de Nederlandse lezer dankzij Anatevka misschien van Sjolom Alejchem gehoord, en van Nobelprijswinnaar Isaac Bashevis Singer, maar verder strekte zijn kennis doorgaans niet. De Jiddische Bibliotheek heeft daar verandering in gebracht. Behalve de klassieken uit de negentiende eeuw kwamen er ook in Nederland vrijwel onbekende auteurs aan bod als de surrealistische Avraham Sutzkever en Esther Kreitman, zuster van de gebroeders Singer. En nu is er dan Jacob Glatstein (1896-1971), geboren in het Poolse Lublin, op zijn achttiende naar New York verhuisd, en daar gebleven tot zijn dood.
Glatstein is vooral bekend als dichter van modernistische Jiddisje poëzie. Hij behoorde tot de inzichisten, genoemd naar het Amerikaans-Jiddisje tijdschrift In Zich (‘In zichzelf’), opgericht door dichters die aan introspectie deden, en de wereld alleen zagen voor zover die zich in henzelf weerspiegelde. Ze wilden daarom alleen in hun eigen taal schrijven, en dat was het Jiddisj. Naast poëzie en artikelen over literatuur schreef Glatstein twee autobiografische romans, Wen Jasj iz geforn (‘Toen Jasj op reis ging’, New York 1938), nu vertaald als De heenreis, en Wen Jasj iz gekoemen (‘Toen Jasj aankwam’, New York 1940). Het eerste boek beschrijft Glatsteins reis van New York naar Lublin, om zijn stervende moeder een laatste bezoek te brengen, het tweede gaat over zijn verblijf in een verarmd en bedreigd Polen.
Een tweede reden om De heenreis te nomineren is de inhoud van het boek. Op de boot en in de trein ontmoet de hoofdpersoon een bont internationaal gezelschap. Hij schetst een tijdsbeeld en levert commentaar op de eigenaardigheden van verschillende nationaliteiten. Hij komt bijvoorbeeld een Nederlandse jood tegen die zich ver verheven voelt boven Poolse joden en niets van het zionisme moet hebben omdat het hem in Nederland aan niets ontbreekt Ook ontmoet hij Russen die op staatskosten in Amerika hebben gestudeerd of rondgekeken. Dat kon toen nog. Het is 1934 en de dreiging van het nationaal-socialisme wordt voelbaar. Vooral als Glatstein met de trein door Duitsland rijdt en begroet wordt door leden van de Hitlerjugend. Als hij aan een Duitse reisgenoot verklapt dat hij joods is, zegt deze verontschuldigend dat het vast goed komt.
Anders dan Glatsteins mooie, maar soms moeilijk te doorgronden poëzie is De heenreis heel helder en toegankelijk geschreven. Het is bepaald niet vanzelfsprekend dat dat in vertaling zo blijft. Zeker niet als de vertaler een debutant is. Dat dit boek uitstekend leesbaar en adequaat vertaald is, is de derde en belangrijkste reden om het voor te dragen. Herman Note hoorde al Jiddisj om zich heen tijdens zijn jeugd in Antwerpen. Maar pas enkele jaren geleden leerde hij het werk van Glatstein kennen en ging hij Jiddisj studeren, onder meer om hem te kunnen vertalen. Dat is hem uitstekend gelukt. Het is merkbaar dat de vertaling door een Vlaming is gemaakt. Op een enkele dubieuze vertaalkeus na (mag je een plat Jiddisj pratend meisje plat Antwerps laten spreken?) is daar echter niets mis mee.
Jacob Glatstein, De heenreis. Roman. Vertaald uit het Jiddisj door Herman Note. Jiddische Bibliotheek 8. Vassallucci, 2001.