats een gebeurtenis in de doeltaal. |