Vicky Francken
Het gestolen hart van het gedicht
Intertekstualiteit als vertaalprobleem
Intertekstualiteit kun je beschouwen als een wezenskenmerk van het verschijnsel literatuur en als een specifiek literair procedé. Elke tekst neemt immers zijn plaats in in een onmetelijk netwerk van andere teksten en ontleent aan deze relatie (een deel) van zijn betekenis. In de woorden van Julia Kristeva: ‘Elke tekst is opgebouwd uit een mozaïek van citaten, elke tekst houdt absorptie en transformatie van een andere tekst in. Het begrip intersubjectiviteit [het feit dat taal door verschillende mensen wordt gedeeld en dat begrip daarom altijd gradueel is; vf] maakt plaats voor het concept van de intertekstualiteit - en de poëtische taal laat zich, op zijn minst, als een dubbele taal lezen’ (1967: 440-441; vertaling vf).
Intertekstualiteit als literair procedé toont zich in de verschillende vormen waarin intertekstualiteit zich kan manifesteren, zoals allusie, pastiche, parodie, citaat en plagiaat (zie Brillenburg Wurth & Rigney 2006: 100, 407 en Claes 2011). Daarnaast kan een intertekstuele verwijzing, of die nu inhoudelijk van aard en/of op de vorm gericht is, een specifieke functie hebben voor (een gedeelte van) een tekst.
Welke verbanden er worden gelegd, wordt niet alleen door de schrijver bepaald, maar vooral door de lezer. Dit maakt intertekstualiteit tot een relatief subjectief verschijnsel, wat niet wil zeggen een vrijblijvend verschijnsel. Al helemaal niet voor de vertaler, immers: ‘Intertextuality is central to the production and reception of translations’ (Venuti 2009: 157).
Hoe gaan we in een vertaling om met intertekstualiteit? Vertaling is bij uitstek een intertekstueel genre, omdat vertalingen niet alleen de stijl en inhoud van de brontekst weergeven of ‘nabootsen’, maar ook een commentaar op en een interpretatie van of substituut voor de brontekst zijn. In dit artikel wil ik graag ingaan op de betekenis van intertekstualiteit en het belang daarvan voor vertalen en de vertaling. Voor de vertaler is het herkennen van de intertekstuele relatie misschien het eerste probleem, maar de keuze om deze al dan niet weer te geven het tweede en de uiteindelijke vraag hoe het derde en moeilijkste probleem.
Het is praktisch onmogelijk om alle intertekstuele elementen uit een andere tekst en taal in een nieuwe tekst mee te nemen (Venuti 2009: 157). Het lastige is namelijk dat er voor de vertaling meerdere intertekstuele relaties van belang zijn: allereerst de intertekstualiteit waarvan sprake is in de brontekst, doordat deze naar andere teksten buiten zichzelf verwijst, vervolgens de intertekstualiteit van de bron- en doeltekst, waarbij we streven naar een zekere equivalentie tussen deze twee, en ten slotte de intertekstuele relaties die de doeltekst met andere teksten aangaat (ibidem: 158). Vaak zoeken we daarom naar analoge oplossingen, die echter totaal andere uitkomsten tot gevolg kunnen hebben. Omdat vertaling de brontekst in een doelcultuur vertaalt, is het volgens Venuti een ‘decontextualizerend’ proces (159). Zowel de intratekstuele, intertekstuele of interdiscursieve als de receptieve context (of intertekst) gaan ‘verloren’. Er is immers sprake van andere linguïstische, literaire en culturele tradities, structuren, thematiek.