Belgen heb je eigenlijk alleen maar in het buitenland. In België zelf spreekt men over Vlamingen, Walen en Brusselaars. Sinds de tweede grote staatshervorming van 1980 vormen Vlaanderen en Wallonië twee aparte regio's die steeds verder uit elkaar groeien en van elkaar vervreemden en die op televisie bijvoorbeeld nauwelijks meer naar elkaar verwijzen.
In België is taal een complex gegeven dat een splijtzwam kan worden. Juist taal en vertalen vormen problematische aspecten van 175 jaar België. Taal speelt een rol in communautaire geschillen tussen Franstaligen en Vlamingen. Een federale regering kan vallen als gevolg van bijvoorbeeld de perikelen rond Brussel-Halle-Vilvoorde, of langer geleden (1962), toen als gevolg van de taalwetgeving zes gemeenten van de Voerstreek van Luik naar Limburg werden overgeheveld, en bijgevolg officieel Nederlandstalig werden. Dit werd niet gepikt door José Happart die door zijn acties delen van de Voerstreek jarenlang in een staat van oorlog bracht. Een federale regering zal echter niet zo gauw struikelen als gevolg van bijvoorbeeld de bende van Nijvel of de ontsnapping van Dutroux.
Reine Meylaerts gaat in haar bijdrage nader in op de taal van de instellingen en schrijft dat Vlamingen en Walen in een eentalige maatschappij leven, waarin administratie, onderwijs en justitie respectievelijk eentalig Nederlands of Frans zijn. De wet voor eentalig bestuur werd in 1932 aangenomen. Hoe werkt de taal- en vertaalpolitiek in België? Wanneer kreeg het parlement voor het eerst simultaanvertaling? Wat mag er volgens de taalwetten vertaald worden en wat niet? Deze zaken liggen in de grondwet verankerd. Meylaerts laat zien dat vertaling als een machtsmiddel kan functioneren.
Lieven D'hulst en Karen Vandemeulebroucke tonen in hun bijdrage aan hoe het jonge koninkrijk vanaf 1830 zijn identiteit construeerde via onder meer literatuur. Maar in welke taal moest die literatuur geschreven worden? Het Vlaams werd overvleugeld door de taal van de machtige zuiderburen die tevens symbool was van de Verlichting. Vlamingen werden aangemoedigd om in het Frans te schrijven. Ook hier komt weer een paradox tot uiting: de Belgische literaire productie kwam tussen 1830 en 1845 vooral via roofdrukken tot stand (‘ik ken de Franse literatuur alleen maar via Belgische uitgaven’, schreef Stendhal in 1834 aan Sainte-Beuve). Vanaf 1852 wordt de Belgische literaire productie vooral gekenmerkt door vertaling.
Uit het interview met Francis Dannemark blijkt eens te meer hoe ingewikkeld taalkwesties in België liggen. De titel van het bij zijn Franse uitgeverij verschenen jubileumboek Ici on parle flamand & français: une fameuse collection de poèmes belges, stuitte bij sommige Vlaamse dichters op verzet omdat zij vinden dat ze in het Nederlands schrijven en niet in het Vlaams. Voor Dannemark was het vooral van belang Nederlandstalige en Franstalige Belgische dichters broederlijk naast elkaar in een boek voor de Franse markt bij elkaar te brengen, bijna als schril contrast met de werkelijkheid waarin de gemeenschappen juist uit elkaar groeien. Bij zijn marketingstrategie dacht hij na over wat de woorden ‘flamand’ en ‘néerlandais’ in Frankrijk oproepen en dat zijn totaal verschillende zaken. Overigens is deze bundel ook bestemd voor de Canadese (Québec), Zwitserse en Franstalige Belgische markt, het-