drieëndertig dienstjaren in de eens vrolijke wereld van talen, literatuur en vertalen zie ik mijn bestaan met de dag onzekerder worden. Maar als ik om me heen kijk vind ik eigenlijk dat ik niet moet zeuren, want veel anderen uit dezelfde takken van sport zijn er slechter aan toe. Zo'n toekomst kan je je kind niet toewensen. Ook je generatiegenoten en jongere collega's trouwens niet.
Dochter wil me van haar riante specialistensalaris wel onderhouden wanneer pensioen en werkinkomsten t.z.t. tekortschieten. Kan ik me aan mijn taal-, literatuur- en vertaalhobbies blijven wijden en blijven doen waar ik plezier in heb maar wat maatschappelijk gezien inmiddels onverantwoord en onverkoopbaar is. Zijn die literaire ontdekkingen van haar toch nog ergens goed voor geweest. Zo zing ik het wel uit tot ik tot mijn voorouders wordt vergaderd, die allemaal nuttiger werk deden dan ik en smid, boomkweker, onderwijzer, veeboer of rijwielhersteller waren. Hun boek was de Bijbel en daar hadden ze hun leven lang genoeg aan. Er is geen einde aan het maken van veel boeken, zei Prediker. Onderzoekt alles en behoudt het goede, schreef Paulus. Intussen is het einde van het maken (en het lezen) van veel boeken nabij en onderzoekt men niets meer dat niet printklaar samengevat op internet staat en, met plaatjes en al, op een A4'tje past. Het goede behouden? Doe normaal, man. Je moet op de markt pleuren wat de mensen willen.
‘Kom, kom, niet zo som somber,’ schiet me een proëzieregel te binnen. Van Ton Lebbink, meen ik. Who cares. Jeugdsentiment voor ouwe lullen. Moet zijn verzameld werk vast zelf uitgeven. Alles van waarde is weerloos tegen de rioolratten van de ontlezende cultuurbarbarij. De markt heeft geen memorie en leeft bij het gezag van de waan van de dag. Die waan is, al enige tijd, dat gedegen talenstudie onzin is, dat echte literatuur niet verkoopt en dat vertalen alleen zin heeft als het een bestseller oplevert. Er zijn wereldvreemde types die mopperen dat dit een levensgevaarlijke en cultuurbedreigende vicieuze cirkel is. Gelukkig zijn die types doorgaans al boven de vijftig en sterven ze over een paar decennia uit. Tot het zover is worden ze in een telkens kleiner reservaat gedwongen dat zichzelf maar moet financieren. Welbeschouwd gaat het immers om een luxueus tijdverdrijf voor enkele fijne luiden. Welke uitgever waagt zich nog aan vertaalde poëzie, welke boekhandelaar zet dat nog in zijn winkel? Voor ‘zware’ nieuwe en klassieke literatuur geldt hetzelfde. Het Letterenfonds werkt met steeds smallere marges op een krimpend gebied waar aan literatuur nog kwaliteitseisen worden gesteld die in het commerciële literaire bedrijf niet of nauwelijks meer gelden. Wie serieus een taal wil studeren is over een poosje op Amerikaanse universiteiten aangewezen. Goed opgeleide vertalers worden schaarser en het aantal talen dat wordt beheerst neemt zienderogen af. Je kunt beter medicijnen gaan studeren.
Wie lacht niet, die de mens beziet. Kenniseconomie en marktwerking plaveien de weg naar cultureel en literair analfabetisme. Daar kunnen geen cultuurprotest, vertaalpleidooi of Schwob tegenop. Mijn voorouders hadden tenminste nog één vertaald klassiek literair werk dat ze lazen. Voor de kinderen van Henk en Ingrid is zelfs dat niet meer weggelegd. Hun culturele horizon en levensgids is de televisie. Een paradoxale winterwijsheid: talen, literatuur en vertalen, ze maken er tegenwoordig de kachel mee aan maar de schoorsteen kan er niet van roken.