samen met de eigentijdsheid van de vertaling. Moderne vertalingen verouderen snel, want die ‘proberen vaak alle taalafwijkingen te verdoezelen of weg te werken’ en de vraag is dan of ‘door dergelijke systematische ingrepen de intrinsieke literaire waarde van de tekst niet onherroepelijk wordt aangetast’.
Maar, heeft een tekst ‘intrinsieke literaire waarde’? Zit er iets in de tekst zelf dat waarde bezit? Mijn antwoord is: nee. Waarde is iets dat toegekend wordt, door iemand, aan iets. Lezers, die hebben waarden en die laten ze los op wat ze lezen, teksten.
Worden er verschillende soorten waarden losgelaten op vertalingen en op oorspronkelijke teksten? Mijn antwoord is: ja.
We kennen allemaal het verhaal van de dubbele status van de vertaling. Een vertaling is aan de ene kant een afgeleide tekst, die teruggaat op een andere tekst, maar aan de andere kant is een vertaling ook een zelfstandige tekst, een eenheid op zich, net als alle andere teksten.
Net als voor alle teksten tellen voor vertalingen de jaren ook. Ze worden oud en dat kun je merken. Dat wil zeggen, met een beetje kennis van taal en cultuur kunnen de meeste mensen als ze een ‘kale’ tekst voor zich krijgen wel zo'n beetje bepalen of het een oude, oudere of moderne tekst is. Taalgebruik is historisch verankerd. De Statenbijbel (eerste rekensom) is ongeveer net zo oud als het werk van P.C. Hooft en Jacob Revius, de Shakespearevertalingen van Burgersdijk (tweede rekensom) zijn ongeveer net zo oud als de romans van Truitje Bosboom-Toussaint en Susan Janssens (bedroevend beroerde) De Grote Gatsby (derde rekensom) is ongeveer net zo oud als De gevarendriehoek van A.F.Th. van der Heijden.
Dat is de ene kant van de dubbele status, die van waaruit vertalingen en originelen gezien worden als gelijken. Maar nu de andere kant: Bij oorspronkelijke teksten wordt veroudering als een onomkeerbaar proces gezien, bij vertalingen als een onwenselijke eigenschap.
Hoe verouderd is het werk van Hooft, Revius, Bosboom-Toussaint? Dit zijn gerespecteerde teksten, ze zijn oud, maar hun waarde wordt alom erkend, geen literatuurgeschiedenis slaat ze over: het zijn, kortom, gecanoniseerde teksten. Ze zijn ‘af’, bijgezet, iemand doet er nog wel eens iets mee, maar op een literatuurlijst van de middelbare school zal je ze niet tegenkomen en in een doordeweekse boekenkast ook niet.
Hoe zit dat nu met de vertalingen? In de ogen van de meeste mensen zijn vertalingen nooit af. Waar, zeg maar, de daad van het scheppen (het originele werk) als onherhaalbaar wordt beschouwd, wordt vertaling gezien als iets dat wel herhaalbaar is. Omdat van een origineel altijd weer opnieuw een vertaling kan worden afgeleid, en omdat het dus altijd anders kan en vertaling nooit af is, wordt er aan vertalingen een andere waarde toegekend. Dat is echter een kwestie van canonisering - het verouderingsproces verloopt voor vertalingen en oorspronkelijke werken langs dezelfde lijnen, het canoniseringsproces niet.