Ferguut, of De Ridder met het Witte Schild
(2002)–Anoniem Ferguut– Auteursrechtelijk beschermd[Ferguut ontmoet Lunette]In die gemoedstoestand kwam ze in het woud waar de Witte Ridder woonde, die voor zijn plezier uit rijden was gegaan. Dankzij vrouwe Fortuna zag hij Lunette, die daar wenend aan kwam zetten. Hij sloeg een arm om haar heen, trok haar vriendelijk tegen zich aan en zei: ‘Omwille van de Almachtige God, jongedame, waarom treurt u? Stijg af en kom met mij mee. U zult goed verzorgd worden! U hebt dienaar noch knecht. Het is nacht, waar wilt u nu nog heen?’ ‘Ridder,’ sprak zij, ‘u doet mij pijn. Misschien heeft u zin, maar ik niet! Laat mij los, daar zou u beter aan doen, want ik ben helemaal niet in de stemming...’ Ferguut sprak: ‘Maar wat is er dan? Heeft iemand u geslagen - dat zou ik echt heel erg vinden! - of heeft iemand iets lelijks tegen u gezegd? Waarom huilt u zo?’ ‘Ach lieve vriend, wat maakt het uit? Al vertelde ik het u, het zou mij niet helpen! Ik zou er mijn verdriet alleen maar mee vernieuwen.’ En ze sloeg haar muilezel in gang, zo hard dat het beest zijn leven mag berouwen! Ferguut nam haar teugel in zijn hand en zei: ‘Jongedame, God geve mij schande als ik niet zal weten wat u deert. Eerder komt u hier niet vandaan. Ik houd u hier vast tot morgenochtend vroeg. Alstublieft, vertel mij wat er met u aan de hand is!’ | |
[pagina 88]
| |
Lunette sprak: ‘Heer, uw naam ken ik niet en ik weet niet wie u bent, maar laat mij los! Het heeft lang genoeg geduurd. De zon is onder, ik zie de sterren aan de hemel. U houdt mij te lang op!’ ‘Begrijpen doe ik het niet,’ zei Ferguut, ‘maar u komt niet eerder van mij af voordat u mij verteld hebt, waarom u zo tekeergaat!’ ‘Wat gebeuren moet, moet gebeuren,’ sprak Lunette. ‘Het zij zo, ridder, ik zal het u zeggen. Ik ben in dienst van een koningin, wier hart door rouw verscheurd wordt - waar ik op mijn beurt weer om lijd - en ik zal u vertellen waarom. Een koning terroriseert haar, omdat ze niet wil doen wat hij van haar verlangt. Hij heeft haar grote schade berokkend! Als zij hem als heer en echtgenoot zou accepteren, dan zou hij haar op handen dragen. Dat aanbod heeft hij haar vaak gedaan, onder vier ogen en in aanwezigheid van anderen, maar mijn koningin wil er niet van weten. Daarom zit ze nu in de hoek waar de klappen vallen! Hij heeft al een hoop van haar mannen gedood. Inmiddels is het zo ver gekomen dat hij haar belegerd heeft in haar stad, en dat mijn koningin geheel op eigen initiatief besloot de koning bij zich te ontbieden en hem beloofd heeft met een ridder voor de dag te komen die de koning tot overgave zou dwingen. Ongeacht welke ridder hij mee zou brengen uit zijn land, haar ridder zou die koning samen met zijn kampvechter overwinnen! Als hij daarin niet zou slagen, dan zou zij de koning haar stad en haar land moeten overgeven. Ook zou hij haar van het leven mogen beroven als hij dat zou willen, ofals dat het advies van zijn raadsheren zou zijn. Maar als de koning aan het kortste eind zou trekken, dan zou hij nooit meer tegen haar mogen vechten noch schade aanrichten in haar land, en moest hij met zijn leger rechtsomkeert maken! Heer, ik kan nergens een ridder vinden die die strijd wil strijden en dat avontuur durft aan te gaan. Mijn koningin zal mij laten doden! De veertigste dag is daar. Het gevecht is mor- | |
[pagina 89]
| |
gen, voor de stadspoort van Rikenstene. Ach lieve Galiëne, wat zal er morgen met u gebeuren? Vluchten kan niet meer. Al uw land zult u verliezen. Hoe hebt u ooit zoiets stoms kunnen zeggen! U zult nog eerder waanzinnig worden dan de koning uw liefde beloven. Zoiets heb ik nog nooit van mijn leven meegemaakt! Mijn God, hoe bestaat het? Ik begrijp er niets van, zo helpe mij God. En dat omdat zij verliefd is op een gek die zij maar één keer in haar leven zag! Het is mij een raadsel dat zoiets gebeuren kan, en dat zij hem niet uit haar hoofd kan zetten. Een hertog of een graaf of koning is haar niet goed genoeg om mee te trouwen, maar wel een arme sukkel, een bescheten knaap uit een vreemd land. Waar hij ook is, God geve hem schande! Hoe hij heet, weet ik niet. Begrijpt u nu waarom ik huil, ridder? En laat me nu gaan! Ik wil weg.’ ‘En toch verzoek ik u binnen te komen,’ sprak de ridder. ‘En zeg tegen uw koningin dat haar geliefde haar zal beschermen, echt waar!’ Lunette riep: ‘Ook dat nog! Gaat deze ridder mij ook nog eens voor de gek houden. Houd daarmee op, lieve vriend. Matig u! Laat mij mijn weg vervolgen.’ Lunette kreeg opnieuw een huilbui. Ferguut beval haar aan in de bescherming van de heilige Allene. Hij liet haar gaan en ging naar huis.
Lunette sloeg haar muilezel in gang en liet hem lopen zo snel als hij kon. Hij bracht haar kort voor de dageraad naar Rikenstene. Galiëne lag nog altijd wakker, met woede in haar hart. Lunette ging naar haar toe, viel op haar knieën neer en zei: ‘Majesteit, bereid u voor op de dag van morgen! Ik heb geen kampvechter kunnen vinden die voor u in het krijt wil treden. Doe maar met mij wat u wilt, verbrand mij desnoods!’ Galiëne antwoordde: ‘Zo helpe mij God, wat er ook gebeure, Lunette, ik zal u geen kwaad doen. Ik weet heus wel hoezeer u zich mijn verdriet aantrekt. Ik wou dat ik dood was! Het wordt | |
[pagina 90]
| |
aant.me allemaal te veel. Ik weet ook niet wat er met mij aan de hand is. Ik ben mijn hart niet de baas. Ik kan maar één ding denken. Er leeft op deze wereld geen graaf of koning om wie mijn hart een zier geeft. Hoe erg ik dat ook vind. Ik kan degeen die ik in mijn hart draag niet vergeten. Hij zit er en blijft er zitten. Zelf begrijp ik het ook niet, want volgens mij is hij dood. Maar al leefde hij nog, misschien zou hij me niet eens herkennen? En toch houd ik van hem, Lunette, hoe zwaar het mij ook valt... Moge God hem goedgunstig gezind zijn, en hem geven wat zijn hart begeert. Ik bemin iemand die niets om mij geeft! Alles wat ik bezit heb ik in de waagschaal gesteld, en morgen zal ik mijzelf nog eerder van het leven beroven dan dat ik de koning zijn zin geef.’ Lunette sprak: ‘Zulke dingen mag u niet zeggen, lieve majesteit, en dat moet u niet doen! Een ridder, in een woud niet zo heel erg ver hiervandaan, zei mij u te zeggen dat uw geliefde u zou beschermen, en dat u zich geen zorgen moest maken!’ ‘Dat is te mooi om waar te zijn, Lunette,’ zei Galiëne. ‘Hij die mijn hart bezit, slaat in het geheel geen acht op mij. Die ridder meende dat niet serieus, hij zei het om u te troosten! Laten we maar opstaan, en ons ochtendgebed bidden. Onze Heer zij onze kampvechter. Als het Zijn wil is, dan zal Hij ons uit de nood helpen. Misschien doet Hij dat wel?’ |
|