Ferguut, of De Ridder met het Witte Schild
(2002)–Anoniem Ferguut– Auteursrechtelijk beschermd[Het twee tegen één gevecht]Nadat Galarant was opgestaan liet hij om zijn neef roepen en zijn wapenrusting brengen. Hij zong van blijdschap dat nu eindelijk het moment gekomen was dat Galiëne zijn vrouw zou worden. Macedone kwam naar zijn oom. De koning zorgde goed voor zijn neef. Hij trok hem een hemd aan en daaroverheen een halsberch van sabelbont, en daaroverheen een borstrok van drakenleer.o Ik weet zeker dat je zelfs in Benevento niet zo'n goede zou vinden! Daaroverheen een zijden mantel waarin zijn wapenteken was geborduurd. Er werd een stalen helm gebracht, en die heeft de koning hem op zijn hoofd gebonden. | |
[pagina 91]
| |
aant.Toen wapende Galarant zichzelf en hij rustte zich rijkelijk uit. Ik denk niet dat er een mooiere ridder in enig land was noch een die zo recht door zee was! Zo reden zij beiden tot voor Rikenstene. De koning sprak: ‘Koningin Galiëne, kom tevoorschijn met uw kampvechter! Wij zijn er klaar voor. Het is al ver in de middag. Uw ridder zou zo langzamerhand het strijdperk wel eens mogen betreden... Christus nog aan toe, ik scheld u dit gevecht niet kwijt. Ik zal uw burcht, en uw land, en uzelf hebben. U doet er beter aan u nu vrijwillig over te geven dan dat ik u straks met geweld moet komen ophalen. Open de poort - we hebben lang genoeg gewacht - en kom mij om genade vragen!’ ‘Ik zal erover nadenken,’ sprak Galiëne. ‘Het is nog geen zonsondergang. Mijn ridder kan nog arriveren en in het strijdperk mijn eer redden!’
Galiëne huilde tranen met tuiten. Ze wist niet wat te doen. Ze zocht hulp bij haar raadsheren, en zei: ‘Heren, ik weet niet wat ik doen moet. Ik heb geen kampvechter. Wat moet ik nu? Help mij!’ Zij antwoordden: ‘Majesteit, zoals de zaken ervoor staan zullen wij u aan de koning moeten geven. Anders zal hij ons doden. Er zit niets anders op dan hem als heer te ontvangen en in zijn dienst te treden. Wij hebben het plechtig beloofd. U trouwens ook, majesteit!’ ‘Mijne heren,’ sprak de koningin, ‘als u hem hier binnen wilt laten en hem onderdanigheid wilt bewijzen, laat hem dan op zijn minst zijn schild nog een tijdje dragen.o De tijd is nog niet verstreken.’ Zij zeiden: ‘Majesteit, wij zullen u helpen voorzover dat in ons vermogen ligt.’
Galiëne was er beroerd aan toe. Ze liep naar haar kamer, sloot de deur en zei tot zichzelf: ‘Wee mij, ongelukkige! Ik zal mijzelf | |
[pagina 92]
| |
aant.nog eerder met een mes van kant maken dan dat ik die koning in mijn bed laat!’ Dit hoorde Hij maar Hij zweeg...o
De Witte Ridder in het bos wapende zich haastig, want hij vreesde te laat te komen. Hij zag er perfect uit! Hij gebruikte een lichte maaltijd, zette zich op Pennevare en reed met grote sprongen naar het gras voor Rikenstene, waar hij snel arriveerde. Het was in de middag. Dadelijk zag hij de koning, die zijn vaandel voor de poort ontrold had terwijl hij riep: ‘Doe die poort open, en geef mij have en goed, anders zal ik jullie allemaal laten ophangen! Waarom laten jullie mij hier roepen?’ Ferguut hoorde de koning roepen. Hij reed naar hem toe en zei: ‘Heer, u misdraagt zich! Waarom gaat u zo tekeer? Als de koningin u niet als echtgenoot wenst, dan probeert u haar toch niet met geweld te krijgen? U bent haar gewoon iets te opdringerig. Laat haar met rust, en keer terug naar uw land. Dat zou u sieren.’ Terwijl hij Ferguut vuil aankeek, antwoordde Galarant: ‘Had u wat, ridder? Hebt u ergens last van? Maak dat u wegkomt of ik doorsteek u met mijn zwaard!’ Toen kwam mijnheer Macedone naar voren en sprak: ‘Is er wat, mijnheer Drollemans? Wou u zich ergens mee bemoeien? Als u haar kampvechter wilt zijn, kom maar op, en laat ons vechten!’ Ferguut sprak: ‘Aangenomen! En u gaat niet eerder weg voordat ik uw plannen verijdeld heb. Vervloekt zij hij die bang voor u is!’
Galiëne was dolblij, net als alle stedelingen toen zij de ridder hoorden zeggen dat hij het voor haar op zou nemen. Zij baden tot God in de Hemel en tot Onze Lieve Vrouw Maria dat Zij die hoofse ridder moesten zegenen, opdat hij met de eer zou gaan strijken! | |
[pagina 93]
| |
Galiëne vroeg om zich heen: ‘Wie is die ridder? Kent iemand hem?’ Iedereen keek elkaar aan en zei: ‘Kennen doen we hem niet, maar aan zijn wapenrusting te zien is het dezelfde ridder als die ons onlangs zo geholpen heeft. Maar hoe hij heet weten we werkelijk niet.’
Ferguut keerde zich om voor zijn aanloop, vastbesloten zich hoe dan ook voor die belediging op Macedone te wreken. Alledrie kwamen zij op elkaar afgerend, zo snel als hun paarden konden lopen! Hun lansen spleten tot in hun handen. Galarant en Macedone hebben de ridder zo gestoken dat zij achthonderd maliën uit zijn halsberch braken! Ferguut moest er even van verzitten - het deed nog goed pijn ook - maar hij bleef in het zadel. Hadden ze hem toch bijna van het leven beroofd... Macedone en de koning scholden hem verrot! Ze riepen: ‘Galgenbrok, de lillijke duvel bracht u hier! Dit spelletje bent u niet gewend, he!?’ Razend van woede reed Ferguut op Macedone af en stak hem zo hard uit het zadel dat diens hart brak! Macedone viel dood op de grond. De koning trok zijn zwaard. Hij werd verscheurd door verdriet toen hij zijn neef dood zag liggen. Ook in het leger was men zwaar aangeslagen. Galarant klaagde: ‘Zo helpe mij de heilige Thomas, neef, u was mijn oogappel, mijn schild ende betrouwen. Maar nubent u dood. Mijn hart zalbreken als ik u niet wreken kan!’ Galarant reed op Ferguut af en trof hem in zijn nek, zo hard dat Ferguut voorover sloeg in zijn zadel. Vervolgens gaf hij Ferguut een enorme beuk tegen zijn vizier! Ferguut werd er helemaal confuus van. Galarant joeg hem op en gunde hem geen moment rust. Het ging de verkeerde kant op met Ferguut.
Ferguut klemde zijn schild tegen zich aan en spoorslags reed | |
[pagina 94]
| |
de Witte Ridder op de koning af. In gedachten had hij de koning al gekliefd, maar de slag schampte af, trof het paard van de koning en onthoofdde het! Had hij de koning iets beter geraakt, hij had hem gekliefd en van zijn belangrijkste lichaamsdeel beroofd. De koning viel op de grond, maar sprong snel overeind en klemde het zwaard in zijn hand. Galarant was een machtig koning, dapper en vol zelfvertrouwen. Hij sprak: ‘Hier blijven, ridder. Ik heb nog altijd niet verloren. U zult mij niet ontkomen. Bij de heilige Daniël, dat weet ik zeker!’ En hij gaf Ferguut een slag waarmee hij diens helm en onderhelm kliefde en ook nog een stuk van zijn hoofd meenam.
Ferguut was aan de verliezende hand. Hij sprak: ‘U schijnt mij niet echt te mogen, heer koning. U bent niet op mijn welzijn uit. Maar ik zal het u vergelden als ik u raken kan!’ Ferguut was dapper. Hij steeg zelfverzekerd af en liet Pennevare lopen. Met het zwaard in beide handen ging hij op de koning in slaan. Het was daar uitdelen en incasseren. Galarant sloeg Ferguut, en Ferguut sloeg Galarant terug, net zo lang tot de zon onderging. Het was al bijna avond. Het ergerde Ferguut mateloos dat de dag hem ontglipte. Hij stormde op de koning af, wierp hem onder zich op de grond en wilde hem met zijn zwaard doorboren. Dat zou een jammerlijk verlies geweest zijn. Toen vroeg Galarant om genade, en zei: ‘Ridder, ik smeek u, laat mij leven, met uw welnemen! Ik geef mij over. Ik ben uitgeput. Ik zal mijn goed van u in leen ontvangen en uw dienaar zijn.’ ‘Heer koning, wilt u dan naar de koningin van Rikenstene gaan? Als ik mij niet vergis heet zij Galiëne. Word haar leenman van uw goed, wees haar raadsman en vergoed haar de schade, en u kunt een onbezorgd leven leiden. Los hiervan, heer koning, ik zeg het u eerlijk, zult u zich in Londen aan koning Artur gevangen moeten geven. Zeg hem dat u overwonnen bent door de ridder die het Witte Schild voert, met wie mijnheer Keie de spot | |
[pagina 95]
| |
dreef. Groet allen die u daar ziet, behalve Keie. Hem doe ik niet de groeten. Zeg hem dat hij zich hoedde voor mij! Heer koning, wilt u dit doen? Alleen dan laat ik u leven, anders niet...’ Galarant sprak: ‘Ridder, het zij zo. Ik zal naar mijn koningin gaan en in alle oprechtheid haar leenman worden, en daarna naar koning Artur afreizen, en hem vertellen wat mij overkomen is, precies zoals u het mij bevolen hebt. Ik zal, zoals ik nu gewapend ben, daar uw boodschap overbrengen.’ De Witte Ridder nam afscheid van hem, beval hem aan in de bescherming van de heilige Allene en zei: ‘Groet Galiëne namens mij! De avond is gevallen. Ik moet ervandoor.’ Ferguut besteeg Pennevare en reed in volle galop over het pad naar zijn kasteel in het woud.
Toen de stedelingen dat zagen, waren ze diep teleurgesteld. Zij spraken allen als uit één mond: ‘Ach God, wat maken we nu mee? Deze ridder, die ons uit de nood geholpen heeft, verlaat ons! We zouden allemaal gevangengenomen zijn of van het leven beroofd als hij wat later was gekomen. Moge de Almachtige God zijn leidsman zijn!’
De koning wilde zich niet omkleden. Gewapend als hij was liep hij over het gras naar Rikenstene. Galiëne kwam hem tegemoet, samen met alle overige stedelingen. Galarant sprak: ‘Luistert, heren! Majesteit, ik kom u genade vragen. De schade die ik u berokkend heb, zal ik vergoeden. En ook vraag ik u mij als uw leenman te accepteren. Van u moet ik mijn goed houden. Wees mij genadig! Dit vraag ik u uit naam van de Almachtige God.’ Galiëne zei: ‘Heer koning, dat doe ik graag. Lang leve mijn kampvechter, mijn redder in nood! Vanochtend nog dacht ik dat ik al mijn land verliezen zou.’ ‘Luister, majesteit,’ sprak Galarant. ‘De ridder beval mij u namens hem te groeten en vergiffenis aan u te vragen voor alles wat ik misdreven heb. Alstublieft, accepteer mijn overgave, | |
[pagina 96]
| |
want ik moet op weg naar het hof.’ Galiëne sprak: ‘Dit verzoek kan ik niet weigeren. Ik ontvang u heden als mijn leenman.’ En zij gaf hem de gebruikelijke kus. De koning nam afscheid van haar en keerde terug naar zijn leger. Hij gaf bevel het kamp op te breken en terug te keren naar zijn land. Ook liet hij zijn wonden behandelen. Rikenstene was voor hem op een fiasco uitgelopen. |
|