France Guwy
Humoristische wonderboy
Eric-Emmanuel Schmitt zou volgens een perscommuniqué van zijn Franse uitgever Albin Michel op dit moment de meest gelezen, de meest gespeelde én de meest vertaalde schrijver van Frankrijk zijn. Hoe letterlijk we dit moeten nemen weet ik niet, maar dat Schmitt in binnen- en buitenland al enige tijd zeer hoog scoort kan niet worden ontkend. Uitgeverij Atlas, die zijn werk in het Nederlands uitbrengt en voortdurend herdrukken laat verschijnen, pikt daarvan de nodige graantjes mee. Aan dit succes zal de verdienstelijke vertaling van enkele van zijn boeken door Eef Gratama zeker niet vreemd zijn.
Voor de theaterstukken en verfilmingen van zijn romans tekenen namen als Gérard Depardieu, Fanny Ardent, Alain Delon, Charlotte Rampling, Jean-Paul Belmondo, Isabelle Adjani of Danielle Darieux. Het is niet verwonderlijk dat sommigen deze wonderboy (wiens Duits klinkende naam te danken is aan zijn origine uit de Elzas) uit de markt willen prijzen met adjectieven als sentimenteel of pathetisch. Goedkope kritiek, omdat de auteur daar niet alleen te intelligent en te erudiet voor is, maar vooral ook te humoristisch. En niets staat meer haaks op sentimentaliteit dan de humor en de ironie waarmee Schmitt zijn verhalen lichtvoetig vorm weet te geven.
Schmitt studeerde wijsbegeerte en muziek, doceerde jarenlang filosofie aan de Sorbonne, maar greep terug naar de passie van zijn jeugd: schrijver worden. Verhalen vertellen is voor hem de beste communicatievorm. Verhalen waarin de fragiliteit van het bestaan centraal staat, met onderwerpen als ziekte, ouderdom en dood. Verhalen ook waarin de filosoof Schmitt als een echte rasverteller de existentiële vragen van ons bestaan onbeantwoord laat. Vragen waarbij natuurlijk de religie om de hoek komt kijken zoals in zijn ‘Cycle de l'Invisible’, een serie filosofische fabels over het jodendom, het christendom, het boeddhisme en het soefisme. Voor Schmitt heeft geen enkele religie het alleenrecht op de waarheid en verdienen ze allemaal ons respect. Hoe atheïstisch men ook mag zijn, niemand kan ontkennen dat God, op zijn minst als vraag, nog steeds springlevend is. In zijn ‘Cyclus van het Onzichtbare’ stelt hij die vraag centraal en betuigt hij eer aan de verschillende religies en aan de verrukking en verwondering over het mysterie van het leven. Tot welke cultuur of religie we ook behoren, wat ons allen bindt, dat is de vraag. Een vraag waarop christenen, atheïsten, moslims, joden of boeddhisten verschillende antwoorden geven. Geen beter wapen tegen terrorisme, fanatisme of fundamentalisme dan kennis te nemen van deze verschillende antwoorden. Want de vraag is universeel, maar de antwoorden kunnen gevaarlijk vastlopen in gesloten systemen. En het is Schmitt toevertrouwd om op open vragen open antwoorden te suggereren.
Niet voor niets zijn kinderen vaak zijn hoofdpersonages. Kinderen die nog verwondering en nieuwsgierigheid aan de dag leggen en nog niet bezoedeld zijn door