boek als mit einem Mund voller Zähne dastehen of beschmettet sein, maar erg talrijk zijn ze niet. Boesten heeft ervoor gekozen om er gewoon Nederlands van te maken.
Albert Vigoleis Thelen schrijft uitvoerig, omslachtig en vol herhalingen. Toch verveelt het boek geen moment, maar zindert van kleuren, geuren, hitte en het volle leven. Wil Boestens tekst is even vol en rijk en heeft precies dezelfde babbelzieke en toch elegante uitstraling als het origineel. Hij hanteert Thelens zinslengte en creëert een even eigenwijze zinsopbouw - als het kan. Ondanks de soms behoorlijke omvang van de zinnen (rond de 90 woorden is niet uitzonderlijk) lezen ze altijd prettig en helder. Daar waar het begrip verloren dreigt te gaan of de inhoud in het Nederlands vaag zou worden (die Duitse naamvallen zijn toch wel erg handig), maakt Boesten er ook zonder meer twee zinnen van. De vertaler volgt de auteur gewillig, maar lijkt er ook heel duidelijk voor te hebben gekozen om soms zaken te verhelderen of niet mee te gaan in Thelens voorliefde voor bijna vergeten woorden en allerlei woordendraaierij. Een voorbeeld: Vigo en Beatrice eten een tijd lang om financiële redenen alleen maar druiven en zitten buiten.
Zuweilen leistete der bucklige Bettler uns Gesellschaft. Er hatte herausbekommen, dass wir uns in Schwierigkeit befanden, und erteilte uns Ratschläge, wie man in Spanien auch ohne Geld an seinen Unterhalt und Lebensabend kommen könnte. Beatrice setzte sich meist eine Bank weiter, was der Aussätzige ihr nicht einmal übelnahm. Er lausenze ihr wohl zu sehr, aber das gehöre zu seinem Gott wohlgefälligen Erdenwallen.
Zo nu en dan hield de gebochelde bedelaar ons gezelschap. Hij was erachter gekomen dat we in moeilijkheden verkeerden en gaf ons raad hoe je in Spanje ook zonder geld voor je levensonderhoud en je levensavond kon zorgen. Beatrice ging meestal een bank verderop zitten, wat de melaatse haar niet eens kwalijk nam. Hij had haar zeker te veel luizen, maar dat hoorde bij zijn godwelgevallige aardse pelgrimstocht.
Om het lausenze heb ik moeten lachen; zo'n woord in een conjunctief zetten is gewoon geestig. In de vertaling valt dat weg. Boestens taal is moderner en explicieter dan die van het origineel, maar bereikt wel hetzelfde effect. Een ouderwets (of Oostenrijks/Zuid-Duits) woord als zottige Kotze wordt een ‘ruwwollen deken’, een Afterwitz wordt vertaald met ‘valse wijsheid’, een Recker wordt een ‘reus’, een Hökerfrau een ‘marktwijf’. De meeste Duitstalige lezers zullen deze woorden niet kennen, maar uit de context kunnen opmaken wat er wordt bedoeld. De Nederlandse lezer daarentegen wordt door de vertaler een handje geholpen.
In Boestens vertaling is de dosering van ongebruikelijke en antieke woorden dus een stuk lager, en volgens mij komt deze keuze het boek zeer ten goede, omdat de tekst hierdoor goed blijft lopen. Het gevaar van de overlading lag op de loer. Mogelijk kan het Duits wat dit betreft meer hebben, ook de huidige schrijftaal is veel ver-