Frank Ligtvoet
Huivering
Wie door toeval, wens of noodzaak wel eens een recensie heeft geschreven, zal vermoedelijk een kort moment hebben gehuiverd bij het zien van zijn oordeel in druk. Een oordeel over een boek in een gesprek met een vriend of een collega vervliegt meestal net zo snel als de woorden zich in de mond vormen; in een volgend gesprek klinkt het oordeel alweer anders. Maar een gedrukt oordeel legt ongenadig vast wat je zoekend uiteindelijk vond toen je je stuk schreef. Was tijdens het schrijven elk woord en elke wending nog een keuze uit allerlei mogelijkheden, die meeresoneerden in de definitieve kopij, in drukletters blijken die woorden en wendingen in steen gebeiteld. Het bewustzijn dat er ook andere keuzes mogelijk waren geweest en dat het oordeel dus ook anders had kunnen uitvallen, is een van de redenen voor de huivering: de beoordelaar pleegde immers verraad aan de twijfelaar, die elke goede lezer - naar ik geloof - is. Ik lees de gedrukte stukken van de zelfverzekerde verrader altijd een paar keer over om ze de twijfelende lezer eigen te maken, om me er zelf van te overtuigen dat van alle keuzen die er te maken waren deze hier op papier toch de beste waren. Dat lukt niet altijd.
De andere reden van de huivering ligt in wat ik maar noem de kwantiteit van het oordeel. Van een enkelvoudig stuk kopij wordt het een recensie die in veelvoud naar de lezers gaat. Een enkele stem wordt het aantal stemmen dat de oplage groot is. En je weet dat voor veel lezers die het boek niet zullen kopen en lezen, jouw oordeel het beeld is dat ze ervan zullen krijgen. Bij Filter, waarvoor dit mijn laatste column is, lig ik niet wakker van die gedachte, niet alleen omdat de oplage niet groot is, maar ook omdat het blad gelezen wordt door literaire professionals, die eventueel terug kunnen schrijven. Bij de Volkskrant, waarvoor ik ook wel eens schrijf, ligt dat anders: een krant is een veelkoppig monster en een onaangenaam geluid klinkt honderdduizendvoudig vermenigvuldigd nog onaangenamer. Dat geluid hoor ik soms, niet slapend, terug.
De huivering voor het gedrukte wordt natuurlijk het meest intens bij de gedachte dat het oordeel gevolgen heeft in de ‘echte’ wereld. Soms weet je dat die gevolgen prettig zijn: de schrijver, de vertaler en de uitgever zijn vanzelfsprekend opgetogen over een positief oordeel. Het is echter niet aangenaam daarop te worden aangesproken, ook omdat het zwijgen bij een negatief stuk dan extra opvalt. Vaker zijn de gevolgen vervelend. Dat is misschien omdat de meeste recensies, zelfs goede, wel een punt van kritiek bevatten en de volwassen menselijke geest helaas bevattelijker is voor negatieve, dan voor positieve signalen. Een speldenprik heeft een omgekeerd evenre-