de inhoud, en een andere die de inhoud zo precies mogelijk wil weergeven, maar daarvoor de vorm opoffert. Bij een virtuoos als Calderón die als erfgenaam van Spanjes grootste barokdichters conceptuele spitsvondigheid aan verbaal vuurwerk paart, is vorm inhoud, aldus Coenen. In zijn toelichting verduidelijkt hij dit standpunt aan de hand van een analyse van een van de bekendste fragmenten van het stuk: de monoloog waarin Sigismond de vrijheid van de schepselen in de natuur met zijn gevangenschap vergelijkt.
Werkt die opvatting nu in de praktijk? En hoe kun je dat nagaan? Volgens mij, door zo te lezen dat je tegelijk de tekst mentaal verklankt. Dan word je je er als lezer van bewust dat hier een krachttoer is geleverd. De afwisseling van dichtvormen ritmeert en dynamiseert de tekst. Zo is het eerste gesprek tussen Sigismond en de (als man verklede) Rosaura (i, 170-270) een overtuigende weergave van de wisselende emoties van de personages, waarbij de strakke strofische vorm van de décima (achtlettergrepige verzen, met rijmschema abbaaccddc) het verloop niet stremt maar voortstuwt. Hiermee bedoel ik uiteraard niet dat deze dialoog ‘natuurlijk’ zou klinken, maar dat is hier ook helemaal niet aan de orde. Het spel met tegenstellingen en paradoxen is voor Spaanse oren van nu (en van toen) evenmin voor de hand liggend, en ook de Spaanse toneelganger zal even de oren moeten spitsen bij de originele versie van
Laat ik zien en sterven! Kijken
En van 't kijken zelf vergaan!
Laat ik blijven gadeslaan
Wat mij vast fataal zal blijken!
Want al zal 'k aan zien bezwijken,
'k zou met niet-zien 't leven derven,
en kan beter eerst verwerven
waar 'k het leven voor zal geven
dan erzonder moeten leven
zonder mét te mogen sterven
Uiteraard heeft Erik Coenen om zijn strakke versvormen te kunnen handhaven wat kunstgrepen moeten toepassen (weglating van doffe lettergrepen en dergelijke) en werken de versvormen in het Nederlands niet op dezelfde manier op het gehoor in als in het Spaans omdat de woord- en zinsklemtonen elders liggen. Maar absurditeiten heb ik niet aangetroffen en ik ben ook nooit in de verleiding gekomen om de Spaanse brontekst erbij te halen omdat ik iets ‘miste’. De tekst is in een ‘modern klassiek’ Nederlands gesteld en in een register dat bij het onderwerp past.
Het moeilijkst om te vertalen zijn misschien de komische interventies van Klaroen, de knecht van Rosaura, die met woordspelingen goochelt die in het Nederlands misschien net iets te veel van het goede zijn:
Liever zou ik me vergasten
aan het Gastmaal van Platoon;
Ja, of zette ik mijn tanden
In de boeken der Proefeten
Om er zalig van te schransen!
De tekst van Calderón confronteert ons met een wereldbeeld dat ons volkomen vreemd is geworden. Onze opvattingen over de grenzen van de ethisch verantwoorde machtsuitoefening, over maatschappelijke verantwoordelijkheid, over de zelfbeschikking van het individu, over