zaal met het kolossale schilderij betreden, wordt in De Elf mild spottend ‘het verklarende voorvertrek’ genoemd. Je kunt de blogreeks ook als een geleid bezoek aan de werkkamer van de vertaler opvatten, waarbij je onder meer te weten komt waarom de opdracht aan de citoyen schilder in het Nederlands beter een andere verbale modus krijgt dan in het Frans.
Ik doe er nog een michonesk voorbeeldje bij. (Michon heeft iets met weelderige rokken.) Het komt uit het eerste deel van het boek, wanneer alles nog op Ancien Régime wijst, in ‘de tijd van het zoete leven’. Corentin is nog een kind en de moeder en grootmoeder worden opgevoerd met grote, heldere rokken. Van de ‘twee bangelijke harten’ die tot zijn ‘beschikking’ stonden, zal het blonde jongetje later, als hij een oude krokodil geworden is, zeggen: ‘Ze hebben me dodelijk liefgehad, maar ik heb ze met gelijke munt betaald.’ Er wordt in de tekst een mooie, doorgetrokken rokkenmetafoor opgehangen over wat er kan gebeuren als zo'n jongetje onder de rokken van zijn bezorgde moeder vandaan probeert te komen. In een eerdere passage gaat het over onze gehechtheid aan zoete dromen.
Bij de eerste klaroenstoot melden ze zich, onze dromen, ze kennen de weg. Ze komen aanhollen als kuikentjes die schuilen onder moeders vleugels.
‘Comme des poussins sous leur mère’ staat er in het Frans. Met één vertrouwde Nederlandse zegswijze maakt de vertaler het tekstweefsel nog steviger.
In het tweede, donkere deel van De Elf draait alles rond toneel. In die ‘periode van theatraal crescendo’ ís ook alles toneel. Zie het decor en de scène waar Corentin de doortrapte opdracht krijgt. En die waar hij afscheid neemt van zijn vroegere vriend Collot, de bedenker van het politieke schilderij. Je gaat als lezer helemaal op in die schitterende scènes. Dat doet ook de verteller, die zijn stem hier daadwerkelijk aan de opdrachtgevers en de vriend leent. Wie graag de stem van Michon, de ware incarnatie van de verteller wil horen, vindt op het net een mooie opname van een fragment, met de steeds terugkerende namen van de elf commissarissen: ‘Billaud, Carnot, Prieur, Prieur, Couthon, Robespierre, Collot, Barère, Lindet, Saint-Just, Saint-André’. (Er staat een link bij uitgeverij Verdier, onder ‘Lectures’.)
U hebt intussen gemerkt dat ik De Elf in het Nederlands heb gelezen, wat ik bij mijn eerste Michon niet eens overwoog. Mijn kennis van het Frans was toch uitstekend! Vie de Joseph Roulin kreeg bovendien eerst een krakkemikkige vertaling. Zes jaar later maakte Rokus Hofstede, tegelijk met Meesters en knechten, een nieuwe vertaling van het verhaal over Van Goghs postbode. Sindsdien is hij Michons vaste vertrouwensvertaler en kunnen wij ons met een gerust hart op zijn vertaling verlaten voor een ‘moeilijk’ boek als De Elf.
U wilt argumenten voor dat vertrouwen? Ten behoeve van Filters Vertaaljaar heb ik ruime passages met het Frans vergeleken. Wat volgt is een kleine greep uit het onuitputtelijke aanbod van voorbeelden. Het eerste komt uit de voorgeschiedenis van Corentin.
Het kind was mooi als de dag, zo zei men dat in die dagen, met haar albasten huid, haar kersrode wangen, haar regenboogogen, haar gouden haar, haar leliën en rozen - leest u de teksten uit de tijd maar, ze klinken allemaal zo.
Het kind wordt later de moeder, die in 1730 de maker van De Elf baart. Ik sloeg er het WNT op na: ‘De altydduurende frischheid van de lelien en roozen, die op haare kaaken praalden’, 1758,