op te vangen met burenhulp. Wat kun jij betekenen, was onlangs de vraag. Het zal wel neerkomen op het voortduwen van de buurman in z'n rolstoel, en dat wil ik best een uurtje in de week doen, maar het clubjesgevoel vlamt op: is er al een leesclub, een kaartclub, een schrijfclub, een koor misschien, een blaadje? Een buurthoer zal wel te ver gaan.
Gelukkig ben je niet altijd de aanzwengelaar, anders werd je doodmoe van jezelf. Op gezette tijden komt die vraag: ‘Zeg, heb je zin om met mij/ons...?’ Ik betreur nog altijd het verdwijnen van dat poëzie-close-readclubje, waar het eerbiedig en toch levendig toeging. Was er animositeit? Gaf die ene verhuizing de stad uit de genadeklap?
Voor een debatingclub heb ik gepast. Je moet er naar mijn smaak te veel je mond houden. Dat lukt me niet. Maar andere keren? H. richtte een vriendenkoor op en ik zei ja - daar had je de zingclub, die tien jaar heeft bestaan: tien jaar zingplezier. En zo gaat het door, zelfs in toenemende mate. Als je ouder wordt, heb je meestal ook meer tijd; de kinderen zijn de deur uit, de disco hoeft niet meer. Vriend J. wil voortaan iedere maand een keer met me denktanken: de boomclub i.o.
Acht jaar geleden, kort na de verschijning van mijn brievenboek Lieve Erasmus, verkeren met een denker (ook als e-book verschenen, uitgeverij Fosfor), werd me gevraagd toe te treden tot de (zijn er meer?) Erasmusclub, een paar decennia geleden opgericht door een paar flamboyante erasmianen. In de huidige constellatie is Hans Trapman beroepshalve onze topdeskundige: hij bezorgt Erasmus' Verzamelde werken voor het Huygens Instituut. Hij was het ook die bij Lieve Erasmus meelas en me aan de ene kant voor flaters behoedde en aan de andere kant bemoedigde met zijn enthousiasme.
Let wel, het gaat hier om een vertaalclub, mijn eerste en enige tot nu toe en het voelde al meteen prima. Prompt gonsde het in mijn omgeving van de plannen om een Herodotus-lees&vertaalclubje te beginnen, of een Homerus-lees&vertaalclubje. Als ze me daarvoor hadden gevraagd, had ik nee gezegd. Het Grieks is weggezakt. Hing het in de lucht of heb je soortgelijke bondjes al langer in een redelijk groot aantal? Zodra je ergens op let, blijkt het te bestaan.
Tot nu toe klinkt het allemaal erg gymnasiumalfa, en dat is het ook, maar het hoeft niet per se. Het heeft iets magisch' om het stof van een tekst in het Oudgrieks of Latijn of Hebreeuws of Aramees te blazen, maar de filologie kan overal toeslaan. Een levende taal ligt meer voor de hand en heeft zo z'n voordelen. Daarin verschijnt nog steeds van alles waar je misschien uit acute liefde, gedreven door gezonde pionierslust, met je handen en hoofd aan wilt zitten. Wie vertaalt, leest intenser dan op enige andere manier. Hij kruipt in andermans huid; hij komt in de oorsprong van diens werk. Samen vertalen kan de close-readfactor tot in de zoveelste macht verheffen. Spreekt vanzelf dat een gedicht het geschiktst is voor zoiets, maar dan haal je je meteen het allermoeilijkste op de hals, al geeft een zekere vormgebondenheid gratis en voor niks tenminste een duidelijk kader.
Het (nu ook mijn) Erasmusclubje, dat in Leiden bijeenkomt, vertaalt uiteraard Erasmus, uit het Latijn dus, want dat is de taal waarin onze meesterdenker conform de gewoonte van zijn tijd schreef. Het is al met al een geleerd gezelschap, het onze, maar dat verbergen we hoffelijk voor elkaar, tot mijn geluk, want zo steek ik minder af. Ik ken het gedachtegoed van Erasmus redelijk, ik heb me niet voor niets een paar jaar in hem verdiept, maar als het om de nuances gaat ben ik een amateur, en dan dat Latijn! Geeft niet,