In de indeling van dit boek zijn drastische keuzes gemaakt en daarmee, zo lijkt het, ook een duidelijke keuze voor de mensen die het als naslagwerk zullen gebruiken, zoals vertalers en regisseurs. Zo zijn theorie en praktijk strikt gescheiden binnen twee korte theoretische delen enerzijds en anderzijds een derde lang en praktisch gedeelte met casestudy's. Een van de pluspunten van dit boek, de informatie in de talrijke en uitgebreide voetnoten, kan ook als een apart onderdeel worden beschouwd. Hierin staan veelal de interessante en sappige citaten van vertalers, regisseurs en critici die Mathijssen gebruikt ter ondersteuning van zijn argumenten in de hoofdtekst, zoals bijvoorbeeld over de ruzie tussen Eduard Verkade en Louis Bouwmeester. Nadat Verkade het acteerwerk van Bouwmeester had bestempeld als gedateerd, schreef Bouwmeester tijdens een tournee in Engeland:
ditmaal heb ik de Engelschen laten zien, wat wij vermogen, en niet de koekebakker [Eduard verkade]. Mijn hart loopt over van vreugde dat ik dien ellendeling, die al de rampen verzoorzaakt heeft, bewezen heb dat ik volgens zijn brutaal schrijven ‘houder van het verleden’, maar van het heden mij toch ook nog een stuk toebetrouw, Aan hem, de toekomst, zegt hij, dan toch zeker niet in onze kunst.
Vervolgens geeft Mathijssen ons naast een index ook nog een overzicht van Nederlandse Hamlet-vertalingen voor het theater en een opsomming van alle Nederlandse toneeluitvoeringen van het stuk. Een dergelijke ordening zorgt er echter wel voor dat het theoretische deel enigszins aan de droge kant blijft, waardoor een geïnteresseerde leek voortijdig af zou kunnen haken, al leest het boek goed en zorgen korte zinnen en alinea's voor een lucide betoog.
Met zijn stelling dat vertalers en theatermakers voor hun hervertaling niet zozeer worden gedreven door de wens gedateerde taal te vernieuwen maar door het verlangen zich artistiek te onderscheiden van hun voorgangers, brengt dit boek geen grote verrassing. De kracht ervan moet dan ook gezocht worden in de heldere theoretische inkadering en de zorgvuldige en degelijke weergave van het onderzoek. Geen vertaler of theatermaker die op dit moment zijn of haar nieuwe Nederlandse Hamlet-versie aan het voorbereiden is, kan om dit boek heen. Alleen met kennis van voorgaande producties, die door hun hoeveelheid in een overzicht als dit goed en efficiënt bestudeerd kunnen worden, kunnen verfrissende en vooruitstrevende Hamlets worden ontwikkeld. Laten we hopen dat ook vrouwen weer eens een poging wagen, want er is slechts één vertaalster die ook nog buiten een voetnoot wordt besproken. Zij is Margareta Geertruid De Cambon en haar vertaling dateert alweer van 1778.
Laat Mathijssen met zijn analyse van zo'n groot aantal producties niet zien dat alle mogelijke vormen inmiddels de revue wel hebben gepasseerd? Integendeel, misschien is de interessantste conclusie van dit proefschrift nog wel dat Hamlet als bron van inspiratie voor theatermakers onuitputtelijk is, maar dat vertalingen hierin als katalysator een onontbeerlijke rol spelen. Dat hebben we dan toch maar voor op de Britten.