Barber van de Pol
Over ‘De twee manieren om te vertalen’
Achterin zijn studie Invisible Work. Borges and Translation, uit 2002, heeft Efraín Kristal de lijst opgenomen van alle ooit door Jorge Luis Borges (1899-1986) gemaakte vertalingen, en dat zijn er heel wat. Als ambitieus en belezen redacteur van literaire tijd-schriften en dagbladen wilde hij immers velen van buiten Argentinië in zijn land introduceren. Mij zijn vooral namen bijgebleven als Kafka, Faulkner, Poe, Woolf en Joyce. Hij heeft de literatuur in Latijns-Amerika geïnjecteerd met het vreemde en haar daarmee een enorme eind verder geholpen.
Ook wat hij van vertalen vond is bekend. Hij heeft regelmatig op papier over het thema bespiegeld. Om te beginnen had hij, grenzenzoeker, veel op met vertalen en vertalers. In het beroemdste vertaalverhaal dat er bestaat, Pierre Menard, schrijver van de Quichot, van zijn hand, speelt hij met de verlammende bewondering van de titelfiguur voor genoemde tekst. Hij is niet in staat tot een eigen versie en komt tot pure herhaling. Ik ga er tenminste van uit dat hij zijn versie in het Spaans van Cervantes maakte, en niet in zijn eigen Frans.
In feite betekende iedere lezing van een boek voor Borges idealistisch gezien een nieuwe interpretatie of versie. Dat wil niet zeggen dat al die lezingen evenveel waard zijn. Steeds weer, bijvoorbeeld in zijn essay over de vertalers van HomerusGa naar eindnoot1, of van de Duizend-en-één-nachtGa naar eindnoot2, kwam Borges vergelijkenderwijs - een betere methode is er niet - tot voorkeuren en uitspraken over deze bezigheid. Fouten zijn voor hem geen taboe en soms zelfs een zegen. Als deze geleerde maar ruimhartige, vrije postmodernist namelijk iets niet wilde zijn, was het een verbitterde frik of verzuurde academicus. Fouten brengen je nog eens op een idee, zei hij graag plagend, iedereen die er ontvankelijk voor was tegen de haren in strijkend.
Het hiernavolgende opstel is het allereerste dat Borges ooit over vertalen heeft geschreven, en bevat aanzetten tot de verfrissende ideeën die in later werk uitvoeriger aan bod komen. Het dateert uit 1926, en is nog gesteld in de zeer gewrochte, met typisch Argentijnse wendingen doorspekte schrijfstijl die hij later zou afzweren. Het betoog is opgehangen aan een door de Venezolaan Pérez Bonalde gemaakte vertaling van Poe's gedicht ‘The Raven’, en ontkracht het argument dat deze Spaanse versie nooit hetzelfde kan betekenen als het Engelse origineel voor de oorspronkelijke Noord-Amerikaanse lezer. Borges poneert terecht en onomwonden dat dit verschijnsel zich binnen éénzelfde taal eveneens voordoet: een Chileense lezer ontgaan nu eenmaal ook tal van connotaties in de verzen van de Argentijnse dichter Evaristo Carriego, of alleszins leest hij die anders - net zoals overigens een andere generatie