onpartijdig? De metafoor, bijvoorbeeld, wordt in het classicisme gezien als nadruk noch persoonlijke visie, maar als de verwerving van een dichterlijke waarheid waarvan, als ze eenmaal is verworven, door iedereen kan (en moet) worden geprofiteerd. Iedere literatuur bezit een repertoire met dergelijke waarheden, en de vertaler zal ervan weten te profiteren en zijn origineel niet alleen gieten in de woorden, maar ook de syntaxis en gebruikelijke metaforen van zijn taal. Deze handelwijze doet aan als heiligschennis en dat is ze soms ook. Bij onze veroordeling bezondigen we ons echter aan optimisme, want de meeste metaforen zijn geen weergaven meer, ze zijn werktuiglijk. Niemand die bij het horen van het bijwoord ‘espiritualmente’ denkt aan adem, uitgeblazen lucht of geest; niemand ziet enig verschil (niet eens in nadruk) tussen de zegswijzen ‘heel arm’ en ‘arm als de ratten’.
Omgekeerd zijn romantici nooit uit op het kunstwerk, ze zijn uit op de mens. En de mens (dat weten we) is niet tijdloos of archetypisch, het gaat om Dirk Dinges, niet om Jantje Zus of Zo, hij beschikt over een eigen atmosfeer, een lichaam, een afkomst, een bezigheid, een niet-bezigheid, een heden, een verleden, een toekomst en zelfs een dood die van hem is. Pas op dat je geen woord verandert van wat hij heeft geschreven!
Die eerbied voor het ik, voor het onverwisselbare menselijke verschil dat iedere ik uitmaakt, rechtvaardigt letterlijkheid bij vertalingen. Bovendien is het verre, het vreemde, altijd mooi. Novalis heeft dit romantische gevoel duidelijk opgeroepen: verre filosofie klinkt als poëzie. Alles wordt dichterlijk in de verte: verre bergen, verre mensen, verre gebeurtenissen en de rest. Daar komt het wezenlijk dichterlijke van onze natuur vandaan. Poëzie van de nacht en van de schemering (Werke, iii, 213). Bij literaire omzettingen van klassieke werken wordt ons de smaak van de verte beloofd, de reis op je stoel door de tijd en door de ruimte, de aankleding van verre bestemmingen: een belofte die doorgaans blijft steken in het voorwoord. Het aangekondigde oogmerk, waarheidsgetrouwheid, maakt van een vertaler een vervalser, want hij ziet zich om de vreemdheid van wat hij vertaalt te handhaven, verplicht de couleur locale te versterken, de rauwheden rauwer te maken, de zoetigheden tot vervelens toe op te dienen en alles tot liegens aan toe te benadrukken.
Wat betreft de herhaalde versies van beroemde boeken die de drukpers hebben vermoeid en blijven vermoeien, vermoed ik dat de echte bedoeling is variantje te spelen en verder niets. Soms profiteert de vertaler van de slordigheden en stompzinnig-heden van de tekst om parallellen te zien. Dit spel kun je ook spelen binnen een zelfde literatuur. Waarom van taal naar taal gegaan? Het is bekend dat de Martín Fierro begint met deze rituele woorden: ‘Aquí me pongo a cantar - al compás de la vigüela’ (Hier begin ik te zingen - op de maat van mijn gitaar). Laten we met uitgesponnen letterlijkheid vertalen: ‘Op deze zelfde plaats waar ik me bevind, maak ik mij op te gaan zingen bij mijn gitaar’, en met hoogdravende perifrase: ‘Hier, in broederschap met mijn gitaar, ga ik zingen’, en laten we vervolgens een gedocumenteerde polemiek beginnen om na te gaan welke van de twee versies het slechtst is. De eerste, zo belachelijk en traag, is bijna letterlijk.
La Prensa, Buenos Aires, 1 augustus 1926 (Textos recobrados, 1919-1929, Buenos Aires: Emecé Editores, 1997, p. 256-259).